Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Wijksestraat 27 te Wijk en Aalburg
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0738.BP8001-VG01

Regels

1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand
NL.IMRO.0738.BP8001-VG01 met de bijbehorende regels.
 
1.2 plan
het bestemmingsplan "Wijksestraat 27 te Wijk en Aalburg" van de gemeente Aalburg.
 
1.3 aan huis verbonden bedrijf
een bedrijf dat in (een gedeelte van ) een woning wordt uitgeoefend en dat is gericht op het vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten, door de gebruiker van de woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is en niet zwaarder is dan een categorie 1 bedrijf als opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten.
 
1.4 aan huis verbonden beroep
een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend door de gebruiker, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is waarbij beperkte detailhandel via internet mede is toegestaan.
 
1.5 aanbouw
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat qua vorm, ligging en omvang ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
 
1.6 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
1.7 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
1.8 achtererfgebied
een erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant, van het hoofdgebouw.
 
1.9 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
een vergunning als bedoeld in artikel 3.16 van de Wet ruimtelijke ordening;
 
1.10 afhankelijke woonruimte
een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning van de mantelzorger en waarin de zorgbehoevende uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.
 
1.11 afwijken
afwijken als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 sub c van de Wet ruimtelijke ordening.
 
1.12 agrarische bedrijvigheid
bedrijvigheid, geheel of overwegend gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen van producten door het telen van gewassen en/of het houden van dieren waarbij een ruimtelijk functionele relatie met de omliggende gronden aanwezig is en noodzakelijk voor de bedrijfsvoering;
 
1.13 antenne-installatie
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie
 
1.14 antennedrager
antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
 
1.15 archeologische en/of cultuurhistorische verwachtingwaarde
de aan een gebied toegekende verwachting in verband me de kans op het voorkomen van archeologische relicten;
 
1.16archeologische en/of cultuurhistorische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met het voorkomen van archeologische relicten;
 
1.17 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
 
1.18 bed en breakfast
een kleinschalige vorm van logiesaccommodatie waarbij één of meerdere gastenkamers aanwezig zijn en waarbij de gastenkamers geen eigen kookgelegenheid hebben en waarbij de gasten een door de ondernemer bereid ontbijt kunnen nuttigen.
 
1.19 bedrijf
een bedrijf dat gericht is op het vervaardigen bewerken en/of verwerken van producten zoals genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, niet zijnde detailhandel, kantoor, maatschappelijke voorzieningen, dienstverlening en horeca.
 
1.20 bedrijfsgebouw
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.
 
1.21 bedrijfsvloeroppervlakte
de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
 
1.22 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.
 
1.23 bestaand
1. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van de inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
2. bij gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het moment van de inwerkingtreding van het plan.
 
1.24 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
 
1.25 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
 
1.26 bijgebouw
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat qua vorm, ligging en omvang ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
 
1.27 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
 
1.28 bodemingreep
grondwerkzaamheden, waartoe onder meer worden gerekend:
a. het afgraven van grond waaronder ook wordt begrepen het verwijderen van bestaande funderingen en het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
b. woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden;
c. het verlagen van het waterpeil;
d. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
e. het uitvoeren van hei- en / of boorwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
f. het aanleggen van bos of boomgaard, of het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
g. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
h. het aanleggen van nieuwe en / of het vervangen en / of uitbreiden van bestaande (ondergrondse) transport-, energie-, riool- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
 
1.29 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
 
1.30 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
 
1.31 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
 
1.32 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
 
1.33 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel.
 
1.34 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
 
1.35 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
 
1.36 carport
een overkapping bestemd voor het overdekt stallen van motorvoertuigen
 
1.37 cultuur en ontspanning
het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op cultuur en ontspanning zoals bijvoorbeeld een atelier, een bioscoop, een bowlingbaan, een creativiteitscentrum, een dansschool, een theater, een museum, een muziekschool, een theater, een (binnen)speeltuin, een wellnesscentre, een kinderboerderij en daarmee vergelijkbare functies met daarbij horende horeca.
Onder cultuur en ontspanning wordt, tenzij expliciet in deze regels anders is bepaald, niet verstaan:
a. erotisch getinte vermaaksfuncties en bordelen;
b. een attractiepark;
c. een casino;
d. een dierentuin; en hiermee vergelijkbare functies.
 
