direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Genderen
Status: vastgesteld
Plantype: beheersverordening
IMRO-idn: NL.IMRO.0738.BV4001-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

De gemeente Aalburg heeft op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) de verplichting het planolog

isch-juridisch regime voor haar grondgebied actueel te houden. In de Wet ruimtelijke ordening wordt voorgeschreven dat bestemmingsplannen niet ouder mogen zijn dan 10 jaar. Op grond van het bepaalde in artikel 3.4 van de Wet ruimtelijke ordening is de gemeenteraad van Aalburg in principe verplicht om bestemmingsplannen ten minste éénmaal in de tien jaar te herzien als men leges wil kunnen blijven vorderen.
De geldende bestemmingsplannen voor het gebied 'Genderen' zijn verouderd en aan vernieuwing toe. Om te kunnen voldoen aan de wettelijke eisen met betrekking tot actuele bestemmingsplannen is herziening van de betreffende bestemmingsplannen noodzakelijk.

Om over een actueel planologisch-juridisch regime te beschikken, is als alternatief voor het bestemmingsplan de toepassing van het instrument ‘beheersverordening’ mogelijk (artikel 3.38 Wro).
Door middel van de beheersverordening worden de geldende bestemmingsplannen van toepassing verklaard. Dit, in combinatie met de korte procedure (zie paragraaf 1.3, maakt dat op zo kort mogelijke termijn voor het volledige grondgebied van Veen sprake is van een nieuw planologisch-juridisch regime.

De beheersverordening voor Genderen krijgt een tijdelijk karakter. De beheersverordening zal namelijk gevolgd worden door een reguliere bestemmingsplanherziening, zodat het besluitgebied van een nieuw actueel bestemmingsplan wordt voorzien.

1.2 Ligging en begrenzing besluitgebied

De beheersverordening heeft betrekking op de Kom Genderen, met uitzondering van de gebieden met een actueel bestemmingsplann. Dit zijn:

  • 1. Herziening Hoofdstraat 92, Genderen;
  • 2. Dodesteeg 1, Wijk en Aalburg

In de navolgende afbeelding wordt een overzicht en begrenzing getoond van het besluitgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0738.BV4001-VG01_0001.jpg"

Afbeelding - ligging en begrenzing besluitgebied

1.3 Achtergronden beheersverordening

Ingevolge artikel 3.38 Wro is het mogelijk om in plaats van een bestemmingsplan een beheersverordening vast te stellen. Lid 1 van dit artikel luidt als volgt:
‘Onverminderd de gevallen waarin bij of krachtens wettelijk voorschrift een bestemmingsplan is vereist, kan de gemeenteraad in afwijking van artikel 3.1 voor die delen van het grondgebied van de gemeente waar geen ruimtelijke ontwikkeling wordt voorzien, in plaats van een bestemmingsplan een beheersverordening vaststellen waarin het beheer van dat gebied overeenkomstig het bestaande gebruik wordt geregeld. De kennisgeving van een besluit tot vaststelling van een beheersverordening geschiedt tevens langs elektronische weg.'

Twee sleutelbegrippen
Twee begrippen zijn hierbij van belang. Het eerste is het begrip ‘ruimtelijke ontwikkeling’, nu de beheersverordening kan worden ingezet wanneer in het betrokken gebied geen ruimtelijke ontwikkelingen worden voorzien. Wat precies verstaan moet worden onder ‘ruimtelijke ontwikkeling’ wordt in de Wro niet duidelijk gemaakt. Duidelijk is dat een bepaalde mate van ruimtelijke ontwikkeling mogelijk geacht moet worden. De Minister van (toen nog) VROM heeft aangegeven dat het gaat om ruimtelijke relevante veranderingen in het planologisch toegestane gebruik van gronden, opstallen alsmede bouwkundige wijzigingen van bouwwerken die betrekking hebben op de periode na het vaststellen van de beheersverordening. Dat er toch wel iets mag, blijkt ook uit het feit, dat de beheersverordening een toetsingsgrond vormt voor aanvragen voor een omgevingsvergunning.

