direct naar inhoud van Artikel 1 Begrippen
Plan: ‘Beatrixhaven, Biesboschhaven en Steurgat’
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0870.01BP1032BeaBieSteu-VA01

Artikel 1 Begrippen

1.1 bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0870.01BP1032BeaBieSteu-VA01 met de bijbehorende regels en bijlage.

1.2 plan:

Het bestemmingsplan 'Beatrixhaven, Biesboschhaven en Steurgat' van de gemeente Werkendam.

1.3 aanduiding:

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 achtergevel:

Een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw die parallel of nagenoeg parallel loopt aan de voorgevel.

1.6 afmeerconstructie:

Steigers, meerpalen, bolders en andere voorzieningen die zijn bedoeld voor het afmeren van scheepvaart.

1.7 afvalverzamelsysteem:

Een bouwwerk of container, al dan niet ondergronds, welke dient voor de inzameling van afval alsmede goederen die na bewerking voor wedergebruik in aanmerking komen.

1.8 antenne-installatie:

Installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.9 archeologische waarde:

De aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit het verleden

1.10 bebouwing:

Één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.11 bedrijf:

Een inrichting of instelling, gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan-huis-gebonden beroepen daaronder niet begrepen.

1.12 bedrijfsgebouw:

Een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.

1.13 bedrijfsverzamelgebouw:

Een gebouw ten behoeve van de huisvesting van twee of meer bedrijven.

1.14 bedrijfsvloeroppervlak:

Het totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten, zoals magazijnen en overige dienstruimten.

1.15 begane grond:

De natuurlijke oppervlakte van het terrein, zonder enige kunstmatige verhoging c.q. verlaging, alsmede dat gedeelte van een gebouw dat met die oppervlakte gelijk is. Is er sprake van hoogteverschillen in het terrein, dan geldt: de hoogte van het hoogst gelegen aangrenzend maaiveld.

1.16 bestaand:

Bestaand ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.17 bedrijf:

Een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan-huis-verbonden beroepen niet daaronder begrepen.

1.18 bedrijfswoning:

Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, slechts bedoeld voor (het huishouden van) één of meer personen, wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw en/of terrein.

1.19 bed and breakfast:

Het aanbieden van recreatief nachtverblijf in de vorm van logies met ontbijt binnen bestaande woongebouwen gericht op kortdurend verblijf, niet zijnde de uitoefening van een hotel, pension of ander bedrijf. Hieronder wordt niet verstaan het overnachten, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijk of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid.

1.20 beperkt kwetsbaar object:

Objecten, niet zijnde een kwetsbaar of bijzonder kwetsbaar object bestemd voor regelmatig of vast verblijf van mensen.

1.21 bestemmingsgrens:

De grens van een bestemmingsvlak.

1.22 bestemmingsvlak:

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.23 bevoegd gezag:

Bevoegd gezag als bedoeld in artikel 2.4 Wabo.

1.24 bijbehorend bouwwerk:

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak, met uitzondering van overkappingen.

1.25 bouwen:

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.26 bouwgrens:

De grens van een bouwvlak.

1.27 bouwlaag:

Een boven peil gelegen doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, zolder, dakopbouw of setback.

1.28 bouwperceel:

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.29 bouwperceelgrens:

De grens van een bouwperceel.

1.30 bouwvlak:

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.31 bouwwerk:

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.32 bijzonder kwetsbaar object:

Een kwetsbaar object zijnde:

  • a. een gebouw met bijbehorende grond dat bestemd is voor gebruik door of verblijf van personen met lichamelijke of geestelijke beperkingen of voor het opsluiten van personen voor langere tijd, waardoor deze personen geen of gering vermogen hebben zich zelfstandig binnen korte tijd in veiligheid te brengen of bescherming te zoeken voor dreigend gevaar door het vrijkomen van een gevaarlijke stof;
  • b. een kinderdagverblijf;
  • c. een school voor basisonderwijs.
1.33 brug:

Een vaste (of beweegbare) verbinding voor het verkeer tussen twee punten die door water gescheiden zijn.