1.38 dagrecreatief terrein
aaneengesloten terrein ten behoeve van de bedrijfsmatige uitoefening van diensten op het gebied van recreatie, sport, educatie of cultuur welke geheel of in overwegende mate in de open lucht worden aangeboden, met de daarbij behorende voorzieningen;
 
1.39 dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.
 
1.40 dakopbouw
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst.
 
1.41 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren, voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
 
1.42 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren en bankfilialen.
 
1.43 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.
 
1.44 eerste bouwlaag
de bouwlaag op de begane grond.
 
1.45 erotisch getinte vermaaksfunctie
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal.
 
1.46 evenementen
alle voor publiek toegankelijke verrichtingen van vermaak, waaronder herdenkingsplechtigheden braderieën, optochten op de weg, feesten, muziekvoorstellingen of wedstrijden op of aan de weg en kleine evenementen waaronder straatfeesten of buurtbarbecues op één dag begrepen.
 
1.47 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
 
1.48 gebruikelijke zorg
de normale, dagelijkse zorg die partners of ouders en inwonende kinderen geacht worden elkaar onderling te bieden omdat ze als leefeenheid een gezamenlijk huishouden voeren en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van dat huishouden.
 
1.49 gevellijn
de als zodanig aangegeven lijn en het verlengde daarvan, die niet door hoofdgebouwen mag worden overschreden.
 
1.50 grondgebonden agrarisch bedrijf
agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt.
 
1.51 hoofdfunctie
een functie waarvoor het hoofdgebouw, en de bijhorende gronden, als zodanig gebruikt mag worden.
 
1.52 hoofdgebouw
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meet gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
 
1.53 huishouden
één, of meerdere personen, die gemeenschappelijk samenleven in een onderlinge persoonlijke verbondenheid gericht op een duurzaam samenzijn.
 
1.54 inwoning
wonen in een ondergeschikt deel van een woning als medegebruiker van het pand waarbij de gezamenlijke oppervlakte van de inwoonsituatie niet groter mag zijn dan 30% van de totale leefruimte van de woning.
 
1.55 kamerbewoning
het in een woning bewonen van een of meerder ruimten in die woning door meer dan een huishouden.
 
1.56 kamerverhuur
het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij de kamerhuurder ter plaatse het hoofdverblijf heeft.
 
1.57 kantoor
voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, niet zijnde openbare dienstverlening, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
 
1.58 kap
een constructie van één of meer dakvlakken met een helling van meer dan 30° en minder dan 65° niet zijnde een lessenaarsdak tenzij in de regels en / of de verbeelding een andere regeling is opgenomen in welk geval die regeling geldt.
 
1.59 lessenaarsdak
een asymmetrische dakvorm met één hellend dakvlak over (nagenoeg) de volledige breedte of diepte van een gebouw.
 
1.60 logies
het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij de betreffende huurder het hoofdverblijf elders heeft.
 
1.61 maaiveld
het oppervlak (of de hoogte daarvan) van het land of de bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft.
 
1.62 maatschappelijke voorzieningen
educatieve, sociaal-medische, (sociaal-)culturele en levensbeschouwelijke, religieuze, onderwijs-, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.
 
1.63 mantelzorg
langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, door personen uit diens directe omgeving waarbij het verlenen van ondersteuning rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en die de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt. Mantelzorg vindt plaats op basis van vrijwilligheid, dat wil zeggen dat de mantelzorger zelf aangeeft in staat te zijn deze ondersteuning te verlenen.
 
1.64 natuurwaarde
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge ecologische samenhang;
 
1.65 nevenfunctie
een functie waarvoor maximaal 50% van de vloeroppervlakte, en de bijhorende gronden, van het hoofdgebouw als zodanig gebruikt mag worden en waarbij voor het overige geldt dat de nevenfunctie qua uitstraling en ruimtelijke effect niet de uitstraling en het ruimtelijke effect van de hoofdfunctie overstijgt.
 