Er is over het algemeen sprake van ruimtelijke ontwikkelingen, voor zover dat initiatief voldoende concreet is, tijdig kenbaar is gemaakt en ten tijde van de vaststelling van het plan op basis van de op dat moment bekende gegevens de ruimtelijke aanvaardbaarheid daarvan kan worden beoordeeld. Van dergelijke ontwikkelingen is op het moment van vaststelling van de beheersverordening geen sprake. Hieronder worden de verzoeken/wensen geschaard van het gebied die binnen de Visie Polstraat vallen. De haalbaarheid van deze verzoeken is afhankelijk van vele factoren waar buiten de gemeente ook andere partijen bij zijn betrokken, zoals de provincie en het waterschap. Daarnaast is het ook afhankelijk van de relatie die bewoners onderling hebben.

Het tweede begrip is het begrip ‘bestaand gebruik’. Ook ten aanzien van dit begrip heeft de Minister gedurende de parlementaire behandeling een en ander uitgelegd. Het begrip ‘bestaand gebruik‘ kan op twee manieren worden gedefinieerd: bestaand gebruik in enge zin en in ruime zin:

  • 'Bestaand gebruik' in enge zin is het gebruik dat feitelijk bestaand is op het moment van het vaststellen van de beheersverordening. Dit geldt zowel voor het gebruik van gronden en opstallen als van de aanwezige bouwwerken. Het feitelijk bestaand gebruik van gronden en van opstallen en de aanwezige gebouwen moet worden geïnventariseerd en vastgelegd. Bij het gebruik gaat het dan niet alleen om specifieke vormen van gebruik, maar meer om algemene functies. Zo gaat het bijvoorbeeld niet om een garagebedrijf, maar om een bedrijf uit een bepaalde milieucategorie.
  • Bij 'bestaand gebruik' in ruime zin gaat het niet om de feitelijk bestaande situatie, maar om het toegestane gebruik op basis van het geldende bestemmingsplan. Al het in het geldende bestemmingsplan toegelaten gebruik en al de op basis van het bestemmingsplan toegestane bouwwerken worden in deze uitleg als bestaand beschouwd. Het gaat hier dus om wat op basis van het geldende bestemmingsplan is toegestaan. Dus ook de ontwikkelingen die wel zijn toegestaan, maar nog niet gerealiseerd.

Een gemeente is vrij om te kiezen wat zij onder ‘bestaand’ verstaat. Dit kan per gebied verschillen, in die zin dat voor het een gebied gekozen wordt voor de feitelijk bestaande situatie en in een ander gebied voor het gebruik in ruime zin overeenkomstig het geldende bestemmingsplan. Ook binnen een gebied kan worden gedifferentieerd.

Differentiatie binnen het besluitgebied
Voor de voorliggende beheersverordening 'Genderen' wordt op de volgende manier gedifferentieerd uitgegaan van de bestaande situatie in ruime zin. Hier wordt tijdelijk uitgegaan van het toegestane gebruik op basis van de nu nog geldende bestemmingsplannen (zie paragraaf 1.4).

Juridische procedure
In de Wet ruimtelijk ordening is geen specifieke voorbereidingsprocedure voor de beheersverordening opgenomen. De procedure tot vaststelling van een beheersverordening kan hierdoor eenvoudiger en korter worden vormgegeven dan de vaststelling van een bestemmingsplan. De bevoegdheid tot vaststelling van een beheersverordening ligt op basis van artikel 3.38 eerste lid Wro bij de gemeenteraad.

Het vaststellen van een beheersverordening is een besluit tot vaststelling van algemeen verbindende voorschriften. Op een dergelijk besluit is hoofdstuk 3 Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing, met dien verstande dat afdeling 3.2. Awb ingevolge art. 3:1 lid 1 Awb alleen van toepassing is voor zover de aard van de algemeen verbindende voorschriften zich niet tegen toepassing van de in die afdeling opgenomen voorschriften betreffende zorgvuldigheid en belangenafweging verzetten.

Tegen het besluit tot vaststellen van een beheersverordening kan geen bezwaar of beroep worden aangetekend. De beheersverordening moet conform artikel 139 Gemeentewet bekend worden gemaakt.

De officiële publicatie van de vaststelling van de beheersverordening wordt in Het Kontakt en op de gemeentelijke website gepubliceerd. Daarnaast is het te raadplegen via ruimtelijkeplannen.nl.

