direct naar inhoud van Regels
Plan: Wijk en Aalburg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0738.BP7000-GV02

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan "Wijk en Aalburg" met identificatienummer NL.IMRO.0738.BP7000-GV02 van de gemeente Aalburg.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij horende bijlagen.

1.3 aan huis verbonden bedrijf

een bedrijf dat in of bij een woning wordt uitgeoefend en dat is gericht op het vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten, door de gebruiker van de woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is en niet zwaarder is dan een categorie 1 en 2 bedrijf als opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten.

1.4 aan huis verbonden beroep

een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend door de gebruiker, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is waarbij beperkte detailhandel via internet mede is toegestaan.

1.5 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat qua vorm, ligging en/of omvang ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.6 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.7 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.8 afhankelijke woonruimte

een bijgebouw niet zijnde zelfstandige woonruimte, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning van de mantelzorger en waarin de zorgbehoevende uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

1.9 afwijken

afwijken als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 sub c van de Wet ruimtelijke ordening.

1.10 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.11 bed en breakfast

een kleinschalige vorm van logiesaccommodatie waarbij één of meerdere gastenkamers aanwezig zijn en waarbij de gastenkamers geen eigen kookgelegenheid hebben en waarbij de gasten een door de ondernemer bereid ontbijt kunnen nuttigen.

1.12 bedrijf

een bedrijf dat gericht is op het vervaardigen bewerken en/of verwerken van producten zoals genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, niet zijnde detailhandel, kantoor, maatschappelijke voorzieningen, dienstverlening en horeca.

1.13 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.14 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.15 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

1.16 bestaand
  • 1. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van de inwerkingtreding van het plan legaal bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • 2. bij gebruik: het legale gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het moment van de inwerkingtreding van het plan.
1.17 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.18 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.19 bijgebouw

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat qua vorm, ligging en/of omvang ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.20 bodemingreep

grondwerkzaamheden, waartoe onder meer worden gerekend:

  • a. het afgraven van grond waaronder ook wordt begrepen het verwijderen van bestaande funderingen en het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • b. woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden;
  • c. het verlagen van het waterpeil;
  • d. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • e. het uitvoeren van hei- en / of boorwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  • f. het aanleggen van bos of boomgaard, of het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • g. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
  • h. het aanleggen van nieuwe en / of het vervangen en / of uitbreiden van bestaande (ondergrondse) transport-, energie-, riool- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
1.21 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.22 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.23 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.24 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.25 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

1.26 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.27 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.28 bouwwerk, geen gebouw zijnde

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.29 buitengebied

het gebied dat is aangewezen met de gebiedsaanduiding

1.30 carport

een overkapping bestemd voor het overdekt stallen van motorvoertuigen.

1.31 cultuur en ontspanning

het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op cultuur en ontspanning zoals bijvoorbeeld een atelier, een bioscoop, een bowlingbaan, een creativiteitscentrum, een dansschool, een theater, een museum, een muziekschool, een theater, een (binnen)speeltuin, een wellnesscentre, een kinderboerderij en daarmee vergelijkbare functies met daarbij horende horeca.

Onder cultuur en ontspanning wordt, tenzij expliciet in deze regels anders is bepaald, niet verstaan:

  • a. erotisch getinte vermaaksfuncties en bordelen;
  • b. een attractiepark;
  • c. een casino;
  • d. een dierentuin;

en hiermee vergelijkbare functies.

1.32 dagrecreatie:

activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting uitdrukkelijk is uitgesloten;

1.33 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.34 dakopbouw

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst.

1.35 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren, voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.36 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren en bankfilialen.

1.37 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond.

1.38 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.

1.39 erotisch getinte vermaaksfunctie

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal.

1.40 evenementen

alle voor publiek toegankelijke verrichtingen van vermaak, waaronder herdenkingsplechtigheden braderieën, optochten op de weg, feesten, muziekvoorstellingen of wedstrijden op of aan de weg en kleine evenementen waaronder straatfeesten of buurtbarbecues op één dag begrepen.

1.41 extensief recreatief gebruik

vormen van recreatief (mede)gebruik in een gebied, waarbij de recreatie geen specifiek beslag leg op de ruimte, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie;

1.42 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.43 glastuinbouwbedrijf

een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in kassen plaatsvindt.

1.44 grondgebonden agrarische bedrijf

een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde gronden in de directe omgeving van het bedrijf zoals rundvee, akkerbouw en tuinbouw.

1.45 groothandel

handel waarbij van producenten betrokken waar aan detaillisten wordt doorverkocht.

1.46 hoofdfunctie

een functie waarvoor het hoofdgebouw, en de bijhorende gronden, als zodanig gebruikt mag worden.

1.47 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkste is.

1.48 huishouden

één, of meerdere personen, die gemeenschappelijk samenleven in een onderlinge persoonlijke verbondenheid gericht op een duurzaam samenzijn.

1.49 intensieve veehouderij

een agrarisch bedrijf of een deel daarvan waar ten minste 250 m² aan bedrijfsvloeroppervlak aanwezig is en dat wordt gebruikt voor veehouderij volgens de Wet milieubeheer en waar geen melkrundvee, schapen, paarden of dieren ‘biologisch’ worden gehouden en waar geen dieren worden gehouden uitsluitend of in hoofdzaak ten behoeve van natuurbeheer.

1.50 kamerverhuur

het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij de kamerhuurder ter plaatse het hoofdverblijf heeft.

1.51 kampeermiddel

een tent een tentwagen, een kampeerauto of een caravan dan wel enig ander onderkomen, voertuig, gewezen voertuig of een gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, en die geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht of (kunnen) worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

1.52 kantoor

voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, niet zijnde openbare dienstverlening, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.53 kas

agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dak voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden waaronder mede begrepen een schuurkas of een permanente tunnel- of boogkas hoger dan 1, 5 m.

1.54 kleinschalig kamperen

kamperen, in de vorm van recreatief medegebruik op gronden met een andere hoofdfunctie, voor kampeermiddelen, geen stacaravans zijnde.

1.55 kleinschalige ambachtelijke bedrijvigheid

een bedrijf waarin geheel of overwegend door middel van handwerk goederen worden vervaardigd, bewerkt of herstelt alsmede het installeren van goederen, alsook het verkopen en/of leveren van goederen die verband houden met het ambacht, en niet zwaarder is dan een categorie 2 bedrijf als opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten.

