direct naar inhoud van Regels
Plan: Wijk en Aalburg-herziening Markt 60
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0738.BP7011-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan "Wijk en Aalburg-herziening Markt 60" met identificatienummer NL.IMRO.0738.BP7011-VG01 van de gemeente Aalburg.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij horende bijlagen.

1.3 aan huis verbonden bedrijf

een bedrijf dat in (een gedeelte van ) een woning wordt uitgeoefend en dat is gericht op het vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten, door de gebruiker van de woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is en niet zwaarder is dan een categorie 1 en 2 bedrijf als opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten.

1.4 aan huis verbonden beroep

een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend door de gebruiker, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is waarbij beperkte detailhandel via internet mede is toegestaan.

1.5 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat qua vorm, ligging en/of omvang ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.6 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.7 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.8 achtererfgebied

een erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorgevel, van het hoofdgebouw.

1.9 afhankelijke woonruimte

een bijgebouw niet zijnde zelfstandige woonruimte, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning van de mantelzorger en waarin de zorgbehoevende uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

1.10 afwijken

afwijken als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 sub c van de Wet ruimtelijke ordening.

1.11 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.12 bedrijf

een bedrijf dat gericht is op het vervaardigen bewerken en/of verwerken van producten zoals genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, niet zijnde detailhandel, kantoor, maatschappelijke voorzieningen, dienstverlening en horeca.

1.13 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.14 bestaand
  • a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van de inwerkingtreding van het plan legaal bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • b. bij gebruik: het legale gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het moment van de inwerkingtreding van het plan.
1.15 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.16 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.17 bijgebouw

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat qua vorm, ligging en/of omvang ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.18 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.19 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.20 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.21 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.22 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

1.23 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.24 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.25 bouwwerk, geen gebouw zijnde

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.26 carport

een overkapping bestemd voor het overdekt stallen van motorvoertuigen.

1.27 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.28 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren, voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.29 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren en bankfilialen.

1.30 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond.

1.31 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.

1.32 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.33 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkste is.

1.34 huishouden

één, of meerdere personen, die gemeenschappelijk samenleven in een onderlinge persoonlijke verbondenheid gericht op een duurzaam samenzijn.

1.35 kamerverhuur

het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij de kamerhuurder ter plaatse het hoofdverblijf heeft.

1.36 kantoor

voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, niet zijnde openbare dienstverlening, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.37 kap

een constructie van één of meer dakvlakken met een helling van meer dan 30° en minder dan 65° niet zijnde een lessenaarsdak tenzij in de regels en / of de verbeelding een andere regeling is opgenomen in welk geval die regeling geldt.

1.38 maaiveld

het oppervlak (of de hoogte daarvan) van het land of de bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft.

1.39 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, sociaal-medische, (sociaal-)culturele en levensbeschouwelijke, religieuze, onderwijs-, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.

1.40 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.41 ondergeschikte functie

een functie waarvoor maximaal 30% van de vloeropperlvakte, en de bijhorende gronden, van het hoofdgebouw als zodanig gebruikt mag worden en waarbij voor het overige geldt dat de ondergeschikte functie qua uitstraling en ruimtelijke effect duidelijk kleiner is de uitstraling en het ruimtelijke effect van de hoofdfunctie.

1.42 onderkomen

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent.

1.43 openbaar toegankelijk gebied

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.44 oprit

het gedeelte van het bouwperceel voor het bereiken van de bij het bouwperceel behorende garage en / of carport en / of andere bij de desbetreffende bestemming behorende gebouwen waar verkeer over rijdt. Een oprit is altijd direct bereikbaar vanaf de openbare weg.

1.45 overkapping

een bouwwerk op het erf van een gebouw of standplaats, dat strekt tot vergroting van het woongenot van het gebouw of de standplaats. Daarbij geldt dat, indien vóór danwel achter het (verlengde van) de voorgevel van een gebouw wordt gebouwd, het volgende:

  • vóór: het moet een open constructie zijn;
  • achter: maximaal drie wanden waarvan maximaal twee tot de constructie behoren.
1.46 pand

De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.47 permanente bewoning

bewoning van een ruimte als hoofdverblijf.

1.48 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.49 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.50 Staat van Bedrijfsactiviteiten

een als bijlage bij deze planregels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen.