1.34 buitenopslag/open opslag:

Het opslaan, of opgeslagen houden van voorwerpen, stoffen of producten en andere materialen op de onbebouwde gronden van de bedrijfspercelen, daaronder mede begrepen de uitstalling ten verkoop, verhuur en dergelijke.

1.35 café:

Een horecabedrijf, waarin alcoholvrije en alcoholhoudende dranken worden verstrekt voor gebruik ter plaatse, al of niet in combinatie met het bereiden en verstrekken van maaltijden; de nadruk ligt echter op het verstrekken van dranken.

1.36 carport:

Een op de grond staande overkapping van een bouwlaag bij een bestaande woning of een bestaand woongebouw, die bedoeld is als een overdekte stallingsruimte voor personen-auto's, die geen eigen wanden of deuren heeft waarvan de begrenzing wordt gevormd door de woning of daarbij behorende bouwwerken en/of ondersteuningen.

1.37 coffeeshop:

Een horecabedrijf, waarin uitsluitend alcoholvrije dranken en eventueel kleine eetwaren worden verstrekt voor gebruik ter plaatse en waar softdrugs worden verstrekt voor gebruik ter plaatse of gebruik elders.

1.38 detailhandel:

Het bedrijfsmatig te koop, te huur of in lease aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, ter verhuur, ter leasing, het verkopen, het verhuren en/of leveren van goederen aan diegenen die, die goederen kopen resp. huren, voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.39 dienstverlening:

Het bedrijfsmatig verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, al dan niet door middel van een baliefunctie, met uitzondering van prostitutie, waarbij een onderscheid gemaakt kan worden in:

  • a. administratieve dienstverlening

het verlenen van diensten en/of het uitvoeren c.q. verrichten van handelingen, die een administratief karakter hebben dan wel handelingen die een administratieve voorbereiding of uitwerking behoeven, zonder een rechtstreeks contact met het publiek c.q. een baliefunctie;

  • b. publieksgerichte dienstverlening:

het verlenen van bedrijfsmatige diensten en/of het uitvoeren c.q. verrichten van bedrijfsmatige handelingen overwegend gericht aan consumenten met een rechtstreeks contact met het publiek, niet zijnde detailhandel, horeca en/of seksuele dienstverlening.

  • c. seksuele dienstverlening:

Een bedrijfsmatige activiteit gericht op het verrichten van seksuele handelingen en/of het verrichten van erotisch/pornografische vertoningen.

1.40 drijvende woning:

Ieder vaartuig of andersoortige zelfstandige constructie die zich op of in het water bevindt en die primair gebezigd wordt, bestemd is of gebruikt kan worden voor bewoning. Hieronder vallen woonschepen, woonboten, woonarken en dergelijke.

1.41 duiker:

Een gesloten constructie onder een weg, spoorweg, kade, dijk enzovoorts ten behoeve van het afvoeren van water.

1.42 erf:

Al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.

1.43 extensieve recreatie:

Die vormen van recreatie die in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving.

1.44 extensieve recreatief medegebruik:

Een gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit dagrecreatieve gebruik is toegestaan, zoals die vormen van dagrecreatie die in hoofdzaak gericht zijn op natuur- en landschapsbeleving, te weten wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, een vissteiger, een picknickplaats, of een daarmee naar de aard daarmee gelijk te stellen medegebruik, waarbij recreanten in relatief geringe aantallen mede gebruik maken van al dan niet aangelegde voorzieningen zoals wegen, paden, water en wateroevers.

1.45 evenement:

Een activiteit in de openlucht, dan wel in al dan niet tijdelijke tenten of paviljoens, gericht op het bereiken van een algemeen of besloten publiek voor informerende, educatieve, culturele en/of levensbeschouwelijke doeleinden.

1.46 gebouw:

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.47 gebruiken:

Het gebruiken, doen en laten gebruiken.

1.48 geluidgevoelige functies:

Bewoning of andere geluidgevoelige functies als bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen.

1.49 geluidgevoelige gebouwen:

Gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen.