1.56 lessenaarsdak

een asymmetrische dakvorm met één hellend dakvlak over (nagenoeg) de volledige breedte of diepte van een gebouw.

1.57 logies

het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij de betreffende huurder het hoofdverblijf elders heeft.

1.58 maaiveld

het oppervlak (of de hoogte daarvan) van het land of de bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft.

1.59 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, sociaal-medische, (sociaal-)culturele en levensbeschouwelijke, religieuze, onderwijs-, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.

1.60 mantelzorg

langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan
een hulpbehoevende, door personen uit diens directe omgeving waarbij het verlenen
van ondersteuning rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en die de gebruikelijke
zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt. Mantelzorg vindt plaats op basis van vrijwilligheid, dat wil zeggen dat de mantelzorger zelf aangeeft in staat te zijn deze ondersteuning te verlenen.

1.61 nevenfunctie

een functie waarvoor, tenzij anders bepaald, maximaal 50% van de vloeroppervlakte, en de bijhorende gronden, van het hoofdgebouw als zodanig gebruikt mag worden en waarbij voor het overige geldt dat de nevenfunctie qua uitstraling en ruimtelijke effect niet de uitstraling en het ruimtelijke effect van de hoofdfunctie overstijgt.

1.62 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.63 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

een vergunning als bedoeld in artikel 3.16 van de Wet ruimtelijke ordening;

1.64 ondergeschikte functie

een functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte, en de bijhorende gronden, van het hoofdgebouw als zodanig gebruikt mag worden en waarbij voor het overige geldt dat de ondergeschikte functie qua uitstraling en ruimtelijke effect duidelijk kleiner is de uitstraling en het ruimtelijke effect van de hoofdfunctie.

1.65 onderkomen

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent.

1.66 openbaar toegankelijk gebied

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.67 oprit

het gedeelte van het bouwperceel voor het bereiken van de bij het bouwperceel behorende garage en / of carport en / of andere bij de desbetreffende bestemming behorende gebouwen waar verkeer over rijdt. Een oprit is altijd direct bereikbaar vanaf de openbare weg.

1.68 overkapping

een bouwwerk op het erf van een gebouw of standplaats, dat strekt tot vergroting van het woongenot van het gebouw of de standplaats. Daarbij geldt dat, indien vóór danwel achter het (verlengde van) de voorgevel van een gebouw wordt gebouwd, het volgende:

  • 1. vóór: het moet een open constructie zijn;
  • 2. achter: maximaal drie wanden waarvan maximaal twee tot de constructie behoren.
1.69 paardenbak

een omheind terrein waarvan de natuurlijke bovenlaag is vervangen door zand of ander doorlatend materiaal ten behoeve van het africhten, trainen en berijden van paarden en pony's en het anderszins beoefenen van de paardensport.

1.70 pand

De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.71 perifere detailhandel

detailhandel voor niet frequente doelgerichte aankopen op perifere locaties, die door brand- en explosiegevaar en door zijn volumineuze aard en omvang en voor de dagelijkse bevoorrading moeilijk inpasbaar is in bestaande winkelgebieden zoals in de volgende branches: auto's, boten, caravans (inclusief tenten), bouwmarkten, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair, woninginrichting waaronder meubels en dierbenodigdheden (volumineus/fouragehandel).

1.72 permanente bewoning

bewoning van een ruimte als hoofdverblijf.

1.73 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd , gerepareerd en/of toegepast in het productieproces. Detailhandel in voedings- en genotmiddelen uitgesloten.

1.74 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.75 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.76 Staat van Bedrijfsactiviteiten

een als bijlage bij deze planregels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen.

1.77 Staat van Horeca activiteiten

een als bijlage bij deze planregels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van horeca activiteiten.

1.78 stacaravan

een wagen (niet uitklapbaar) welke volgens de bepalingen van het wegenverkeersreglement niet over de openbare weg achter een auto mag worden voortbewogen of een gebouw van lichte constructie, die in het geheel of in delen kan worden verplaatst en die geplaatst of gebouwd, ingericht en bestemd zijn voor verblijfsrecreatie op een vaste standplaats; ook als zij niet bouwvergunningsplichtig zijn, zijn deze toch als een gebouw aan te merken.

1.79 Stichting Advisering Buitengebied

Adviescommissie die gemeenten adviseert over bouwaanvragen van agrarische, agrarisch verwante en agrarisch-technische bedrijven.

1.80 supermarkt

detailhandelsonderneming voor levensmiddelen en huishoudelijke producten.

1.81 teeltondersteunende voorzieningen

(teelt)ondersteunende voorzieningen, die onderdeel zijn van de totale agrarische bedrijfsvoering van een (grondgebonden) open- of vollegronds tuinbouwbedrijf(stak), boom- of vaste plantenteeltbedrijf(stak) en die gebruikt worden om de bedrijfsvoering te optimaliseren; hierdoor vindt (een deel van) de productie onder meer gecontroleerde omstandigheden plaats, waardoor gezorgd kan worden voor een verbetering van de productiekwaliteit en/of arbeidsomstandigheden, teeltvervroeging of –verlating en het terugdringen van gewasbeschermingsmiddelen en meststoffengebruik.

1.82 tijdelijke huisvesting seizoenarbeiders

het huisvesten van werknemers, die in een periode van grote arbeidsbehoefte gedurende enkele maanden op een agrarisch bedrijf werkzaam zijn om naar de aard kortdurend werk te verrichten.

1.83 tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

teeltondersteunende voorzieningen die op dezelfde locatie gebruikt kunnen worden zo lang de teelt dit vereist, voor een aaneengesloten periode van maximum van 6 maanden. Deze tijdelijke voorzieningen hebben een directe relatie met het grondgebruik, zoals folies, insectengaas, acryldoek, wandelkappen, schaduwhallen, hagelnetten en dergelijke.

1.84 tuincentrum

een kwekerij en een verkoopplaats waar dode en levende artikelen voor verwerking/gebruik in tuin en huis, daaronder ook begrepen dierbenodigdheden voor huisdieren, direct aan particulieren ter verkoop worden aangeboden, van welke verkoopplaats een koffiehoek deel uitmaakt ter ondersteuning van de tuincentrumfunctie.

