direct naar inhoud van Artikel 3 Bedrijf
Plan: De Hoogjens 10
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0870.02BP1023hoogjens10-VA01

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - vervaardiging van gecodeerde autosleutels', een bedrijf dat gecodeerde autosleutels vervaardigd;
  • b. een bedrijf en/of het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten die staan vermeld in de categorieën 1 en 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, met daaraan ondergeschikt kantoren ten dienste van het met de bestemming beoogde gebruik, met dien verstande dat de oppervlakte van een kantoor maximaal 40% van de totale oppervlakte van het bedrijfsgebouw mag bedragen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', een bedrijfswoning;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'verkeer', uitsluitend voor wegen, straten, paden en parkeervoorzieningen;
  • e. brandblusvoorzieningen (aansluitpunt);

met de daarbij behorende:

  • f. tuinen, erven en terreinen;
  • g. wegen;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. parkeervoorzieningen en drainage;
  • j. groenvoorzieningen;
  • k. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • l. waterberging.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen, niet zijnde woningen en bijbehorende bouwwerken bij woningen, gelden de volgende regels:

  • a. Gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzienigen, zoals bepaald in 3.2.3.
  • b. Het volledige bouwvlak mag worden bebouwd.
  • c. Ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangegeven.

3.2.2 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van een bedrijfwoning gelden de volgende regels:

  • a. De bedrijfswoning is alleen toegestaan binnen het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' mag de goothoogte niet meer bedragen dan is aangegeven.
  • c. Ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangegeven.
  • d. De inhoud van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 750 m³.

3.2.3 Nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. De maximale bouwhoogte bedraagt 3 meter.
  • b. De maximale oppervlakte van een gebouw bedraagt 15 m².

3.2.4 Bijbehorende bouwwerken in de vorm van bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken in de vorm van bijgebouwen bij bedrijfwoningen gelden de volgende regels:

  • a. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter.
  • b. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 meter.
  • c. De minimale afstand tot de voorgevellijn van de woning bedraagt 3 meter.
  • d. De gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken in de vorm van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 60 m².

3.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer dan 1 meter mag bedragen.
  • b. De bouwhoogte van verlichtingsarmaturen en lichtmasten mag niet meer bedragen dan 12 meter.
  • c. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2,5 meter.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

3.4 Specifieke gebruiksregels
3.5 Algemeen

De uitbreiding van het bedrijf zoals genoemd in 3.1 sub a is pas toegestaan als binnen de bestemming 'Groen - Afschermend groen' een aarden wal met talud met daar bovenop een beplantingshaag wordt aangelegd en in stand gehouden in het kader van de landschappelijke inpassing van de gronden. De aarden wal minimaal 1,5 meter hoog te zijn. De beplantingshaag dient ten minste te bestaan uit stevige winterharde struiken die een hoogte van maximaal 4,5 meter kunnen bereiken (gemeten vanaf de aarden wal), een en ander ter beoordeling van burgemeester en wethouders.

3.6 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. wonen, behoudens in een bedrijfswoning als bedoeld in 3.1 sub c;
  • c. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG);
  • d. detailhandel;
  • e. seksinrichtingen en prostitutie;
  • f. (permanente) buitenopslag van goederen en materialen voor de voorgevellijn.

3.7 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1 ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die hoewel gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 3.1, niet in de Lijst van bedrijven wordt genoemd;

Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluid, geurproductie, stofuitworp en gevaar, waarbij tevens kan worden gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.

3.8 Wijzigingsbevoegdheid
  • a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduiding als bedoeld in 3.1 sub a te verwijderen indien de activiteit ter plaatse gedurende 3 maanden is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet.
  • b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduiding als bedoeld in 3.1 sub d te verwijderen, mits de aanduiding als bedoeld in 3.1 sub b verwijderd is.