Geen inspraak
Omdat in de Wro geen bijzondere voorbereidingsprocedure voor de beheersverordening is vastgelegd, kan een gemeente zelf invulling geven aan deze voorbereidingsprocedure. De gemeentelijke inspraakverordening is hiervoor in de meeste gevallen leidend.
Op basis van de gemeentelijke inspraakverordening van de gemeente Aalburg heeft de gemeente geen verplichting tot inspraak bij een beheersverordening. Vanwege het sterk conserverende karakter van de beheersverordening is besloten om af te zien van inspraak.

1.4 Geldende bestemmingsplannen

Voor het besluitgebied zijn de volgende bestemmingsplannen van kracht:

Bestemmingsplan   Vastgesteld  
Genderen   26 oktober 2000  
Genderen 1e herziening   30 juni 2005  

Sectorplan 'Dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen'

Voor de gemeente Aalburg is het bestemmingsplan 'Dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen' (hierna Sectorplan) opgesteld. Het Sectorplan geeft een regeling voor die onderwerpen die in aanmerking komen voor dubbelbestemming en/of gebiedsaanduiding. Denk hierbij aan archeologie, (gas)leidingen, molenbiotopen, veiligheidszones bij dijken, bebouwingsvrije zones bij watergangen. Al deze aspecten zijn in één bestemmingsplan voor het gehele gemeentelijke grondgebied geregeld. Dit bestemmingsplan blijft naast voorliggend beheersverordening gelden. Voor onderhavig beheersverordening is er geen dubbelbestemming of gebiedsaanduiding van toepassing.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

Het besluitgebied omvat het dorp Genderen (gemeente Aalburg). Het kerkdorp Genderen is gelegen in het zuidoosten van het Land van Heusden en Altena en telt 1.726 inwoners (per 1 januari 2011). Bebouwingsontwikkkelingen hebben voornamelijk binnen de bestaande structuur van het dorp plaatsgevonden, waardoor de oude structuur van Genderen behouden is gebleven. De van oudsher sterke mening van wonen en werken vormt een wezenlijk onderdeel van de karakteristiek van Genderen.

Genderen is een esdorp dat waarschijnlijk aan het eind van de 11e eeuw is ontstaan. Kenmerkend is het onregelmatige wegenpatroon. Na de St. Elizabethsvloed van 1421 bleven er in het gebied rond Genderen problemen met de controle van het water. Deze werden veroorzaakt door de getijdenstroom van de Biesbosch en het samenstromen van Maas en Waal bij Woudrichem. Pas bij het scheiden van Maas en Waal en met het graven van de Bergsche Maas in 1896 werd het waterprobleem grotendeels opgelost.

De Oude Wetering die in vroeger tijden in noord-zuid richting door het dorp liep, is verdwenen. Het oude stratenpatroon van Genderen is nog wel volledig in tact. Uitbreiding heeft voornamelijk in westelijke richting plaatsgevonden vanaf de Oegemastraat tot aan de Doeverensestraat. Verder is er vanaf eind 19e eeuw een sterke verdichting van de bebouwing opgetreden. Historische boerderijen en oude karakteristieke panden worden nu afgewisseld door nieuwe vrijstaande of twee-onder-één-kap woningen. De karakteristiek is echter onveranderd. Het min of meer organische karakter van Genderen heeft geresulteerd in de sterk wisselende afstanden van de rooilijnen tot de weg en tussen de gebouwen onderling en grote verschillen in kavelgrootte.

De bebouwingsdichtheden in Genderen verschillen: de nieuwbouw woningen in het westen van Genderen staan over het algemeen op kleinere kavels dan de woningen in het oudere oosten. De bebouwing in Genderen is klein van schaal. Uitzonderingen hierop vormen de grootschalige bedrijfsbebouwing ten noorden van de Hoofdstraat en aan de Meerhoek. Daarnaast zijn er in de kern enkele grootschaligere bouwblokken te vinden.

In Genderen is geen sprake van een duidelijke groen- en waterstructuur. Sommige straten zijn voorzien van een ruime groene berm maar deze stroken lopen niet zodanig door het dorp dat er gesproken kan worden van een duidelijke groenstructuur. Water komt vooral voor in de vorm van kleine slootjes. In het westen van de kern zijn de meeste openbare groengebieden aanwezig. Hier zijn twee speelgebieden, een ruim grasveld en een moestuingebied.