1.85 tunnel

een lichte, transparante constructie ter afdekking van gewassen, welke, voor zover hoger dan 1,5 m, als een bouwwerk wordt aangemerkt.

1.86 uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat qua vorm, ligging en/of omvang ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.87 verblijfsrecreatie

het nachtverblijf voor recreatieve doeleinden buiten de eerste woning, waarbij ten minste een nacht wordt doorgebracht, met uitzondering van overnachtingen bij familie en kennissen;

1.88 verbrede landbouw

Het ontplooien van activiteiten op een agrarisch bouwblok, die ruimtelijk inpasbaar zijn en verbonden zijn aan de bestaande en te behouden agrarische bedrijfsvoering, zoals natuur- en landschapsbeheer, dag- en verblijfsrecreatie, educatie, opvang in de zorg, verkoop van eigen of streekproducten en ook kinderopvang.

1.89 verkoopvloeroppervlakte

de totale oppervlakte van de voor het publiek toegankelijke en zichtbare winkelruimte, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank;

1.90 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.91 wijziging

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 2 van de Wet ruimtelijke ordening.

1.92 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten:

2.1 bebouwingspercentage

het oppervlakte aan gebouwen gedeeld door het oppervlakte van het bouwvlak tenzij dat in de regels anders is bepaald. In dat laatste geval telt de wijze van meten zoals die dan is gegeven.

2.2 dakkapel en goothoogte

Bij toepassing van het meten van de goothoogte van een bouwwerk worden dakkapellen buiten beschouwing gelaten, behoudens dakkapellen waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de breedte van het betreffende dakvlak. De goothoogte wordt dan gemeten vanaf het peil tot aan de goot van de dakkapel.

2.3 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met dien verstande dat balkonhekken tot 1 m bij aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen hierbij niet worden meegerekend.

2.6 de horizontale diepte van een gebouw

de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd.

2.7 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 de oppervlakte van een bodemingreep

het gebied binnen de buitenwerkse grens van de grondwerkzaamheden opwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.9 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.10 de oppervlakte van een overkapping

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.

2.11 diepte

vanaf het peil tot aan het diepste punt van de ingreep waarbij de diepte bij toepassing van begrip 2.14 onder c gemeten dient te worden per te onderscheiden vlak van 10 m².

2.12 ondergeschikte bouwonderdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

2.13 ondergrondse (verticale) bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf het peil tot de afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel van het) bouwwerk.

2.14 peil
  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst of ten hoogste 5 meter uit de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk die in of op het water wordt gebouwd: de gemiddelde waterstand over een kalenderjaar;
  • c. voor bouwwerken op een perceel die in of aan de dijk worden gebouwd en alle andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. grondgebonden agrarische bedrijvigheid, niet zijnde veehouderijbedrijven met uitzondering van veehouderijbedrijven ter plaatse van de aanduiding 'grondgebonden veehouderij';
  • b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' een bedrijfswoning;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'kas' tevens een kas;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' tevens een parkeerterrein;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbak' tevens voor een paardenbak;
  • f. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen;
  • g. extensief recreatief medegebruik;
  • h. hobbymatig houden van dieren;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen (zie hiertoe mede artikel 27.1), groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak, met dien verstande dat voor veehouderijbedrijven ter plaatse van de aanduiding 'grondgebonden veehouderij', toename van de bestaande bebouwingsoppervlakte van bedrijfsgebouwen ten behoeve van de uitoefening van de veehouderij niet is toegestaan;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' is aangegeven;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' is aangegeven;
  • d. in aanvulling op het bepaalde onder a, b en c mag een bedrijfsgebouw ten behoeve van het houden van dieren uit niet meer dan 1 bouwlaag bestaan;
  • e. kassen tot 6 m hoog en per bouwperceel niet meer dan 1.000 m²;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder a mogen kassen tevens worden opgericht op gronden met de aanduiding 'kas' buiten het bouwvlak;
  • g. voor gebouwen ten dienste van een bedrijfswoning geldt voorts het bepaalde in artikel 3.2.2 en artikel 3.2.3.
3.2.2 Bedrijfswoning, bepalingen omtrent hoofdgebouwen

Op de gronden met de aanduiding 'bedrijfswoning' mag een bedrijfswoning worden gebouwd waarbij de volgende regels gelden:

  • a. afstand tot de zijdelingse perceelsgrens is aan beide zijden minimaal 3 m;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' is aangegeven;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • d. de inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m³.
3.2.3 Bedrijfswoning, bepalingen omtrent aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Op en in aansluiting op de gronden met de aanduiding 'bedrijfswoning' mogen bij die bedrijfswoning aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd welke dienen te voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. goothoogte maximaal 4 m;
  • b. bouwhoogte maximaal 6 m, met dien verstande dat:
    • 1. tot 1 m uit de perceelsgrens de maximale bouwhoogte maximaal 4 m bedraagt, en
    • 2. tot 2 m uit de perceelsgrens de maximale bouwhoogte maximaal 5 m bedraagt;
    • 3. een uitzondering geldt voor die situaties waarin de kapconstructie in het verlengde ligt van de bedrijfswoning. In dat geval geldt als maximale bouwhoogte de hoogte van de bedrijfswoning minus 1,5 m. De eisen als hiervoor gegeven over de afstand uit de perceelsgrens blijven hierbij wel van kracht;
  • c. voor de bedrijfswoning, met dien verstande dat:
    • 1. aanbouwen en uitbouwen (zoals erkers) tot (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning mogen worden gebouwd, mits de:
      • bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt;
      • horizontale diepte maximaal 1,5 m bedraagt;
    • 2. overkappingen (zoals carports) tot (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd, mits de bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt;
  • d. gezamenlijke oppervlakte voor zover gebouwd buiten het bouwvlak maximaal:
    • 1. 60 m² op een erf tot en met 250 m², gerekend vanaf 1 m achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning, en
    • 2. voor zover de oppervlakte van het erf meer bedraagt dan 250 m² mag het te bebouwen oppervlakte worden vermeerderd met 10% van de overmaat tot een maximum van 125 m²;
    • 3. voorzover de gronden zijn gelegen binnen de gebiedsaanduiding overige zone - buitengebied is een maximaal gezamenlijk oppervlak van 100 m2 toegestaan per bouwperceel.
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt bij:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 1 m;
    • 2. erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 2 m;
    • 3. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelegen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw en in het bouwvlak:
      • één mestopslag van maximaal 1.000 m³ en maximale 6 m hoog;
      • windmolens tot maximaal 8 m hoog;
      • silo's tot maximaal 12 m hoog;
      • tunnels tot maximaal 3 m hoog;
      • andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10 m hoog;
    • 4. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelegen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 2 m hoog met dien verstande dat tunnels die niet langer dan acht maanden in elk kalenderjaar voorkomen maximaal 3 m hoog mogen zijn.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijken
  • a. Het bevoegd gezag kan, door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning, afwijken van het bepaalde in artikel 3.2 voor:
    • 1. hogere silo's, mits:
      • de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond;
      • de hoogte maximaal 15 m bedraagt;
    • 2. een grotere oppervlakte aan aan-, uit- bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning tot maximaal 150 m².
  • b. Het bevoegd gezag kan, door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning, afwijken van het bepaalde in lid 2 om binnen het bouwvlak een toename van de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een veehouderij toe te staan, mits:
    • 1. de gronden zijn aangewezen met de aanduiding 'grondgebonden veehouderij';
    • 2. maatregelen worden getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij conform de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij en Nadere regels zoals op basis van de Verordening Ruimte 2014 zijn vastgesteld;
    • 3. de bebouwing inpasbaar is in de omgeving, waarbij rekening is gehouden met de volksgezondheid en de effecten op het milieu;
    • 4. is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen voor de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
    • 5. is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 g/m³;
    • 6. is aangetoond dat er een zorgvuldige dialoog is gevoerd door de initiatiefnemer, gericht op het betrekken van de belangen van de directe omgeving in de planontwikkeling, voorafgaand aan de besluitvorming omtrent de omgevingsvergunning;
    • 7. op gronden met de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' met behulp van de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij en Nadere regels zoals op basis van de Verordening Ruimte 2014 zijn vastgesteld is aangetoond dat het bedrijf in voldoende mate grondgebonden is.
3.3.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken als bedoeld in artikel 3.3.1 onder a kan slechts mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. door initiatiefnemer een zekerheidstelling is afgeven met betrekking tot de (plan)kosten;
  • d. de afwijking voorzien wordt van een ruimtelijke onderbouwing;
  • e. er voorzien is in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan;
  • f. de afwijking gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied;
  • g. advies van de Stichting Advisering Buitengebied is verkregen.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruik van gronden gelegen buiten de aangegeven bouwvlakken voor - niet als bouwwerk aan te merken - mestbassins en silo's;
  • b. het gebruik van gronden ten behoeve van de uitoefening van nevenfuncties en/of verbrede landbouw, tenzij sprake is van agrarisch natuurbeheer;
  • c. verharding buiten het bouwvlak.
3.4.2 Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

Het gebruik van gronden ten behoeve van de volgende tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen is toegestaan:

  • a. folies;
  • b. insectengaas;
  • c. acryldoek;
  • d. lage tunnels (tot maximaal 0,5 m hoogte).
3.4.3 Hobbymatig agrarisch gebruik

Het gebruik van gronden buiten het bouwvlak ten behoeve van hobbymatig agrarisch gebruik is toegestaan.

3.4.4 Moestuin

Grond behorende bij woningen, maar gelegen buiten het bestemmingsvlak met de bestemming 'Wonen' mag, als zijnde een aan het landelijk gebied verwante activiteit, gebruikt worden als moestuin.

3.4.5 Aan huis verbonden beroep

Een aan huis verbonden beroep moet voldoen aan de volgende regels:

  • a. maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de woning inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen met een maximum van in totaal 60 m²;
  • b. degene die de activiteiten uitvoert, is bewoner van de woning;
  • c. er wordt voldaan aan de minimale parkeernormering zoals bedoeld in artikel 27.1;
  • d. er is geen detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met die activiteit.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Afwijken nevenfuncties en/of verbrede landbouw

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 3.4.1 onder b voor nevenfuncties en/of verbrede landbouw, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de agrarische functie op het perceel dient als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar te blijven;
  • b. nevenfuncties en/of de uitoefening van functies in het kader van de verbrede landbouw bij agrarische bedrijven zijn enkel toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van functies welke alleen buiten het bouwvlak kunnen worden uitgeoefend, zoals boerengolf en kleinschalig kamperen;
  • c. zodra de agrarische hoofdactiviteiten ter plaatse worden gestaakt, dient ook de nevenfunctie te worden beëindigd;
  • d. de volgende nevenfuncties en/of de uitoefening van functies in het kader van de verbrede landbouw bij het agrarische bedrijf zijn toegestaan:
    • 1. agrarisch-technisch hulpbedrijven, agrarische verwante bedrijven, waarvan de totale oppervlakte niet meer mag bedragen dan 500 m²;
    • 2. sociale en educatieve functies;
    • 3. (verblijfs)recreatieve functies, waarbij de totale oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m² per appartement. Het aantal appartementen mag niet meer bedragen dan 3. Bed & breakfast mag tot een maximum van 3 kamers met maximaal 10 gasten;
    • 4. kleinschalig kamperen, waarbij maximaal 25 kampeermiddelen zijn toegestaan in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober. Hierbij is een afstand van maximaal 75 meter vanaf het bij het betreffende bedrijf behorende bouwblok toegestaan. Het kleinschalig kamperen dient te passen binnen het toeristisch/recreatief beleid van de gemeente. De aanvrager moet met een ondernemersplan aantonen dat het plan economisch haalbaar is;
    • 5. productiegebonden detailhandel, waarbij de totale gezamenlijke verkoopvloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 100 m²;
  • e. ondergeschikte horeca bij de nevenfuncties en/of verbrede landbouw, zoals genoemd onder d 3 en 4, waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m²;
  • f. de huisvesting van seizoensarbeiders in bestaande bedrijfsgebouwen, waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:
    • 1. een dergelijke huisvesting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte van dat bedrijf;
    • 2. de huisvesting mag uitsluitend werknemers betreffen die alleen binnen het bedrijf jaar ze gehuisvest zijn, werkzaamheden verrichten;
    • 3. de huisvesting mag niet meer bedragen dan 6 maanden per kalenderjaar;
    • 4. de huisvesting dient plaats te vinden in een bestaand bedrijfsgebouw of een gedeelte daarvan, met dien verstande dat de gezamenlijke vloeroppervlakte ten behoeve van het nachtverblijf niet meer bedraagt dan 250 m² per bedrijf;
    • 5. er mag geen sprake zijn van zelfstandige wooneenheden;
    • 6. het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering van de bebouwing die geschikt wordt gemaakt voor het bieden van nachtverblijf voor zover nodig met het oog op:
      • bescherming van de belangen van de omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven en/of;
      • een passende situering ten opzichte van andere aanwezige bebouwing waaronder de bedrijfswoning.
3.5.2 Afwijken aan huis verbonden beroep

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in artikel 3.4.5 ten behoeve van het toestaan van een aan huis verbonden beroep tot een vloeroppervlakte van 100 m².