1.66 niet-grondgebonden agrarisch bedrijf
agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt.
 
1.67 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
 
1.68 ondergeschikte functie
een functie waarvoor maximaal 30% van de vloeropperlvakte, en de bijhorende gronden, van het hoofdgebouw als zodanig gebruikt mag worden en waarbij voor het overige geldt dat de ondergeschikte functie qua uitstraling en ruimtelijke effect duidelijk kleiner is de uitstraling en het ruimtelijke effect van de hoofdfunctie.
 
1.69 openbaar toegankelijk gebied
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.
 
1.70 oprit
het gedeelte van het bouwperceel voor het bereiken van de bij het bouwperceel behorende garage en / of carport en / of andere bij de desbetreffende bestemming behorende gebouwen waar verkeer over rijdt. Een oprit is altijd direct bereikbaar vanaf de openbare weg.
 
1.71 overkapping
een bouwwerk op het erf van een gebouw of standplaats, dat strekt tot vergroting van het woongenot van het gebouw of de standplaats. Daarbij geldt dat, indien vóór danwel achter het (verlengde van) de voorgevel van een gebouw wordt gebouwd, het volgende:
1. vóór: het moet een open constructie zijn;
2. achter: maximaal drie wanden waarvan maximaal twee tot de constructie behoren.
 
1.72 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
 
1.73 staat van Bedrijfsactiviteiten
een als bijlage bij deze planregels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen.
 
1.74 tijdelijke huisvesting seizoenarbeiders
het huisvesten van werknemers, die in een periode van grote arbeidsbehoefte gedurende enkele maanden op een agrarisch bedrijf werkzaam zijn om naar de aard kortdurend werk te verrichten;
 
1.75 tuincentrum
een kwekerij en een verkoopplaats waar dode en levende artikelen voor verwerking/gebruik in tuin en huis, daaronder ook begrepen dierbenodigdheden voor huisdieren, direct aan particulieren ter verkoop worden aangeboden, van welke verkoopplaats een koffiehoek deel uitmaakt ter ondersteuning van de tuincentrumfunctie;
 
1.76 tunnelkas
een lichte, transparante constructie ter afdekking van gewassen, welke, voor zover hoger dan 1,5 meter, als een bouwwerk wordt aangemerkt;
 
1.77 verbeelding
de analoge en digitale verbeelding van de bestemming(en) bij dit bestemmingsplan.
 
1.78 uitbouw
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat qua vorm, ligging en omvang ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
 
1.79 voorerfgebied
erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied
 
1.80 wijziging
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 2 van de Wet ruimtelijke ordening.
 
1.81 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk
huishouden.
 
1.82 zijdelingse (bouw)perceelgrens
een niet naar een weg of openbaar gebied gekeerde grens van een bouwperceel.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 bebouwingspercentage
het oppervlakte aan gebouwen gedeeld door het oppervlakte van het bouwvlak tenzij dat in de regels anders is bepaald. In dat laatste geval telt de wijze van meten zoals die dan is gegeven.
 
2.2 dakkapel en goothoogte
Bij toepassing van het meten van de goothoogte van een bouwwerk worden dakkapellen buiten beschouwing gelaten, behoudens dakkapellen waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de breedte van het betreffende dakvlak. De goothoogte wordt dan gemeten vanaf het peil tot aan de goot van de dakkapel.
 
2.3 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens
tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;
 
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
 
2.5 de dakhelling
de hoek die het dakvlak maakt ten opzichte van het horizontale vlak gerekend in graden;
 
2.6 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met dien verstande dat balkonhekken tot 1 meter bij aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen hierbij niet worden meegerekend;
  
2.7 de horizontale diepte van een gebouw
de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd;
 
2.8 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
 
2.9 de oppervlakte van een bodemingreep
het gebied binnen de buitenwerkse grens van de grondwerkzaamheden opwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
 
2.10 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
 
2.11 de oppervlakte van een overkapping
tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping;
 
2.12 diepte
vanaf het peil tot aan het diepste punt van de ingreep waarbij de diepte bij toepassing van begrip 3.15 onder c gemeten dient te worden per te onderscheiden vlak van 10 m²;
 