1.51 Staat van Horeca activiteiten

een als bijlage bij deze planregels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van horeca activiteiten.

1.52 uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat qua vorm, ligging en/of omvang ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.53 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.54 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten:

2.1 bebouwingspercentage

het oppervlakte aan gebouwen gedeeld door het oppervlakte van het bouwvlak tenzij dat in de regels anders is bepaald. In dat laatste geval telt de wijze van meten zoals die dan is gegeven.

2.2 dakkapel en goothoogte

Bij toepassing van het meten van de goothoogte van een bouwwerk worden dakkapellen buiten beschouwing gelaten, behoudens dakkapellen waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de breedte van het betreffende dakvlak. De goothoogte wordt dan gemeten vanaf het peil tot aan de goot van de dakkapel.

2.3 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met dien verstande dat balkonhekken tot 1 m bij aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen hierbij niet worden meegerekend.

2.6 de horizontale diepte van een gebouw

de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd.

2.7 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.9 de oppervlakte van een overkapping

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.

2.10 diepte

vanaf het peil tot aan het diepste punt van de ingreep waarbij de diepte bij toepassing van begrip 2.14 onder c gemeten dient te worden per te onderscheiden vlak van 10m².

2.11 ondergeschikte bouwonderdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1m bedraagt.

2.12 ondergrondse (verticale) bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf het peil tot de afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel van het) bouwwerk.

2.13 peil
  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst of ten hoogste 5 meter uit de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk die in of op het water wordt gebouwd: de gemiddelde waterstand over een kalenderjaar;
  • c. voor bouwwerken op een perceel die in of aan de dijk worden gebouwd en alle andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Centrum

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel, waaronder ten hoogste één supermarkt is toegestaan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – begeleid wonen' uitsluitend bestemd voor niet-zelfstandige beschermde woon- en verblijfsvorm met 24-uurs nabije en geïndiceerde zorg;
  • c. maatschappelijke en culturele voorzieningen tot maximaal 100 m²;
  • d. dienstverlening tot maximaal 150 m²;
  • e. aan huis verbonden beroepen;
  • f. met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen (zie hiertoe mede artikel 25.1), groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' is aangegeven;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • d. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;
  • e. voor aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen geldt voorts het bepaalde in artikel 3.2.2.
3.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Aan- uit- en bijgebouwen en overkappingen mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd en voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. goothoogte maximaal 3 m;
  • b. bouwhoogte maximaal 6 m, met dien verstande dat:
    • 1. tot 1 m uit de perceelsgrens de maximale bouwhoogte maximaal 4 m bedraagt, en
    • 2. tot 2 m uit de perceelsgrens de maximale bouwhoogte maximaal 5 m bedraagt;
    • 3. een uitzondering geldt voor die situaties waarin de kapconstructie in het verlengde ligt van de bedrijfswoning. In dat geval geldt als maximale bouwhoogte de hoogte van de bedrijfswoning minus 1,5 m. De eisen als hiervoor gegeven over de afstand uit de perceelsgrens blijven hierbij wel van kracht;
  • c. bij de grondgebonden bedrijfswoning, met dien verstande dat:
    • 1. aanbouwen en uitbouwen (zoals erkers) tot (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning mogen worden gebouwd, mits de:
      • bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt;
      • horizontale diepte maximaal 1,5 m bedraagt;
    • 2. overkappingen (zoals carports) tot (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd, mits de bouwhoogte maximaal 3m bedraagt;
  • d. gezamenlijke oppervlakte voor zover gebouwd buiten het bouwvlak maximaal:
    • 1. 60 m² op een erf tot en met 250 m², gerekend vanaf 1 m achter de voorgevellijn van de grondgebonden bedrijfswoning, en
    • 2. voor zover de oppervlakte van het erf meer bedraagt dan 250 m² mag het te bebouwen oppervlakte worden vermeerderd met 10% van de overmaat tot een maximum van 125 m².
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt bij:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 1 m;
    • 2. erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 2 m;
    • 3. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 3 m;
  • b. reclame-uitingen aan huis verbonden bedrijf en aan huis verbonden beroep mogen uitsluitend aan de gevel worden geplaatst tot een oppervlakte van 0,2 m².
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruik van gronden voor wonen op de begane grond met uitzondering van het wonen als ondergeschikte functie;
  • b. het gebruik van gronden voor kantoren op de verdieping met uitzondering van kantoren zonder baliefunctie.
3.3.2 Aan huis verbonden beroep