3.5.3 Afwijken aan huis verbonden bedrijf

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in artikel 3.1 ten behoeve van het toestaan van een aan huis verbonden bedrijf tot een vloeroppervlakte van 100 m².

3.5.4 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken als bedoeld in artikel 3.5.1, 3.5.2 en 3.5.3 kan slechts mits:

  • a. buitenopslag ten behoeve van nevenfunctie en/of verbrede landbouw is niet toegestaan;
  • b. de in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • c. de nevenfunctie en/of verbrede landbouw mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben. Parkeren dient op het bouwvlak plaats te vinden;
  • d. de nevenfunctie en/of verbrede landbouw mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven;
  • e. er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan;
  • f. de afwijking gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
  • g. Advies van de Stichting Advisering Buitengebied is gekregen.
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
3.6.1 Wijziging

Het bevoegd gezag is bevoegd, met in acht neming van het bepaalde in artikel 25.3, met toepassing van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door deze bestemming te wijzigen naar de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige agrarische bedrijfswoning betreft, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het agrarisch bedrijf is ter plaatse beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk;
  • b. de woonbestemming mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven;
  • c. het bouwvlak wordt verkleind tot de voormalige agrarische bedrijfswoning met bijhorende tuinen, erven en verhardingen;
  • d. de voormalige overtollige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt, waarbij de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen maximaal 200 m² mag bedragen;
  • e. de oppervlakte van de woonbestemming mag maximaal 1.500 m² bedragen.
3.6.2 Voorwaarden voor wijziging

Wijziging als bedoeld in artikel 3.6.1 kan slechts mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. door initiatiefnemer een zekerheidstelling is afgeven met betrekking tot de (plan)kosten;
  • d. er voorzien is in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan;
  • e. de afwijking gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied;
  • f. advies van de Stichting Advisering Buitengebied is verkregen.

Artikel 4 Agrarisch met waarden

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische bedrijvigheid;
  • b. de bescherming en instandhouding van voorkomende waarden;
  • c. extensief recreatief medegebruik;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'natuur- en landschapswaarden' de ontwikkeling en bescherming van natuur- en/of landschapswaarden;
  • e. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - schuur' een schuur ten behoeve van een schaapskooi;

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

4.2 Bouwregels
  • a. Op de in lid 4.1 aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de in lid 4.1 omschreven doeleinden worden gebouwd. Voor deze bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt een maximale bouwhoogte van 1 meter.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - schuur' een gebouw zijn opgericht.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in artikel 4.2 voor een bouwhoogte van maximaal 2 meter.

4.3.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken als bedoeld in artikel 4.3.1 kan slechts mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. door initiatiefnemer een zekerheidstelling is afgeven met betrekking tot de (plan)kosten;
  • d. de afwijking voorzien wordt van een ruimtelijke onderbouwing;
  • e. er voorzien is in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan;
  • f. de afwijking gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruik van gronden gelegen buiten de aangegeven bouwvlakken voor - niet als bouwwerk aan te merken - mestbassins en silo's;
  • b. het gebruik van gronden ten behoeve van de uitoefening van nevenfuncties en/of verbrede landbouw, tenzij sprake is van agrarisch natuurbeheer.
4.4.2 Hobbymatig agrarisch gebruik

Het gebruik van gronden buiten het bouwvlak ten behoeve van hobbymatig agrarisch gebruik is met recht toegestaan.

4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.5.1 Verbod

Ter plaatse van de bestemming 'Agrarisch met waarden' geldt dat het verboden is om een bodemingreep uit te voeren of te laten uitvoeren, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van bevoegd gezag, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen.

4.5.2 Vergunningverlening

De vergunning als bedoeld in artikel 4.5.1 wordt verleend, indien is gebleken dat de bodemingreep geen directe of indirecte gevolgen heeft welke niet zal leiden tot een onevenredige verstoring van de natuur - en/of landschapswaarden dan wel dat de verstoring ervan redelijk is in relatie tot het belang van de bodemingreep en de natuur- en /of landschapswaarden daarbij voldoende is gewaarborgd.

4.5.3 Voorwaarden voor vergunningverlening

Een vergunning als bedoeld in artikel 4.5.1 wordt pas verleend nadat:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad in relatie tot de aanwezige natuur- en/of landschapswaarden;
  • b. de vergunning voorzien wordt van een ruimtelijke onderbouwing.
4.5.4 Afwijking

In afwijking van het hiervoor bepaalde is geen vergunning nodig voor bodemingrepen die:

  • a. het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van de een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning;
  • c. worden uitgevoerd binnen het bouwvlak.

Artikel 5 Bedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels opgenomen Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1' tevens bedrijfsactiviteiten in de categorie 3.1 van de bij deze regels opgenomen Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2' tevens bedrijfsactiviteiten in de categorie 3.2 van de bij deze regels opgenomen Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten met uitzondering van bedrijfsactiviteiten waarvoor geurhinder dan wel externe veiligheid maatgevend is voor de toedeling van de activiteit in categorie 3.2;
  • d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' een bedrijfswoning;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - loonbedrijf' tevens een loonbedrijf conform SBI-code 713 en conform categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten tot een oppervlakte van ten hoogste 500 m2;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - deegwaren- en koekfabriek' tevens voor een fabriek in deegwaren- en banket, biscuit en koek conform SBI 1582 en conform categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autospuitinrichting' tevens een autospuiterij conform SBI-code 5020.4 en conform categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' tevens een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel perifeer' tevens perifere detailhandel;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'museum' tevens een museum;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' zijn uitsluitend nutsvoorzieningen toegestaan;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'brandweerkazerne' tevens een brandweerkazerne conform SBI-code 8425 en conform categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • m. opslag;
  • n. ondergeschikte kantoren;
  • o. detailhandel als ondergeschikte functie en uitsluitend voorzover het productiegebonden detailhandel betreft;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen (zie hiertoe mede artikel 27.1), groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' is aangegeven;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • d. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;
  • e. voor gebouwen ten dienste van een bedrijfswoning geldt voorts het bepaalde in artikel 5.2.2 en artikel 5.2.3.
5.2.2 Bedrijfswoning, bepalingen omtrent hoofdgebouwen