2.13 ondergeschikte onderdelen
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
 
2.14 ondergrondse (verticale) bouwdiepte van een bouwwerk
vanaf het peil tot de afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel van het) bouwwerk;
 
2.15 peil
a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst of ten hoogste 5 meter uit de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
b. voor een bouwwerk die in of op het water worden gebouwd, de hoogte van het Nieuw Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);
c. voor schepen: de waterspiegel;
d. voor bouwwerken op een perceel die in of aan de dijk worden gebouwd en alle andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1Bestemmingsomschrijving
De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:
1.     agrarische bedrijvigheid;
2.     grondgebonden agrarische bedrijven met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – niet grond gebonden’ tevens een niet grond gebonden intensieve kwekerij;
3.     bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;
4.     ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – teeltondersteunende voorziening' teeltondersteunende voorzieningen;
5.     aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven;
6.     productiegebonden detailhandel;
7.     (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
8.     groenvoorzieningen;
9.     water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
10.  verhardingen;
11.  waterbassins.
  
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen
Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:
1.     gebouwd binnen het bouwvlak;
2.     de goothoogte bedraagt maximaal 6 meter;
3.     de bouwhoogte bedraagt maximaal 11 meter;
4.     het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' is aangegeven. Indien geen aanduiding is opgenomen, mag het bouwvlak volledig worden bebouwd;
5.     Voor het bouwen van teeltondersteunende kassen gelden de volgende bepalingen:
a.     De oppervlakte bedraagt maximaal 5.000 m2;
b.     De bouwhoogte bedraagt maximaal 7 meter.
 
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt bij:
1.     erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 1 meter;
2.     erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 2 meter;
3.     overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelegen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw en in het bouwvlak:
a.     één mestopslag van maximaal 1.000 m³ en maximale 6 meter hoog;
b.     windmolens tot maximaal 6 meter hoog;
c.     silo's tot maximaal 12 meter hoog;
d.     tunnels tot maximaal 3 meter hoog;
e.     overige andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10 meter hoog;
4.     overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelegen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 2 meter hoog met dien verstande dat tunnels die niet langer dan acht maanden in elk kalenderjaar voorkomen maximaal 3 meter hoog mogen zijn.
 
3.2.3 Bedrijfswoningen, bepalingen omtrent hoofdgebouwen
1.     Ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ mag een bedrijfswoning worden gebouwd, herbouwd en vergroot waarbij de volgende kenmerken gelden;
2.     de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens is aan beide zijden minimaal 3 meter;
3.     de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' is aangegeven. Indien geen aanduiding is opgenomen geldt de bestaande goothoogte;
4.     de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' is aangegeven. Indien geen aanduiding is opgenomen geldt de bestaande bouwhoogte.
 
3.2.4 Bedrijfswoning, bepalingen omtrent aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
1.     Indien op de verbeelding de aanduiding 'bedrijfswoning' is opgenomen mogen bij die bedrijfswoning aan- uit- en bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd in het achtererfgebied binnen het bouwvlak tot een gezamenlijke oppervlakte van maximaal:
a.     60 m² bij bouwpercelen met een totale oppervlakte van 250 m²;
b.     60 m² bij bouwpercelen met een oppervlakte van meer dan 250 m², vermeerderd met 10% van de overmaat, met dien verstande dat de totale bebouwde oppervlakte aan aanuit- en bijgebouwen niet meer dan 125 m² mag bedragen.
2.     Voor die aan- uit- en bijgebouwen en overkappingen die niet inpandig worden gebouwd, of worden herbouwd, in een van de gebouwen als bedoeld in artikel 3.2.1 gelden de volgende kenmerken:
a.     gebouwd binnen het bouwvlak;
b.     goothoogte maximaal 3,5 meter;
c.     bouwhoogte maximaal 5,5 meter met dien verstande dat:
                          i.          tot 1 meter uit de perceelsgrens de maximale bouwhoogte maximaal 4 meter bedraagt, en
                        ii.          tot 2 meter uit de perceelsgrens de maximale bouwhoogte maximaal 5,5 meter bedraagt;
                       iii.          in het achtererfgebied met dien verstande dat:
1.     aanbouwen (zoals erkers) tot (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd, mits de:
a.     bouwhoogte maximaal 3,5 meter bedraagt;
b.     horizontale diepte maximaal 1,5 meter bedraagt;
2.     overkappingen (zoals carports) tot (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd, mits de bouwhoogte maximaal 3,5 meter bedraagt.