1.50 geluidgevoelige objecten:

Geluidgevoelige gebouwen en geluidgevoelige terreinen als bedoeld in de wet geluidhinder.

1.51 geluidsgevoelige functies (in de zin van de Wet geluidhinder):

Hieronder worden verstaan: woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verpleeg-huizen, andere gezondheidszorggebouwen dan de genoemde (t.w. verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen, medische centra, poliklinieken en medische kleuterdag-verblijven), alsmede de terreinen die behoren bij de andere gezondheidszorggebouwen, voor zover deze bestemd zijn of worden gebruikt voor de in die gebouwen verleende zorg, alsmede woonwagenstandplaatsen.

1.52 geluidszone industrie:

Een geluidscontour rond een industrieterrein waarbuiten de geluidsbelasting vanwege dat terrein niet meer mag bedragen dan 50 dB(A).

1.53 geluidzoneringsplichtige inrichting:

Een inrichting, zoals genoemd in bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone als bedoeld in die wet moet worden vastgesteld.

1.54 gevellijn:

De bouwgrens die nagenoeg gelijk loopt aan de as van de weg waarin een (of meer) gevel(s) van een gebouw is (zijn) geplaatst en die is gelegen aan de weg(en) grenzende perceelsgrens.

1.55 groothandel:

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan bedrijven of instellingen, die deze goederen in een door hen gedreven onderneming aanwenden.

1.56 growshop:

Een ruimte waar substanties, voorwerpen of gegevens, die gebruikt kunnen worden voor de teelt van hennep, worden bewerkt, bewerkt, verwerkt, bedrijfsmatig te koop aangeboden, verkocht, afgeleverd, vervaardigd of voorhanden zijn.

1.57 havengerelateerde bedrijven:

Overkoepelend begrip voor alle kade- en havengebonden bedrijven, alsmede de ondersteunende bedrijven.

1.58 havengebonden bedrijven:

Bedrijven gericht op het vervoer van goederen en personen over water, alsmede scheepsbouw-, scheepsafbouw- en scheepsreparatiebedrijven.

1.59 hoofdgebouw:

Gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming en door constructie of afmeting het belangrijkst is.

1.60 horeca:

Het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren en/of logies.

1.61 horeca van categorie 1:

Een horecabedrijf dat qua exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen en waar naast overwegend niet ter plaatse bereide kleinere etenswaren en in hoofdzaak alcoholvrije drank worden verstrekt.

1.62 horeca van categorie 2:

Een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse dienen te worden genuttigd. Daaronder worden begrepen: cafetaria / snackbar, fastfood en broodjeszaak, lunchroom, ijssalon / ijswinkel, koffie en/of theeschenkerij, afhaalcentrum, eetwinkels, restaurant.

1.63 horeca van categorie 3:

Een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse dienen te worden genuttigd, alsmede (in sommige gevallen) de gelegenheid biedt tot dansen. Daaronder worden begrepen: café, bar, grand-café, eetcafé, danscafé, pubs, juice- en healthbar.

1.64 horeca van categorie 4:

Een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van nachtverblijf. Daaronder wordt begrepen: hotel, motel, pension en overige logiesverstrekkers.

1.65 horeca van categorie 5:

Een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het bieden van vermaak en ontspanning (niet zijnde een recreatieve voorziening) en/of het geven van gelegenheid tot de dansbeoefening, al dan niet met levende muziek en al dan niet met de verstrekking van dranken en kleine etenswaren. Daaronder worden begrepen: discotheek / dancing, nacht-café en een zalencentrum (met nachtvergunning).

1.66 industrieel bedrijf:

Een bedrijf, dat is gericht op het geheel of overwegend machinaal verkopen van grondstoffen en/of vervaardigen van producten (nijverheids- en productietechnische bedrijven).

1.67 jachthaven:

Een haven met daarbij behorende grond waar overwegend de gelegenheid wordt gegeven voor het aanleggen, afmeren of afgemeerd houden van recreatie- of pleziervaartuigen.