Op de gronden met de aanduiding 'bedrijfswoning' mag een bedrijfswoning worden gebouwd waarbij de volgende regels gelden:

  • a. afstand tot de zijdelingse perceelsgrens is aan beide zijden minimaal 3 m;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' is aangegeven;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • d. de inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m³. Indien de inhoud van de bestaande bedrijfswoning groter is dan 750 m³ dan mag deze niet meer bedragen dan de bestaande inhoud.
5.2.3 Bedrijfswoning, bepalingen omtrent aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Op en in aansluiting op de gronden met de aanduiding 'bedrijfswoning' mogen bij die bedrijfswoning aan- uit- en bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd welke dienen te voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. goothoogte maximaal 4 m;
  • b. bouwhoogte maximaal 6 m, met dien verstande dat:
    • 1. tot 1 m uit de perceelsgrens de maximale bouwhoogte maximaal 4 m bedraagt, en
    • 2. tot 2 m uit de perceelsgrens de maximale bouwhoogte maximaal 5 m bedraagt;
    • 3. een uitzondering geldt voor die situaties waarin de kapconstructie in het verlengde ligt van de bedrijfswoning. In dat geval geldt als maximale bouwhoogte de hoogte van de bedrijfswoning minus 1,5 m. De eisen als hiervoor gegeven over de afstand uit de perceelsgrens blijven hierbij wel van kracht;
  • c. bij de bedrijfswoning, met dien verstande dat:
    • 1. aanbouwen en uitbouwen (zoals erkers) tot (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning mogen worden gebouwd, mits de:
      • bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt;
      • horizontale diepte maximaal 1,5 m bedraagt;
    • 2. overkappingen (zoals carports) tot (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd, mits de bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt;
    • 3. gezamenlijke oppervlakte voor zover gebouwd buiten het bouwvlak maximaal:
      • 60 m² op een erf tot en met 250 m², gerekend vanaf 1 m achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning, en
      • voor zover de oppervlakte van het erf meer bedraagt dan 250 m² mag het te bebouwen oppervlakte worden vermeerderd met 10% van de overmaat tot een maximum van 125 m²;
      • voorzover de gronden zijn gelegen binnen de gebiedsaanduiding overige zone - buitengebied is een maximaal gezamenlijk oppervlak van 100 m2 toegestaan per bouwperceel.
5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt bij:

  • a. erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 1 m;
  • b. erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 2 m;
  • c. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 3 m en erachter maximaal 6 m.
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden voor:

  • a. risicovolle bedrijven zoals bedrijven die vallen onder het Besluit Risico's Zware Ongevallen (BRZO) en daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen bedrijven;
  • b. geluidszoneringsplichtige inrichtingen als bedoeld in de Wet geluidhinder;
  • c. inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
  • d. buitenopslag aan een openbaar zichtbare zijde van het bedrijf waaronder in elk geval het terrein voor de voorgevel wordt bedoeld;
  • e. een tuincentrum, met uitzondering van de gronden met de aanduiding 'tuincentrum';
  • f. motorbrandstofverkooppunten met lpg.
5.3.2 Aan huis verbonden beroep

Een aan huis verbonden beroep moet voldoen aan de volgende regels:

  • a. maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de woning inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen met een maximum van in totaal 60 m²;
  • b. degene die de activiteiten uitvoert, is bewoner van de woning;
  • c. er wordt voldaan aan de minimale parkeernormering zoals bedoeld in artikel 27.1;
  • d. er is geen detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met die activiteit.
5.4 Voorwaardelijke verplichting
5.4.1 Wijksestraat 3 Wijk en Aalburg

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het gebruik van en het in gebruik nemen van de gronden en bouwwerken op het kadastrale perceel F 4326, 4325, 4324 te Wijk en Aalburg, zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregel, zoals opgenomen in de overeenkomst kwaliteitsverbetering landschap inzake de ontwikkeling van het perceel Wijksestraat 3 te Wijk en Aalburg;
  • b. een omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 sub a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, voor het bouwen van gebouwen op het kadastrale perceel F 4326, 4325, 4324 te Wijk en Aalburg wordt slechts verleend als bij de aanvraag wordt aangetoond dat de landschapsmaatregelen, zoals opgenomen in het inrichtingsplan behorend bij de overeenkomst kwaliteitsverbetering zijn uitgevoerd dan wel aan de financiële verplichting is voldaan zoals is vastgelegd in de overeenkomst kwaliteitsverbetering van het landschap inzake ded ontwikkeling van het perceel Wijksestraat 3 te Wijk en Aalburg.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Afwijken aan huis verbonden beroep

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in artikel 5.3.2 ten behoeve van het toestaan van een aan huis verbonden beroep tot een vloeroppervlakte van 100 m².

5.5.2 Afwijken aan huis verbonden bedrijf

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in artikel 5.1 ten behoeve van het toestaan van een aan huis verbonden bedrijf tot een vloeroppervlakte van 100 m².

5.5.3 Bedrijfsactiviteiten

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in artikel 5.1 voor het toestaan van een ander bedrijf dan ter plaatse is toegestaan met dien verstande dat het bedrijf bedrijfsactiviteiten uitoefent die:

5.5.4 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken als bedoeld in artikel 5.5.1, 5.5.2 en 5.5.3 kan slechts mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad waarbij het milieueffect van het beoogde bedrijf nadrukkelijk wordt meegewogen en waarbij Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten mede betrokken wordt;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. door initiatiefnemer een zekerheidstelling is afgeven met betrekking tot de (plan)kosten;
  • d. de afwijking voorzien wordt van een ruimtelijke onderbouwing.