Genderen is goed ontsloten door de Nieuwe Steeg, Doeverensestraat, Hoofdstraat, Kelderstraat en de Genderensedijk. Deze laatste twee straten komen uit op de Provincialeweg-Zuid die Genderen verbindt met de A27 en de N267. In het dorp functioneert de Hoofdstraat als de interne dorpsontsluitingsweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0738.BV4001-VG01_0002.jpg"

Afbeelding - ligging besluitgebied

Hoofdstuk 3 Uitvoeringsaspecten

Bij het opstellen van de beheersverordening dient rekening te worden gehouden met aspecten uit de omgeving die invloed uitoefenen op het besluitgebied. Daarnaast kan ook het besluitgebied invloed uitoefenen op de in de omgeving aanwezige waarden.

3.1 Bodem

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient een bodemanalyse te worden verricht met het oog op de beoordeling van de realiseerbaarheid van bepaalde bestemmingen of bestemmingwijzigingen.
Aangezien voorliggend beheersverordening conserverend van aard is en er geen nieuwe ontwikkelingen in het besluitgebied mogelijk worden gemaakt, hoeft in het kader van deze beheersverordening geen onderzoek verricht te worden.

Wanneer in de toekomst sprake is van de aanvraag van een vergunning voor bouwen, afwijking van de beheersverordening, of bij uitgifte/aan- en verkoop van percelen door de gemeente is bodemonderzoek noodzakelijk. Bodemonderzoek moet in deze gevallen aantonen dat de bodem geschikt is voor het realiseren van een gewenst project. Dat wil zeggen dat uit onderzoek moet blijken dat er geen verontreiniging aanwezig is, dat de eventueel aanwezige verontreiniging niet schadelijk is voor de omgeving, of welke maatregelen er nodig zijn om de bodem geschikt te maken om de uitbreiding te realiseren.

Nader bodemonderzoek is in het kader van deze beheersverordening niet nodig.

3.2 Waterparagraaf

Het gebied van de beheersverordening valt onder het Waterschap Rivierenland. Zij geven advies of er in het kader van het vaststellen van ruimtelijke plannen extra toetsing nodig is. Voor ruimtelijke plannen is de website www.dewatertoets.nl ontwikkeld. Op deze site is de toets uitgevoerd. Advies luidt als volgt.

Wateradvies Geen Waterschapsbelang

Op grond van het Besluit Ruimtelijke Ordening moet in de toelichting van ruimtelijke plannen een waterparagraaf worden opgenomen. Hierin wordt beschreven hoe rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de taken en belangen van het waterschap. De watertoets voor dit plan heeft plaatsgevonden via de Digitale Watertoets van waterschap Rivierenland.

Uit de gegevens die u heeft ingevoerd volgt dat het plan uitsluitend een functieverandering van bestaande bebouwing betreft. Er vindt geen aanpassing van bebouwing of ruimte plaats. Waterschap Rivierenland heeft geen bezwaar tegen dit plan. Het plan hoeft in het kader van de watertoets niet meer voorgelegd te worden aan Waterschap Rivierenland.  

De beheersverordening is conserverend van aard. De beheersverordening maakt geen nieuwe ontwikkelingen of functiewijzigingen mogelijk die een bedreiging zouden kunnen vormen voor de bestaande waterhuishouding.

3.3 Geluid

Conform de Wet geluidhinder (Wgh) is het noodzakelijk akoestisch onderzoek te doen als nieuwe geluidsgevoelige bebouwing (zoals woningen, scholen, ziekenhuizen en verpleeghuizen) of bij een uitbreiding van dergelijke bestemmingen binnen de geluidszone van een weg worden gesitueerd.

Wegverkeerlawaai
De beheersverordening is conserverend van aard. Binnen het besluitgebied worden geen nieuwe geluidgevoelige objecten mogelijk gemaakt. Daarom is onderzoek naar wegverkeerslawaai niet nodig.

Railverkeerlawaai
Het besluitgebied valt niet binnen een geluidszone als gevolg van railverkeerlawaai.

Industrielawaai
Het besluitgebied valt niet binnen een geluidszone als gevolg van industrielawaai.

3.4 Luchtkwaliteit

Sinds 2007 is de nieuwe Wet luchtkwaliteit in werking getreden. In deze wet zijn grenswaarden opgenomen die bindend zijn voor de overheid. In de wet wordt aangegeven dat bij uitoefening van bestuurlijke bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit ten aanzien van een bepaalde luchtverontreinigende stof, de betreffende grenswaarden in acht moeten worden genomen. Omdat grenswaarden bindend zijn, stellen ze beperkingen aan activiteiten waardoor overschrijding van de grenswaarden voor de buitenluchtkwaliteit geldt. De grenswaarden moeten derhalve worden betrokken bij de ruimtelijke planvorming.