1.68 kadegebonden bedrijven:

Bedrijven die activiteiten verrichten die onlosmakelijk verbonden zijn met de afwikkeling van schepen en het daarmee verbonden personen- en vrachtverkeer en op grond van deze activiteiten direct aan kadeterrein moeten worden gesitueerd, alsmede ondersteunende bedrijven, scheepsbouw-, scheepsafbouw- en scheepsreparatiebedrijven.

1.69 kampeermiddel:

Een tent, een tentwagen, een kampeerauto, toercaravans, vouwwagens, campers of huifkarren.

Enig ander onderkomen of enig ander voertuig, gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge artikel 2.1 lid 1a van de Wabo een omgevingsvergunning voor het bouwen vereist is, een en ander voor zover genoemde onderkomens of voertuigen geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

1.70 kampeerterrein:

Terrein of plaats waarop gelegenheid wordt gegeven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf.

1.71 kantine:

Een drink- en eetgelegenheid die zich bevindt bij bedrijven, scholen, sportvoorzieningen of andere instanties en die ondergeschikt is aan en uitsluitend ten dienste staat van de hoofdfunctie.

1.72 kantoor:

Een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat door zijn indeling en inrichting kennelijk is bestemd voor het verlenen van diensten en/of het uitvoeren c.q. verrichten van handelingen, die een administratief karakter hebben dan wel handelingen die een administratieve voorbereiding of uitwerking behoeven, al dan niet in rechtstreekse aanraking met het publiek.

1.73 kantoorachtig bedrijf:

Een bedrijf met productieruimte, assemblageruimte, showroom en dergelijke, gecombineerd met een kantoorruimte als niet-zelfstandig onderdeel van het bedrijf en waarbij de kantoorruimte maximaal 30% van de bedrijfsvloeroppervlakte uitmaakt.

1.74 kwetsbaar object:
  • a. een gebouw waarbinnen zich gemiddeld meer dan 50 personen bevinden gedurende meer dan 8 uur per dag en meer dan 5 dagen van de week, gedurende een groot deel van het jaar; niet zijnde een kantoor of andersoortige gebouw dat hoort bij een externe veiligheid relevante inrichting;
  • b. één of meerdere woningen in een gebied dat de bestemming wonen heeft;
  • c. een water waar woonboten zijn toegestaan;
  • d. een winkelcentrum, waarbij de begrenzing wordt gevormd door de gebouwen waarin de winkels zijn gevestigd, voor zover dat het gedeelte betreft dat toegankelijk is voor het publiek;
  • e. gebouwen op een terrein dat specifiek bestemd is voor het concentreren van detailhandelsverkopen voor particuliere consumenten;
  • f. gebouwen met onderwijsdoeleinden, niet zijnde scholen voor basisonderwijs;
  • g. een terrein of gebouw dat bestemd is voor recreatieve of culturele doeleinden, waar zich gemiddeld grote aantallen mensen bevinden, gedurende meerdere aaneengesloten dagen of gedurende een aanmerkelijk deel van de dag als dit met regelmaat plaatsvindt gedurende een groot deel van het jaar;
  • h. objecten n.e.g. waarvan in redelijkheid is vast te stellen dat daar met regelmaat grote aantallen mensen verblijven, gedurende een aantal uren per dag tijdens een groot deel van het jaar.
1.75 ligplaats:

Waterruimte waar een schip ligt (gemeerd, geankerd, op spudpalen, vastgevaren etc.).

1.76 landschappelijke waarde:

De aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur.

1.77 loswal:

Technische voorziening op de oever bestemd voor overslag van goederen uit of in schepen.

1.78 maaiveld:

Bovenkant van het terrein dat een gebouw/bouwwerk omgeeft.

1.79 maatschappelijk:

Het uitoefenen van activiteiten gericht op sociale, maatschappelijke, educatieve en openbare dienstverlening.

1.80 maatvoeringsvlak:

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge een maatvoeringssymbool in het betreffende vlak bepaalde afmetingen, percentages, oppervlakten, hellingshoeken en/of aantallen, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn toegelaten.