Artikel 6 Centrum

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel, waaronder ten hoogste één supermarkt is toegestaan;
  • b. de woonfunctie op de verdieping;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' tevens wonen op de begane grond;
  • d. horeca in de categorie 1 conform de in Bijlage 2 opgenomen Staat van Horeca-activiteiten tot maximaal 150 m2;
  • e. in aanvulling op het bepaalde onder d is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - shoarma/grillroom' tevens een shoarma/grillroom toegestaan uit de categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten;
  • f. maatschappelijke en culturele voorzieningen tot maximaal 150 m²;
  • g. dienstverlening tot maximaal 150 m²;
  • h. aan huis verbonden beroepen;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen (zie hiertoe mede artikel 27.1), groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen

Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' is aangegeven;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • d. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;
  • e. voor aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen geldt voorts het bepaalde in artikel 6.2.2.
6.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Aan- uit- en bijgebouwen en overkappingen mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd en voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. goothoogte maximaal 4 m;
  • b. bouwhoogte maximaal 6 m, met dien verstande dat:
    • 1. tot 1 m uit de perceelsgrens de maximale bouwhoogte maximaal 4 m bedraagt, en
    • 2. tot 2 m uit de perceelsgrens de maximale bouwhoogte maximaal 5 m bedraagt;
    • 3. een uitzondering geldt voor die situaties waarin de kapconstructie in het verlengde ligt van de bedrijfswoning. In dat geval geldt als maximale bouwhoogte de hoogte van de bedrijfswoning minus 1,5 m. De eisen als hiervoor gegeven over de afstand uit de perceelsgrens blijven hierbij wel van kracht;
  • c. bij de grondgebonden bedrijfswoning, met dien verstande dat:
    • 1. aanbouwen en uitbouwen (zoals erkers) tot (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning mogen worden gebouwd, mits de:
      • bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt;
      • horizontale diepte maximaal 1,5 m bedraagt;
    • 2. overkappingen (zoals carports) tot (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd, mits de bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt;
  • d. gezamenlijke oppervlakte voor zover gebouwd buiten het bouwvlak maximaal:
    • 1. 60 m² op een erf tot en met 250 m², gerekend vanaf 1 m achter de voorgevellijn van de grondgebonden bedrijfswoning, en
    • 2. voor zover de oppervlakte van het erf meer bedraagt dan 250 m² mag het te bebouwen oppervlakte worden vermeerderd met 10% van de overmaat tot een maximum van 125 m².
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt bij:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 1 m;
    • 2. erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 2 m;
    • 3. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 3 m;
  • b. reclame-uitingen aan huis verbonden bedrijf en aan huis verbonden beroep mogen uitsluitend aan de gevel worden geplaatst tot een oppervlakte van 0,2 m².
6.3 Specifieke gebruiksregels
6.3.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruik van gronden voor wonen op de begane grond met uitzondering van het wonen als ondergeschikte functie en ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
  • b. het gebruik van gronden voor kantoren op de verdieping met uitzondering van kantoren zonder baliefunctie.
6.3.2 Aan huis verbonden beroep

Een aan huis verbonden beroep moet voldoen aan de volgende regels:

  • a. maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de woning inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen met een maximum van in totaal 60 m²;
  • b. degene die de activiteiten uitvoert, is bewoner van de woning;
  • c. er wordt voldaan aan de minimale parkeernormering zoals bedoeld in artikel 27.1;
  • d. er is geen detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met die activiteit.
6.4 Afwijken van de gebruiksregels
6.4.1 Afwijken aan huis verbonden beroep

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in artikel 6.3.2 ten behoeve van het toestaan van een aan huis verbonden beroep tot een vloeroppervlakte van 100 m².

6.4.2 Afwijken aan huis verbonden bedrijf

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in artikel 6.1 ten behoeve van het toestaan van een aan huis verbonden bedrijf tot een vloeroppervlakte van 100 m².

6.4.3 Horeca

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in artikel 6.1 voor het toestaan van een horecavestiging in categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten.

6.4.4 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken als bedoeld in artikel 6.4.1 en 6.4.3 kan slechts mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en na bijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. voldaan wordt aan de minimale parkeernormering zoals bedoeld in artikel 27.1;
  • d. door initiatiefnemer een zekerheidstelling is afgeven met betrekking tot de (plan)kosten;
  • e. voor zover het betreft een afwijking ten behoeve van het vestigen van horeca als bedoeld in artikel 6.4.3, dient voldaan te worden aan het binnen de gemeente geldende horecabeleid;
  • f. de afwijken voorzien wordt van een ruimtelijke onderbouwing of ruimtelijke motivering.

Artikel 7 Cultuur en ontspanning

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor de molen met bezichtigingsmogelijkheid alsmede voor de bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen (zie hiertoe mede artikel 27.1), groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

7.2 Bouwregels

De bebouwing voldoet aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de goothoogte en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte.

Artikel 8 Gemengd

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Gemengd aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de woonfunctie;
  • b. maatschappelijke voorzieningen tot maximaal 100 m², alsmede ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' een maatschappelijke voorziening met een oppervlakte van maximaal 755 m2;
  • c. dienstverlening tot maximaal 100 m²;
  • d. aan huis verbonden beroepen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' tevens detailhandel;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'horeca' tevens horeca in de categorie 1 van de in Bijlage 2 opgenomen Staat van Horeca-activiteiten;
  • g. in uitzondering op het bepaalde onder f is ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 1a' uitsluitend horeca in de categorie 1a toegestaan;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - verhuur vervoersmiddelen' tevens de verhuur van oldtimers;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kleinschalige handelsdoeleinden' tevens kleinschalige handelsdoeleinden (sbi code 4622, 4632, 4633);
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kleinschalige ambachtelijke bedrijvigheid' tevens kleinschalige ambachtelijke bedrijvigheid;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen (zie hiertoe mede artikel 27.1), groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen

Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. (bedrijfs-)woningen mogen uitsluitend worden gebouwd op de hierna aangegeven wijze:
bouwwijze:   ter plaatse van de aanduiding:  
alle woningen aaneen, in niet-gestapelde vorm, half-vrijstaand of vrijstaand   'aaneengebouwd'  
half-vrijstaand of vrijstaand   'twee-aaneen'  
vrijstaand   'vrijstaand'  
gestapeld of aaneengebouwd   'gestapeld'  