Bij ministeriële regeling (de regeling Niet in betekenende mate bijdragen) zijn categorieën van gevallen aangewezen, waarin (onder andere) het vaststellen van een bestemmingsplan/beheersverordening in ieder geval niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Wanneer een ontwikkeling valt onder de categorieën van deze gevallen is het niet noodzakelijk luchtkwaliteitsonderzoek uit te voeren.

De beheersverordening maakt geen ontwikkelingen mogelijk die dermate negatieve gevolgen hebben voor de luchtkwaliteit dat de grenswaarden worden overschreden. Onderzoek naar luchtkwaliteit is derhalve niet noodzakelijk.

3.5 Externe veiligheid

In het kader van de nieuwe ruimtelijke plannen dient een inventarisatie van mogelijke risicobronnen (zowel bedrijven als transport van gevaarlijke stoffen) plaats te vinden en dient bepaald te worden wat de gevolgen/consequenties van de aanwezigheid van mogelijke risicobronnen zijn, zowel voor het plaatsgebonden risico als het groepsrisico.

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor en water;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen via leidingen.


Op de provinciale risicokaart zijn de risico's opgenomen, die bij een ongeval mogelijk meerdere slachtoffers maken. Op de kaart is te zien of er gebouwen in een risicocontour staan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0738.BV4001-VG01_0003.png"

bron: risicokaart Noord-Brabant

Risicovolle activiteiten

Uit de Risicokaart van de Provincie Noord-Brabant blijkt dat er geen 10-6 risicocontour ligt binnen het besluitgebied. Daarnaast maakt de beheersverordening geen ontwikkelingen mogelijk waarmee het aantal aanwezige personen in het gebied stijgt, zodat er geen sprake is van een toename van het groepsrisico. Derhalve zijn er met betrekking tot externe veiligheid geen belemmeringen.

3.6 Flora en Fauna

Binnen de bescherming van de natuur in Nederland wordt onderscheid gemaakt tussen bescherming van gebieden en van soorten.

3.6.1 Gebiedsbescherming

De bescherming van gebieden is geregeld via de Natuurbeschermingswet 1998 of via bestemmingsplannen van de gemeenten. De Natuurbeschermingswet bepaalt wat er wel en niet mag in de beschermde natuurgebieden. Activiteiten die mogelijk negatieve gevolgen kunnen hebben voor de natuurwaarden mogen niet plaatsvinden zonder vergunning. Verder is iedereen verplicht zorgvuldig om te gaan met natuurgebieden, de zogenaamde zorgplicht.

Het besluitgebied is niet aangewezen als Natura 2000-gebied. Het besluitgebied grenst aan de Ecologische Hoofdstructuur die in gelegen langs de dijken van en in Bergsche Maas.

De beheersverordening maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk, zodat er geen negatieve gevolgen zijn te verwachten voor de in de omgeving liggende waardevolle natuurgebieden.

3.6.2 Soortenbescherming

De Flora- en Faunawet beschermt een groot aantal in het wild levende planten- en diersoorten, ook buiten beschermde natuurgebieden. De wet verbiedt diverse handelingen die kunnen leiden tot schade aan (populaties of individuen van) beschermde soorten (algemene verbodsbepalingen).

Wanneer de beheersverordening handelingen mogelijk maakt die beschermde planten en dieren kunnen bedreigen, is het verplicht om vooraf te toetsen of deze plannen kunnen leiden tot overtreding van algemene verbodsbepalingen. Wanneer dit het geval dreigt te zijn, moet onderzocht worden of er maatregelen genomen kunnen worden om dit te voorkomen, indien dit niet mogelijk is dienen de gevolgen voor beschermde soorten zoveel mogelijk beperkt te worden.

De beheersverordening maakt geen directe ontwikkelingen mogelijk die kunnen leiden tot hinder of beschadiging van eventuele aanwezige natuurwaarden.

3.7 Archeologie en cultuurhistorie

De gemeente Aalburg heeft beleid vastgesteld met betrekking tot archeologie en cultuurhistorie in de vorm van een Nota archeologie met bijbehorende kaart en Erfgoedverordening.