Een aan huis verbonden beroep moet voldoen aan de volgende regels:

  • a. maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de woning inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen met een maximum van in totaal 60 m²;
  • b. degene die de activiteiten uitvoert, is bewoner van de woning;
  • c. er wordt voldaan aan de minimale parkeernormering zoals bedoeld in artikel 25.1;
  • d. er is geen detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop als onderschikte activiteit en wel in verband met die activiteit.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
3.4.1 Afwijken aan huis verbonden beroep

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 3.3.2 ten behoeve van het toestaan van een aan huis verbonden beroep tot een vloeroppervlakte van 100 m².

3.4.2 Afwijken aan huis verbonden bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 3.1 ten behoeve van het toestaan van een aan huis verbonden bedrijf tot een vloeroppervlakte van 100 m².

3.4.3 Horeca

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 3.1 voor het toestaan van een horecavestiging in categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten.

3.4.4 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken als bedoeld in artikel 3.4.1 en 3.4.3 kan slechts mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en na bijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. voldaan wordt aan de minimale parkeernormering zoals bedoeld in artikel 7;
  • d. door initiatiefnemer een zekerheidstelling is afgeven met betrekking tot de (plan)kosten;
  • e. voor zover het betreft een afwijking ten behoeve van het vestigen van horeca als bedoeld in artikel 3.4.3, dient voldaan te worden aan het binnen de gemeente geldende horecabeleid;
  • f. de afwijken voorzien wordt van een ruimtelijke onderbouwing of ruimtelijke motivering.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene bouwregels

5.1 Ondergronds bouwen

Ondergronds bouwen is toegestaan tot een diepte van 4 m onder peil en op die plaatsen waar bovengronds gebouwd mag worden. De gegeven bestemmingsomschrijving blijft onverminderd van kracht.

5.2 Bestaande afmetingen, afstanden, oppervlaktes en percentages

In die gevallen dat de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of de afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in de regels in hoofdstuk 2 is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, percentage en/of afstand in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

Artikel 6 Algemene afwijkingsregels

6.1 Afwijken van de regels

Het bevoegd gezag kan afwijken van de regels ten behoeve van:

  • a. een gebouw ten behoeve van een openbare nutsvoorziening, de telecommunicatie, het openbaar vervoer of het trein-, water-, of wegverkeer:
    • 1. waarvan het bruto-vloeroppervlak niet groter is dan 50 m²;
    • 2. dat bestaat uit één bouwlaag, en
    • 3. dat gemeten vanaf het aansluitende terrein niet hoger is dan 5 m;
  • b. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;
  • c. het vergroten van de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw met 3 m;
  • d. het overschrijden van bouwgrenzen tot maximaal 2,5 m mits dit noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  • e. het overschrijden van de voorgevel dan wel voorgevelrooilijn met bebouwing;
  • f. het vergroten van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten tot maximaal 40 m;
  • g. het vergroten van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10 m;

mits:

    • 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
    • 3. door initiatiefnemer een zekerheidstelling is afgeven met betrekking tot de (plan)kosten;
    • 4. de afwijking voorzien wordt van een deugdelijke motivering.

Artikel 7 Parkeren

7.1 Normering

Voor wat betreft functies anders dan begeleid wonen als bedoeld in artikel 3.1 onder b, moet, indien de omvang, het gebruik of de bestemming van een gebouw of terrein daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort, dan wel op het betreffende terrein, overeenkomstig de in de publicatie “Parkeerkencijfers - basis voor parkeernormering (CROW, maart 2004)” opgenomen normen.

7.2 Afmeting

De in artikel 7.1 bedoelde ruimte voor het parkeren van auto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:

  • a. indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste 2,5 x 5 m in geval van kops parkeren en 2,5 x 6 m bij langsparkeren bedragen;
  • b. indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte, voor zover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst - ten minste 3,5 m bij 6 m bedragen.

Artikel 8 Dubbelbestemmingen en Gebiedsaanduidingen

Op dit bestemmingsplan is naast het bepaalde in dit bestemmingsplan tevens het bepaalde in het bestemmingsplan 'Dubbelbestemmingen en Gebiedsaanduidingen' van toepassing, zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Aalburg op 29 januari 2013.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
9.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Wijk en Aalburg – herziening Markt 60.