1.81 milieubelasting:

De beïnvloeding van de fysieke omgeving door het veroorzaken van lawaai, stank, hinder en/of door de uitworp van schadelijk (afval-)stoffen daarin.

1.82 milieucategorie:

Een aan een bedrijfsactiviteit toegekende categorie volgens de in de bijlage bij deze regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten.

1.83 natuurlijke waarde:

De aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

1.84 nutsvoorzieningen:

Voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.

1.85 oever:

De langs een vaarweg aanwezige natuurlijke oever of aangebrachte oevervoorziening met inbegrip van de daarvoor noodzakelijke verankering.

1.86 ondergeschikte functie:

Een functie die qua omvang en uitstraling ondergesc hikt is aan een op dezelfde plaats voorkomende (hoofd)functie, maar indien dat in de bestemmingsomschrijving niet expliciet is aangegeven aan die functie niet ten dienste hoeft te staan c.q. daar functioneel mee verbonden hoeft te zijn.

1.87 ondersteunende bedrijven:

Bedrijven, geen seksinrichtingen zijnde, die blijvend gericht zijn op de dienstverlening aan kade- en havengebonden bedrijven en voor hun bedrijfseconomisch functioneren afhankelijk zijn van:

  • a. de binding met de kade- en havengebonden bedrijven, en
  • b. de nabijheid van de kade- en havengebonden bedrijven.
1.88 onderbouw:

Een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 meter boven maaiveld is gelegen.

1.89 ondergeschikt bouwdeel:

Een buiten de gevel of dakvlakken uitstekend ondergeschikt deel van een bouwwerk met uitzondering van een uitgebouwd gedeelte van een gebouw dat dient ter uitbreiding van het oppervlak.

1.90 ondergronds bouwwerk:

Een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil.

1.91 onderkomens:

Voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen woonwagens, woonschepen, caravans, stacaravans, kampeerauto's, alsook tenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van een recreatief buitenverblijf, voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken.

1.92 omgevingsvergunning:

Omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 Wabo.

1.93 openbaar gebied:

Weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.94 openbare nutsvoorziening:

Een bouwwerk dat ten dienste staat van het openbaar energietransport dan wel de telecommunicatie, zoals een schakelkast, een elektriciteitshuisje en een verdeelstation.

1.95 openbare ruimte:

Rijwegen, voet- en fietspaden, pleinen, groenvoorzieningen en water, met inbegrip van de daarbij behorende voorzieningen van algemeen nut, bermen, taluds, waterlopen en waterbouwkundige kunstwerken, ondergrondse afvalsystemen en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.

1.96 overkapping:

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde met een gesloten dak, dat niet of slechts aan één zijde is voorzien van een (bestaande) wand.

1.97 parkeervoorzieningen:

Elk al dan niet overdekte c.q. ondergrondse stallingsgelegenheid ten behoeve van gemotoriseerd verkeer:

  • a. openbare parkeerplaatsen: parkeerplaatsen die in beginsel openbaar toegankelijk zijn;
  • b. particuliere parkeerplaatsen: parkeerplaatsen die in beginsel niet openbaar toegankelijk zijn, zoals bijvoorbeeld parkeerplaatsen op eigen terrein.
1.98 parkeren:

Het laten stilstaan van een voertuig anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van passagiers of voor het onmiddellijk laden en lossen van goederen.

1.99 peil:
  • a. Voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang.
  • b. Voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte aansluitende maaiveld.
  • c. Voor gebouwen in het talud van de dijk: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de van de dijk afgekeerde zijde van het gebouw.
  • d. Indien in of op het water wordt gebouwd: het waterpeil ten opzichte van het winterpeil.
1.100 permanente bewoning:

Bewoning door een persoon, gezin of andere groep van personen van een gebouw, dan wel een gedeelte daarvan als hoofdverblijf.

