direct naar inhoud van Regels
Plan: Buitengebied Aalburg 2016
Status: vastgesteld
Plantype: beheersverordening
IMRO-idn: NL.IMRO.0738.BV8011-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

de beheersverordening Buitengebied Aalburg 2016 van de gemeente Aalburg;

1.2 projectbesluit:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0738.BV8011-VG01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 2 Toepassing ander bestemmingsplan

2.1 Toepassing

Op de onderhavige beheersverordening 'Buitengebied Aalburg 2016' zijn:

de voorschriften/regels en bijbehorende plankaart(en)/verbeelding(en) van de hierna aangegeven bestemmingsplannen, alsmede de verleende vrijstellingen/ontheffingen/afwijkingen van overeenkomstige toepassing, met inachtneming van het bepaalde in deze beheersverordening.

Besluitvlak (verbeelding)*   Bestemmingsplan van toepassing   Vastgesteld   Goedgekeurd  
bsp Buitengebied herziening 1999 en bsp Buitengebied, herziening 2009   - Buitengebied, herziening 1999, en
- Buitengebied, herziening 2009  
30 maart 2000

27 april 2010

 
7 november 2000  
bsp Wijk en Aalburg   Wijk en Aalburg   30 maart 2000   21 oktober 2000  

* Van de bestemmingsplannen zijn de voorschriften/regels en plankaarten/verbeeldingen als Bijlagen bij de regels   opgenomen.

2.2 Dubbelbestemmingen en Gebiedsaanduidingen

Op dit beheersverordening is naast het bepaalde in deze beheersverordening tevens het bepaalde in het bestemmingsplan 'Dubbelbestemmingen en Gebiedsaanduidingen' van toepassing.

2.3 Uitzondering wijzigingsbevoegdheden, vrijstellingsbepalingen en uitwerkingsregels vigerende bestemmingsplannen

Van de regels van de bestemmingsplannen als opgenomen in de tabel in lid 2.1 zijn uitgesloten:

Artikel 3 Toegevoegde, gewijzigde bepalingen

Aan de voorschriften van de in lid 2.1 genoemde bestemmingsplannen wordt toegevoegd danwel gewijzigd:

3.1 wijzigingen artikel 4 agrarisch gebied

Aan artikel 4 'Agrarisch gebied' worden de volgende bepalingen toegevoegd, gewijzigd danwel geschrapt:

Lid 1 Doeleinden :

sub a agrarische bedrijvigheid,
niet zijnde veehouderij bedrijven met uitzondering van veehouderijbedrijven zoals opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage '1 Bestaande veehouderijbedrijven'; (toegevoegd)
sub b hobbymatig houden van dieren. (toegevoegd)

Lid 2 Toegestane bouwwerken wordt toegevoegd:

met dien verstande dat voor veehouderijbedrijven zoals opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage 'bestaande veehouderijbedrijven', toename van de bestaande oppervlakte aan bedrijfsgebouwen ten behoeve van de uitoefening van de veehouderij niet is toegestaan.

lid 5 Toename oppervlakte bedrijfsgebouwen van een veehouderij (toegevoegd)

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2. om binnen het bouwvlak een toename van de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een veehouderij toe te staan, mits:

  • a. de gronden behoren bij een bestaande veehouderij zoals opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage 'bestaande veehouderijbedrijven';
  • b. maatregelen worden getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij conform de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij en Nadere regels zoals op basis van de Verordening Ruimte 2014 zijn vastgesteld;
  • c. de bebouwing inpasbaar is in de omgeving, waarbij rekening is gehouden met de volksgezondheid en de effecten op het milieu;
  • d. is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen voor de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
  • e. is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 micogram/m³;
  • f. is aangetoond dat er een zorgvuldige dialoog is gevoerd door de initiatiefnemer, gericht op het betrekken van de belangen van de directe omgeving in de planontwikkeling, voorafgaand aan de besluitvorming omtrent de omgevingsvergunning;
  • g. op gronden met de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' met behulp van de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij en Nadere regels zoals op basis van de Verordening Ruimte 2014 zijn vastgesteld is aangetoond dat het bedrijf in voldoende mate grondgebonden is.