 
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijken bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 3.2 voor:
1.    het realiseren van een niet-inpandige bedrijfswoning;
2.    een mestopslag buiten het bouwperceel mits:
a.    de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en van situering buiten het bouwperceel is aangetoond;
b.    de situering in de directe nabijheid van het desbetreffende bouwperceel plaatsvindt met een maximale afstand van 20 meter;
c.     niet meer dan één mestopslag per agrarisch bedrijf aanwezig is / mag komen na afwijking;
d.     de inhoud maximaal 1.000 m³ is met een maximale hoogte van 5 meter;
3.     silo’s niet zijnde silo's voor mestopslag buiten het bouwperceel mits:
a.     de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en van situering buiten het bouwperceel is aangetoond;
b.     gezamenlijke oppervlakte van 250 m2 bij elk agrarisch bedrijf, en een hoogte van 2 meter;
4.     hogere silo's te bouwen mits:
a.     de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond;
b.     de hoogte maximaal 15 meter bedraagt;
5.     grote oppervlakte aan aan-, uit- bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning tot maximaal 150 m².
 
3.3.2 Voorwaarden voor afwijken
Afwijken als bedoeld in artikel 3.3.1 kan slechts mits:
1.     de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
2.     het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
3.     door initiatiefnemer een zekerheidstelling is afgeven met betrekking tot de (plan)kosten;
4.     de afwijking voorzien wordt van een ruimtelijke onderbouwing
5.     schriftelijk advies van het waterschap is verkregen.
  
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik
Onder verboden gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden gelegen buiten de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken voor -niet als bouwwerk aan te merken- mestbassins en silo's.
 
3.4.2 Productiegebonden detailhandel
Binnen deze bestemming is productiegebonden detailhandel toegestaan binnen de aanwezige bedrijfsgebouwen, waarbij de totale gezamenlijke verkoopvloeroppervlakte per agrarisch bedrijf niet meer mag bedragen dan 100 m².
 
3.4.3 Aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven
Binnen deze bestemming is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de bedrijfswoning, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
1.     de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke oppervlakte van de brutovloeroppervlakte van de woning en daarbij behorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen tot een maximum van 50 m²;
2.     de activiteit mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven;
3.     het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden;
4.     detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van ondergeschikte detailhandel;
5.     er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen;
6.     het wonen dient als hoofdfunctie intact te blijven;
de activiteit wordt uitgeoefend door een bewoner van de bedrijfswoning.

3 Algemene regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene bouwregels

5.1 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
De planregels van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het bepaalde in artikel 9, lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
1.     de richtlijnen voor het verlenen van ontheffing van de stedenbouwkundige bepalingen;
2.     de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
3.     de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
4.     het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
5.     de ruimte tussen bouwwerken.
 
5.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot hoogte eerste bouwlaag hoofdgebouw
Aan- uit- en bijgebouwen en overkappingen mogen in afwijking van de bepalingen in hoofdstuk 2 van deze regels in elk geval net zo hoog zijn als de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 meter.
 
5.3 Kapvorm
Hoofdgebouwen moeten zijn voorzien van een kap tenzij via een regeling in hoofdstuk 2 en/of de verbeelding anders is bepaald. Indien de bepalingen op de verbeelding omtrent goot- en bouwhoogte gelijke maten geven is in elk geval ook een plat dak toegestaan.
 
5.3.1 Afwijken
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 5.3 voor het realiseren van een andere kap.
 
5.3.2 Voorwaarden voor afwijken
Afwijken als bedoeld in artikel 5.3.1 kan slechts mits:
1.     de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
2.     het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
3.     door initiatiefnemer een zekerheidstelling is afgeven met betrekking tot de (plan)kosten;
4.     de afwijking voorzien wordt van een ruimtelijke onderbouwing.
 