1.101 plaatsgebonden risico:
  • a. op de grens van of op een plaats buiten een inrichting aanwezige kans op overlijden van een persoon die gedurende een jaar onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven als gevolg van een ongeval binnen die inrichting, waarbij deze kans is bepaald op grond van regels die daarvoor gelden als vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
  • b. op een locatie buiten een buisleiding, weg of spoorweg aanwezige kans op overlijden van een persoon die gedurende een jaar onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven als gevolg van een ongeval door getransporteerde gevaarlijke stoffen.
1.102 productie gebonden detailhandel:

Detailhandel in goederen, die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.103 prostitutie:

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.104 recreatie:

Activiteiten en mogelijkheden voor ontspanning c.q. vrijetijdsbesteding.

1.105 recreatief medegebruik:

Het medegebruik van gronden voor routegebonden recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, ruitersport en kanovaren, en voor plaatsgebonden recreatieve activiteiten, zoals voor sportvisserijen, alsmede route-ondersteunende voorzieningen, zoals picknick-, uitzicht-, rust- en informatieplaatsen, voor zover de overige functies van de gronden dit toelaten.

1.106 restaurant:

Een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstreken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken.

1.107 risicovolle inrichting:

Een inrichting die valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit risico's zware ongevallen 1999 (BRZO'99) of het Vuurwerkbesluit.

1.108 riviergebonden activiteiten:
  • a. De aanleg of wijziging van waterstaatkundige kunstwerken.
  • b. De realisatie van voorzieningen voor een betere en veilige afwikkeling van de beroeps- en recreatievaart.
  • c. De bouw of wijziging van waterkrachtcentrales.
  • d. De vestiging of uitbreiding van overslagbedrijven of het realiseren van overslagfaciliteiten, uitsluitend voor zover de activiteit gekoppeld is aan het vervoer over de rivier:
  • e. De aanleg of wijziging van scheepswerven.
  • f. De realisatie van natuur.
  • g. De uitbreiding van bestaande steenfabrieken.
  • h. De realisatie van voorzieningen die onlosmakelijk met de waterrecreatie zijn verbonden.
  • i. De winning van oppervlaktedelfstoffen.
1.109 scheepvaart:

Alle vaartuigen, met inbegrip van vaartuigen zonder waterverplaatsing, die feitelijk worden gebruikt of geschikt zijn om te worden gebruikt als middel tot verplaatsing op het water.

1.110 seksinrichting:

De voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waar in bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.111 serviceshop:

Een gebouw, of een gedeelte van een gebouw bij een benzinestation waar behalve autogerelateerde artikelen bij wijze van serviceverlening ook artikelen als bijvoorbeeld kranten, dranken, ijs, en daarmee vergelijkbare versnaperingen worden verkocht.

1.112 smartshop:

Een ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van psychotrope stoffen aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker.

1.113 sociale veiligheid:

Een ruimtelijke situatie die overzichtelijk, herkenbaar en sociaal controleerbaar is.

1.114 spudpalen:

Verticale buizenconstructie waarmee vaartuigen zich zelf kunnen vastleggen aan de bodem.

1.115 Staat van Bedrijfsactiviteiten:

De lijst van bedrijven bevattende basisinformatie voor milieuzonering, zoals die lijst is opgenomen in de bijlage behorende bij deze regels.

1.116 stedenbouwkundig beeld:

Het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's bepaalde beeld inclusief de ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde ruimte.

1.117 steiger:

Een constructie van (in de grond en/of waterbodem gefixeerde) palen en plankieren die toegang geeft tot een vaartuig.

1.118 straatmeubilair:

De op of bij de weg behorende bouwwerken, zoals verkeersgeleiders, verkeersborden, brandkranen, lichtmasten, parkeermeters, stadsplattegronden, zitbanken, bloem- en plantenbakken, papier-, glas- en andere inzamelbakken, kunstobjecten, gedenktekens, draagconstructies voor reclame alsmede telefooncellen, abri's en andere, hiermee gelijk te stellen bouwwerken.

1.119 terras:

Een plek van een horecagelegenheid waar men buiten kan zitten.