Voor de gemeente Aalburg is het bestemmingsplan 'Dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen' (Sectorplan) opgesteld. Hierin wordt voor het gehele grondgebied van de gemeente de archeologische en cultuurhistorische bescherming geregeld.

Door middel van aanduidingen wordt er onderscheid gemaakt tussen de verschillende archeologische waarden. In de planregels van het Sectorplan zijn regels opgenomen voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die schadelijk kunnen zijn voor de (verwachte) archeologische waarde.

Op ruimtelijkeplannen.nl is het Sectorplan Dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen te raadplegen.

3.8 Milieuhinder bedrijvigheid

Algemeen

Vanuit milieuoogpunt kan een bepaalde afstand tussen een milieubelastende activiteit en een milieugevoelig object noodzakelijk zijn. Deze afstand dient dan bijvoorbeeld om ter plaatse van een kwetsbaar object, zoals woningen, een aanvaardbaar geur-, geluid of veiligheidsniveau te realiseren. Deze afstand wordt een milieuzonering genoemd. Een milieuzonering vormt het indirecte ruimtegebruik van een milieubelastende activiteit.

In de uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' van de Vereniging Nederlandse Gemeenten zijn richtafstanden opgenomen, waarmee rekening moet worden gehouden ten opzichte van gevoelige functies.

Regelgeving

Ten behoeve van milieuzonering is door de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) een bedrijvenlijst opgesteld, waarin bedrijven op hun milieueffecten zijn gecategoriseerd. Afhankelijk van de mate waarin de in deze lijst opgenomen bedrijven milieuhinder kunnen veroorzaken (uitgaande van de gemiddelde bedrijfssituatie), kent de lijst aan de bedrijven een categorie toe. Naarmate de milieuhinder toeneemt, loopt de categorie op van 1 tot en met 5.3, met bijbehorende minimale afstanden tot de woongebieden. In de uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' is per bedrijfstype een globale indicatie gegeven van het invloedsgebied voor de aspecten geur, stof, geluid en gevaar. Op basis van het aspect met de grootste afstand zijn de bedrijven in de volgende categorieën ingedeeld:

  • Categorie 1: grootste afstand 10 meter;
  • Categorie 2: grootste afstand 30 meter;
  • Categorie 3.1: grootste afstand 50 meter;
  • Categorie 3.2: grootste afstand 100 meter;
  • Categorie 4.1: grootste afstand 200 meter;
  • Categorie 4.2: grootste afstand 300 meter;
  • Categorie 5.1: grootste afstand 500 meter;
  • Categorie 5.2: grootste afstand 700 meter.
  • Categorie 5.3: grootste afstand 1000 meter.


De afstanden gelden in principe tussen de perceelsgrens van het bedrijf (bij een gangbare perceelsgrootte en -indeling) en anderzijds de gevel van een woning. De afstanden in bovengenoemde uitgaven moeten als indicatief gezien worden. Doordat de omvang van bedrijven kan verschillen en omdat bedrijven maatregelen kunnen nemen om de invloed te beperken kan de invloedssfeer in werkelijkheid afwijken van bovengenoemde afstanden. De uiteindelijke afstemming tussen de hinder van het bedrijf en de omgeving wordt geregeld in het kader van de Wet milieubeheer.

Zoals uit de bedrijvenlijst in het bestemmingsplan Genderen blijkt, bevinden zich in het besluitgebied diverse inrichtingen variërend van milieucategorie 1 t/m milieucategorie 4. In het woongebied is maximaal categorie 2 toegestaan. Op een aantal percelen is milieucategorie 3 toegestaan. Deze locaties zijn aangeduid. Daarnaast is een locatie waar kunststofverwerkende activiteiten in categorie 4 worden uitgeoefend. Deze locatie is ook specifiek aangeduid op de kaart. Inrichtingen uit categorie 1 en 2 worden binnen een woonomgeving aanvaardbaar geacht, aangezien de hinder voor de omgeving minimaal is. De aanwezige inrichtingen leiden naar verwachting niet tot onacceptabele situaties binnen het besluitgebied.
De inrichtingen uit de zwaardere milieucategorieën zijn over het algemeen gelegen op wat grotere afstand van het woongebied. De betreffende bedrijven worden in die omgeving aanvaardbaar geacht.