Lid 5 'Vrijstelling tweede bedrijfswoning' (vervalt).

Lid 6 'Vrijstelling mestopslag en andere silo's buiten bouwperceel' (vervalt).

Lid 13 'Wijzigingsbevoegdheid collectieve mestopslag' (vervalt).

3.2 wijzigingen artikel 5 Agrarisch gebied met landschapswaarden

Aan artikel 5 'Agrarisch gebied met landschapswaarden' worden de volgende bepalingen toegevoegd, gewijzigd danwel geschrapt:

lid 1 Doeleinden

sub a. agrarische bedrijvigheid
met dien verstande dat de intensieve veehouderij uitsluitend is toegestaan binnen de bouwpercelen waar dat als zodanig is aangeduid agrarische bedrijvigheid, (vervalt)
niet zijnde veehouderij bedrijven met uitzondering van veehouderijbedrijven zoals opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage 'bestaande veehouderijbedrijven' en dat de intensieve veehouderij uitsluitend is toegestaan binnen de bouwpercelen waar dat als zodanig is aangeduid;

sub l. hobbymatig houden van dieren.

lid 5 Toename oppervlakte bedrijfsgebouwen van een veehouderij (toegevoegd)

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2. om binnen het bouwvlak een toename van de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een veehouderij toe te staan, mits:

  • a. de gronden behoren bij een bestaande veehouderij zoals opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage 'bestaande veehouderijbedrijven';
  • b. maatregelen worden getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij conform de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij en Nadere regels zoals op basis van de Verordening Ruimte 2014 zijn vastgesteld;
  • c. de bebouwing inpasbaar is in de omgeving, waarbij rekening is gehouden met de volksgezondheid en de effecten op het milieu;
  • d. is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen voor de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
  • e. is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 micogram/m³;
  • f. is aangetoond dat er een zorgvuldige dialoog is gevoerd door de initiatiefnemer, gericht op het betrekken van de belangen van de directe omgeving in de planontwikkeling, voorafgaand aan de besluitvorming omtrent de omgevingsvergunning;
  • g. op gronden met de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' met behulp van de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij en Nadere regels zoals op basis van de Verordening Ruimte 2014 zijn vastgesteld is aangetoond dat het bedrijf in voldoende mate grondgebonden is.

Lid 5 'Vrijstelling tweede bedrijfswoning' (vervalt).

Lid 7 'Vrijstelling mestopslag en andere silo's buiten bouwperceel' (vervalt).

Lid 13 Wijzigingsbevoegdheid verschuiving en vergroting bouwpercelen (vervalt).

Lid 14 'Wijzigingsbevoegdheid collectieve mestopslag' (vervalt).

Lid 15 'Wijzigingsbevoegdheid collectieve mestopslag' (vervalt).

Lid 16 Procedure bij wijziging (vervalt).

3.3 wijzigingen artikel 6 agrarisch gebied met landschaps- en natuurwaarden

Aan artikel 6 'Agrarisch gebied met landschaps- en natuurwaarden' worden de volgende bepalingen toegevoegd, gewijzigd danwel geschrapt:

Lid 1 Doeleinden

sub a ararische bedrijvigheid, met uitzondering van de intensieve veehouderij en veehouderijbedrijven zoals opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage 1 Bestaande veehouderijbedrijven;

sub f hobbymatig houden van dieren.

lid 3 Toegestane bouwwerken

met dien verstande dat voor veehouderijbedrijven zoals opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage 'bestaande veehouderijbedrijven', toename van de bestaande oppervlakte aan bedrijfsgebouwen ten behoeve van de uitoefening van de veehouderij niet is toegestaan. (toegevoegd)

lid 6 Toename oppervlakte bedrijfsgebouwen van een veehouderij (toegevoegd)

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2. om binnen het bouwvlak een toename van de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een veehouderij toe te staan, mits:

  • a. de gronden behoren bij een bestaande veehouderij zoals opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage 'bestaande veehouderijbedrijven';
  • b. maatregelen worden getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij conform de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij en Nadere regels zoals op basis van de Verordening Ruimte 2014 zijn vastgesteld;
  • c. de bebouwing inpasbaar is in de omgeving, waarbij rekening is gehouden met de volksgezondheid en de effecten op het milieu;
  • d. is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen voor de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
  • e. is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 micogram/m³;
  • f. is aangetoond dat er een zorgvuldige dialoog is gevoerd door de initiatiefnemer, gericht op het betrekken van de belangen van de directe omgeving in de planontwikkeling, voorafgaand aan de besluitvorming omtrent de omgevingsvergunning;
  • g. op gronden met de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' met behulp van de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij en Nadere regels zoals op basis van de Verordening Ruimte 2014 zijn vastgesteld is aangetoond dat het bedrijf in voldoende mate grondgebonden is.

Lid 6 'Vrijstelling tweede bedrijfswoning' (vervalt).

Lid 10 'Wijzigingsbevoegdheid verschuiving en vergroting bouwpercelen' (vervalt).

Lid 11 Procedure bij wijziging (vervalt).

3.4 wijziging artikel 28 Gebruik van gronden en bouwwerken

Lid 2 Vormen van verboden gebruik :

sub e. mestbewerking is niet toegestaan; (toegevoegd)

sub f. het gebruik van gronden, gebouwen en/of overkappingen waarbij een toename plaatsvindt van de stikstofemissie (de stikstofemissie zoals aanwezig op het tijdstip van vaststelling van het plan) als gevolg van een wijziging van dieraantallen, diersoorten en/of stalsystemen vanaf het betreffende agrarische bedrijf of de betreffende gronden. (toegevoegd)

lid 9 Afwijken van de gebruiksregels (toegevoegd)

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 28 lid 2 onder f, wanneer het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van de wijziging en/ of uitbreiding van de bestaande veestapel (of wijziging van het bestaande stalsysteem) en/of ten behoeve van de oprichting en/ of wijziging en/ of uitbreiding van mestplaten, mestsilo's en mest- en/ of organische (bij)productvestiging, een stikstofdepositie veroorzaakt op voor stikstof gevoelige habitats in een Natura 2000 gebied die afzonderlijk en, in geval het project of de handeling betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, derde lid van de Wet milieubeheer, in cumulatie met andere projecten of handelingen met betrekking tot dezelfde inrichting in de periode waarvoor het Programma Aanpak Stikstof geldt, op grond van artikel 19 km, eerste lid Natuurbeschermingswet 1998 mogelijk is.

Voordat burgemeester en wethouders de afwijking verlenen vragen zij het bevoegd gezag Nb-wet om advies. De adviesaanvraag zal in ieder geval betrekking hebben op de vraag of de handeling die het betreft past binnen de beleidskaders die het betrokken bevoegd gezag hiertoe heeft vastgesteld binnen het Programma Aanpak Stikstof en op de vraag of er nog voldoende ontwikkelruimte beschikbaar is binnen het Programma Aanpak Stikstof.

3.5 Artikel 30 wijzigingsbevoegheden (vervalt)

Geheel artikel 30 'wijzigingsbevoegdheden' komt te vervallen.

3.6 Artikel 9 Agrarisch kernrandgebied (BP Wijk en Aalburg)

Aan lid A Doeleindenomschrijving wordt toegevoegd: en het hobbymatig houden van dieren.

3.7 Artikel 10 Agrarisch bouwblok (BP Wijk en Aalburg)

Aan lid A Doeleindenomschrijving wordt toegevoegd: , en het hobbymatig houden van dieren.

3.8 Artikel 11 Agrarisch gebied met landschaps- en natuurwaarden (BP Wijk en Aalburg)

Aan lid A Doeleindenomschrijving wordt toegevoegd:

- het hobbymatig houden van dieren.

Hoofdstuk 3 Overgangs- en slotregels

Artikel 4 Overgangsrecht

4.1 Bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
4.2 Gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 5 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van de beheersverordening Buitengebied Aalburg 2016.