1.120 vaartuig:

Alle soorten van varende en drijvende voorwerpen welke gebezigd kunnen worden e/of ingericht zijn voor vervoer te water van personen en /of goederen waaronder mede vaartuigen dienende tot beoefening van de watersport of in gebruik ten behoeve van de sportvisserij, evenals vaartuigen dienende tot uitvoering van werkzaamheden onder in of boven water zoals baggermolens, zandbakken,vlotten en drijvende inrichtingen, elevators, dokken, sleepboten, duwboten en daarmee gelijk te stellen vaartuigen alsmede woonschepen.

1.121 vaarweg:

Elk voor het openbaar verkeer met schepen openstaand water.

1.122 verblijfsrecreatie:

Het totaal van mogelijkheden en voorzieningen om te recreëren op een bepaalde plaats waarbij recreatief nachtverblijf centraal staat.

1.123 verdieping:

Een bouwlaag die is gelegen boven de eerste bouwlaag op de begane grond.

1.124 verkeerstechnische uitrusting:

Alle bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die een functie hebben ten behoeve van een veilige en efficiënte verkeersafwikkeling, waaronder begrepen verlichtingselementen, verkeersborden, verkeerslichteninstallaties en bewegwijzeringborden en –portalen.

1.125 verkeersveiligheid:

De veiligheid voor het verkeer die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers

1.126 verblijfsrecreatie:

Het totaal van mogelijkheden en voorzieningen om te recreëren op een bepaalde plaats waarbij recreatief nachtverblijf centraal staat.

1.127 vloeroppervlakte:

Totale oppervlakte, binnenwerks gemeten, van alle ruimten op de begane grond, de verdiepingen, de zolder en aangebouwde bijbehorende bouwwerken.

1.128 voorgevel:

Gevel van een gebouw die is gelegen aan de zijde van de openbare weg en/of fiets- en voetpad en die in ruimtelijk opzicht de voorkant van het gebouw vormt.

1.129 voorgevelbouwgrens:

De lijn, waar de voorgevel van een hoofdgebouw op moet zijn georiënteerd, die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen.

1.130 voorgevellijn:

Denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.

1.131 voorkeursgrenswaarde:

De maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het besluit geluidhinder.

1.132 wachtplaats:

Een voor een specifiek doel aangewezen ligplaats die door de scheepvaart gebruikt kan worden in afwachting van een schutting of brugopening of beschikbaar komen van een loswal.

1.133 watergebonden bedrijfsmatige activiteiten:

Bedrijfsmatige activiteiten waarbij bedrijven voor de aan- en afvoer van grondstoffen, halffabricaten en/of producten in belangrijke mate gebruik maken van het transport over water.

1.134 waterhuishoudkundige voorzieningen:

Voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en/of waterkwaliteit zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.

1.135 waterpeil:

De hoogte (het niveau) van de waterspiegel gemeten naar NAP op het moment van aanvraag van de vergunning, afwijking van het bestemmingsplan of bestemmingswijziging. Dit kan betrekking hebben op zowel oppervlaktewater als grondwater.

1.136 weg:

Een voor het openbaar rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.

1.137 werkstation:

Drijvende of vaste inrichting welke gebezigd wordt om werkzaamheden uit te voeren uit te voeren aan een vaartuig in een haven.

1.138 woning/wooneenheid:

Een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.139 woonark:

Een object te water, zijnde een woonboot, niet zijnde een woonschip of woonvaartuig, dat feitelijk niet geschikt is om mee te varen en dat wordt gebruikt als of is bestemd tot woon- en/of nachtverblijf.

1.140 woonboot:

Een vaartuig, daaronder begrepen een object te water, dat hoofdzakelijk wordt gebruikt als of is bestemd tot woonverblijf van één of meer personen.

1.141 woonschip:

Een vaartuig, daaronder begrepen een object te water, zijnde een woonboot die aan romp en opbouw herkenbaar is als een van origine varend schip met een authenthieke opbouw.

1.142 woonvaartuig:

Een woonboot met een casco die herkenbaar is als een van origine varend schip, met daarop een gehele of gedeeltelijke, niet authenthieke, veelal doosvormige opbouw, die wordt gebruikt als of is bestemd tot woon- en /of nachtverblijf.