De beheersverordening maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk, anders dan de ontwikkelingen die op basis van de geldende bestemmingsplannen binnen de ter plaatse geldende bedrijfsbestemming mogelijk zijn. In het bestemmingsplann Genderen is in de bedrijvenbestemming een milieuzonering opgenomen. Daar wordt in de beheersverordening opnieuw van uitgegaan.

3.9 Kabels en leidingen

Binnen het besluitgebied liggen geen kabels of leidingen die restricties opleggen aan het gebruik van gronden in hun directe nabijheid.

Hoofdstuk 4 Toelichting op de regels

4.1 Algemene juridische opzet

De beheersverordening voor Genderen is vervat in planregels, een verbeelding en een toelichting.

In de planregels zijn de voorschriften uit de geldende bestemmingsplannen opnieuw van toepassing verklaard. Op de verbeelding wordt aangegeven waar welk bestemmingsplan (en daarmee welke bestemming) van toepassing is verklaard. Eveneens is op de verbeelding de exacte omvang en ligging van het besluitgebied vastgelegd.
De planregels en verbeelding vormen samen het juridisch bindende deel van de beheersverordening.

Een analoge versie van de kaart is als bijlage 1 bij de (digitale versie van de) toelichting gevoegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0738.BV4001-VG01_0004.jpg"

Afbeelding - analoge kaart van de beheersverordening

Opbouw regels
De regels behorende bij onderhavig bestemmingsplan zijn gebaseerd op de gemeentelijke standaard. De regels zijn als volgt gestructureerd:

  • hoofdstuk 1 van de regels geeft de algemene bepalingen weer. Het betreft de begripsbepalingen (artikel 1), waarin de in het plan voorkomende begrippen worden gedefinieerd;
  • in hoofdstuk 2 is 'de van overige toepassing verklaring' van de geldende bestemmingsplannen geregeld;
  • hoofdstuk 3 van de regels heeft betrekking op het overgangsrecht en de slotbepaling.

4.2 Besluitvlakken

4.2.1 Toepassing ander bestemmingsplan

In de planregels van de beheersverordening zijn de vigerende voorschriften of planregels van de vigerende bestemmingsplannen opnieuw van toepassing verklaard. Dit geldt ook voor de verleende vrijstellingen/ontheffingen/afwijkingen en voor wijzigingsplannen op basis van een wijzigingsbevoegdheid in de onderhavige bestemmingsplannen. Alle bestemmingen zijn daarmee nog steeds vigerend. De plankaarten en voorschriften van de geldende plannen zijn als bijlagen bij de planregels opgenomen.

Het 'Sectorplan' waarin gemeentebreed de dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen zijn geregeld wordt in dit artikel eveneens van toepassing verklaard op het besluitgebied.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Financiële uitvoerbaarheid

Bij het opstellen van een nieuw ruimtelijk plan, zoals een beheersverordening, dient op grond van artikel 3.1.6 lid 1 sub f van het Besluit ruimtelijke ordening onderzoek plaats te vinden naar de economische uitvoerbaarheid van het plan.

Bestaande bouw- en uitbreidingsmogelijkheden uit geldende bestemmingsplannen vallen niet onder de verplichting tot kostenverhaal. Omdat de beheersverordening alleen de bestaande (feitelijke en/of juridische) situatie vastlegt en er dus géén sprake is van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen die niet ook al mogelijk waren volgens de geldende bestemmingsplannen is er geen noodzaak tot het opstellen van een exploitatieplan.

5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

De beheersverordening wordt door de gemeenteraad vastgesteld zonder mogelijkheden voor inspraak en zienswijzen. De gemeenteraad heeft beleidsvrijheid om de keuze te maken voor een beheersverordening in plaats van een bestemmingsplan.

In de beheersverordening wordt enkel de huidige feitelijke en/of juridische situatie vastgelegd totdat het nieuwe bestemmingsplan gereed is. De beheersverordening zal binnen afzienbare termijn worden opgevolgd door een of meer nieuwe bestemmingsplannen. De bestemmingsplannen doorlopen wel de reguliere procedure tot vaststelling door de gemeenteraad (inclusief de mogelijkheden voor vooroverleg, inspraak en zienswijzen).

Omdat de feitelijke en/of juridisch-planologische situatie niet wijzigt en de beheersverordening slechts tijdelijk is, wordt er voor de beheersverordening geen inspraakprocedure doorlopen. Bij de bestemmingsplanprocedure is eenieder uiteraard wel in de gelegenheid inspraak te plegen.