5.4 Ondergronds bouwen
Ondergronds bouwen is toegestaan tot een diepte van 4m onder peil en op die plaatsen waar bovengronds gebouwd mag worden. De gegeven bestemmingsomschrijving blijft onverminderd van kracht.
 
5.5 Bestaande afmetingen, afstanden, oppervlaktes en percentages
In die gevallen dat de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of de afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in de regels in hoofdstuk 2 is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, percentage en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.
 
5.6 Ontbreken maatvoeringsaanduidingen
In die gevallen dat op de verbeelding een maatvoeringsaanduiding ontbreekt gelden de maatvoeringen van de bestaande bouwwerken, voor zover deze in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen, zoals aanwezig op het tijdstip van terinzageleging van het ontwerp van het plan waarbij voor het bebouwingspercentage geldt dat dit met 10% mag toenemen ten opzichte van de aanwezige bebouwing.

Artikel 6 Algemene gebruiksregels

6.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met in het plan aan de grond gegeven bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
1.     een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
2.     een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
3.     een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie;
4.     een gebruik van gronden en bouwwerken voor kamerverhuur met meer dan 4 personen per woning zoals aanwezig op het moment van ter visielegging van het ontwerp van dit plan aanwezig mogen zijn;
5.     het realiseren van nieuwe woningen tenzij dat in de planregels in hoofdstuk 2 nadrukkelijk is toegestaan;
het gebruik van gronden als paardenbak.

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels

7.1 Afwijken van de regels
7.1.1 Afwijken
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de regels ten behoeve van:
1.    het gebruik als afhankelijke woonruimte in een gedeelte van een bestaande (bedrijfs)woning en/of een uit-, aan- of (vrijstaand) bijgebouw bij deze (bedrijfs)woning:
a.    een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg (te toetsen aan een door de gemeenteraad vastgestelde mantelzorgnota) met dien verstande dat, indien één van de partners van een paar dat aantoonbaar (middels een huwelijk, geregistreerd partnerschap, dan wel samenlevingscontract) samen leeft mantelzorgbehoevend is, beide partners in aanmerking komen voor het bewonen van een afhankelijke woonruimte;
b.    er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
c.     er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;
d.     de afhankelijke woonruimte binnen de geldende regeling inzake aan-, uit-, bijgebouwen en overkappingen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 60 m²;
2.     een uitbreiding van of een bijgebouw bij een woning mits:
a.     het bouwwerk niet hoger is dan 5 meter, gemeten vanaf het aansluitend terrein;
b.     het aantal woningen gelijk blijft;
c.     het bouwen niet tot gevolg heeft dat het aansluitend terrein voor meer dan 50% wordt bebouwd en dat de oppervlakte die op grond van het geldende bestemmingsplan voor bebouwing in aanmerking komt met meer dan 50% wordt overschreden met dien verstande dat kan worden toegestaan dat percelen voor:
                     i.          100% worden bebouwd indien het aansluitende terrein niet groter is dan 150 m²;
                   ii.          75% worden bebouwd indien het aansluitende terrein niet groter is dan 250 m²;
3.     een gebouw ten behoeve van een openbare nutsvoorziening, de telecommunicatie, het openbaar vervoer of het trein-, water-, of wegverkeer:
a.     waarvan het bruto-vloeroppervlak niet groter is dan 50 m²;
b.     dat bestaat uit één bouwlaag;
c.     dat gemeten vanaf het aansluitende terrein niet hoger is dan 5 meter;
4.     een bouwwerk, geen gebouw zijnde:
a.     waarvan het bruto-vloeroppervlak niet groter is dan 50 m²;
b.     dat gemeten vanaf het aansluitende terrein niet hoger is dan 10 meter;
5.     een dakkapel, dakopbouw of gelijksoortige uitbreiding van een gebouw;
6.     het gebruik van gronden of bouwwerken ten behoeve van evenementen met een maximum van drie per jaar per locatie en een duur van ten hoogste vijftien dagen per evenement, het opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement hieronder begrepen;
7.     in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;
8.     het vergroten van de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw met 3 meter;
9.     het verbreden en/of verdiepen van een hoofdgebouw met maximaal 5 meter ten opzichte van het op de verbeelding aangegeven bouwvlak voor het hoofdgebouw;
10.  het overschrijden van bouwgrenzen tot maximaal 2,5 meter mits dit noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
11.  het overschrijden van de voorgevel dan wel voorgevelrooilijn met bebouwing;
12.  het vergroten van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten tot maximaal 40 meter;
13.  het vergroten van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10 meter;
 
7.1.2 Intrekken afwijking
Burgemeester en wethouders trekken de afwijking, verleend op grond van het artikel 7.1.1 met betrekking tot het gebruik als afhankelijke woonruimte in, indien de bij het afwijken bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is of indien de omstandigheden waaronder is afgeweken zijn gewijzigd.
 
7.1.3 Voorwaarden voor afwijken
Afwijken als bedoeld in artikel 7.1 kan slechts mits:
1.     de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
2.     het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
3.     door initiatiefnemer een zekerheidstelling is afgeven met betrekking tot de (plan)kosten;
4.     de afwijking voorzien wordt van een ruimtelijke onderbouwing.

Artikel 8 Algemene wijzigingsregels

8.1 Geringe veranderingen bestemmingsgrenzen.
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen en bouwgrenzen.
 
8.2 Uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan
De uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan moet zijn gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden:
1.     de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
2.     het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad;
3.     dat het wijzigingsplan milieutechnisch aanvaardbaar is;
4.     dat het wijzigingsplan past in een goede waterhuishouding;
5.     dat het wijzigingsplan inpasbaar is in het volkshuisvestingsprogramma indien het gaat om woningbouw;
6.     dat het wijzigingsplan economisch uitvoerbaar is;
7.     verhaal van gemeentelijke (plan-)kosten is zeker gesteld;
8.     dat het wijzigingsplan stedenbouwkundig inpasbaar is.

Artikel 9 Algemene procedureregels

9.1 Wijzigingsprocedure
Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging van het plan is de volgende procedure van toepassing:
1.     een ontwerp van het besluit ligt met de bijbehorende stukken gedurende 6 weken op het gemeentehuis ter inzage;
2.     burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging vooraf bekend in een of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze;
3.     de bekendmaking houdt de mededeling in van de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen;
4.     gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk of mondeling zienswijzen indienen omtrent het ontwerp van het besluit.
 
9.2 Procedure voor nadere eis
Op de voorbereiding van een besluit tot nadere eis is de volgende procedure van toepassing:
1.     een ontwerp van het besluit ligt met de bijbehorende stukken gedurende 6 weken op het gemeentehuis ter inzage;
2.     burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging vooraf bekend in een of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze;
3.     de bekendmaking houdt de mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
4.     gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk of mondeling zienswijzen indienen omtrent het ontwerp van het besluit.

Artikel 10 Overige regels

10.1. Niet-wonen
Voor wat betreft functies anders dan wonen moet, indien de omvang, het gebruik of de bestemming van een gebouw of terrein daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto’s in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort, dan wel op het betreffende terrein, overeenkomstig de in de publicatie “Parkeerkencijfers - basis voor parkeernormering (CROW, maart 2004)” opgenomen normen.
 
10.2. Laden en lossen
Indien het gebruik of de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort, overeenkomstig de publicatie “Parkeerkencijfers - basis voor parkeernormering (CROW, maart 2004)” opgenomen normen.
 
10. 3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van het bepaalde in artikel 10.1, artikel 10.2, artikelindien dit noodzakelijk is om een goede verkeersstructuur en / of bereikbaarheid voor een pand, perceel, straat (of deel daarvan) danwel een andere ruimtelijke-functionele structuur te waarborgen.
 
10. 4 Afwijken
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 10.1, artikel 10.2:
1.       indien het voldoen aan die regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
2.       voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.

4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1. Overgangsrecht bouwwerken
1.     Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet worden vergroot:
a.     gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b.     na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
2.Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, waaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
 
11.2. Overgangsrecht gebruik
1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan ‘Wijksestraat 27 te Wijk en Aalburg’ van de gemeente Aalburg.
 
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 4 februari 2014.