  • c. afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens bedraagt bij:
    • 1. vrijstaande woningen aan beide zijden minimaal 3 m;
    • 2. twee-aaneen gebouwde woningen aan één zijde minimaal 3 m;
    • 3. aaneengebouwde woningen aan de niet-aangebouwde zijde van de eindwoning minimaal 2 m;
  • d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' is aangegeven;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • f. voor aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen geldt voorts het bepaalde in artikel 8.2.2.
8.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Aan- uit- en bijgebouwen en overkappingen mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd en voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. goothoogte maximaal 4 m;
  • b. bouwhoogte maximaal 6 m, met dien verstande dat:
    • 1. tot 1 m uit de perceelsgrens de maximale bouwhoogte maximaal 4 m bedraagt, en
    • 2. tot 2 m uit de perceelsgrens de maximale bouwhoogte maximaal 5 m bedraagt;
    • 3. een uitzondering geldt voor die situaties waarin de kapconstructie in het verlengde ligt van de (bedrijfs-)woning. In dat geval geldt als maximale bouwhoogte de hoogte van de (bedrijfs-)woning minus 1,5 m. De eisen als hiervoor gegeven over de afstand uit de perceelsgrens blijven hierbij wel van kracht;
  • c. bij de (bedrijfs-)woning, met dien verstande dat:
    • 1. aanbouwen en uitbouwen (zoals erkers) tot (het verlengde van) de voorgevel van de (bedrijfs-)woning mogen worden gebouwd, mits de:
      • bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt;
      • horizontale diepte maximaal 1,5 m bedraagt;
    • 2. overkappingen (zoals carports) tot (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd, mits de bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mogen bijgebouwen worden gebouwd;
  • d. gezamenlijke oppervlakte voor zover gebouwd buiten het bouwvlak maximaal:
    • 1. 60 m² op een erf tot en met 250 m², gerekend vanaf 1 m achter de voorgevellijn van de (bedrijfs-)woning, en
    • 2. voor zover de oppervlakte van het erf meer bedraagt dan 250 m² mag het te bebouwen oppervlakte worden vermeerderd met 10% van de overmaat tot een maximum van 125 m²;
    • 3. voor zover de aanduiding 'bijgebouwen' is aangeven tot maximaal de oppervlakte van het aanduidingsvlak 'bijgebouwen'.
8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt bij:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 1 m;
    • 2. erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 2 m;
    • 3. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 3 m en erachter maximaal 6 m;
    • 4. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 2 m;
  • b. reclame-uitingen aan huis verbonden bedrijf en aan huis verbonden beroep mogen uitsluitend aan de gevel worden geplaatst tot een oppervlakte van 0,2 m².
8.3 Specifieke gebruiksregels
8.3.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden voor kantoren zonder baliefunctie.

8.3.2 Aan huis verbonden beroep

Een aan huis verbonden beroep moet voldoen aan de volgende regels:

  • a. maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de woning inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen met een maximum van in totaal 60 m²;
  • b. degene die de activiteiten uitvoert, is bewoner van de (bedrijfs-)woning;
  • c. er wordt voldaan aan de minimale parkeernormering, zoals bedoeld in artikel 27.1;
  • d. er is geen detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met die activiteit.
8.3.3 Detailhandel

Op de gronden met de aanduiding 'detailhandel' is detailhandel toegestaan met het bestaande vloeroppervlakte, zoals aanwezig ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan, vermeerderd met 20% met dien verstande dat de vermeerdering niet meer dan 10 m2 mag bedragen.

8.4 Afwijken van de gebruiksregels
8.4.1 Afwijken aan huis verbonden beroep

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in artikel 8.3.2 ten behoeve van het toestaan van een aan huis verbonden beroep tot een vloeroppervlakte van 100 m².

8.4.2 Afwijken aan huis verbonden bedrijf

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in artikel 8.1 ten behoeve van het toestaan van een aan huis verbonden bedrijf tot een vloeroppervlakte van 100 m².

8.4.3 Detailhandel

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in artikel 8.3.3 voor het uitbreiden van het verkoopvloeroppervlak voor detailhandel met maximaal 20%, mits aangetoond kan worden dat dit noodzakelijk is vanuit bedrijfseconomische noodzaak.

8.4.4 Kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in artikel 8.1 ten behoeve van het toestaan van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten op gronden waarop niet de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kleinschalige ambachtelijke bedrijvigheid' is gelegen, met dien verstande dat:

  • a. de afstanden, zoals voorkomen in de 8.1 dienen te worden aangehouden;
  • b. maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de woning inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen met een maximum van in totaal 30 m²;
  • c. het gebruik mag geen onevenredige hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het karakter van de omgeving;
  • d. degene die de activiteiten uitvoert, is bewoner van de woning;
  • e. er is geen detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met die activiteit.
8.4.5 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken als bedoeld in artikel 8.4.1, 8.4.2, 8.4.3 en 8.4.4 kan slechts mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en na bijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. voldaan wordt aan de minimale parkeernormering zoals bedoeld in artikel 27.1;
  • d. door initiatiefnemer een zekerheidstelling is afgeven met betrekking tot de (plan)kosten;
  • e. de afwijking voorzien wordt van een ruimtelijke onderbouwing.

Artikel 9 Groen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen, bermen en beplanting;
  • b. nutsvoorzieningen;
  • c. paden, speelvoorzieningen, straatmeubilair en ontmoetingsvoorzieningen voor specifieke groepen mensen, water, evenementen en voorzieningen voor de waterhuishouding;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, tuinen en erven.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen

Gebouwen voor het openbare nut tot maximaal 50 m² en tot maximaal 4 m hoog.

9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt bij:

  • a. speelvoorzieningen maximaal 8 m;
  • b. bouwwerken voor de wegaanduiding, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer maximaal 10 meter;
  • c. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 6 m.

Artikel 10 Groen - 2

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen, bermen en beplanting, tuinen, erven, gelegen op niet openbare gronden;
  • b. paden, speelvoorzieningen, water, evenementen en voorzieningen voor de waterhuishouding;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen.

10.2 Bouwregels
10.2.1 Gebouwen

Gebouwen zijn niet toegestaan.

10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt bij:

  • a. speelvoorzieningen maximaal 4 m;
  • b. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde maximaal 4 m.

Artikel 11 Maatschappelijk

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen in de categorieën 1 en 2 zoals opgenomen in de Bijlage 4 Staat van Maatschappelijke voorzieningen;
  • b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' een bedrijfswoning;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' uitsluitend een begraafplaats;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'religie' tevens religieuze doeleinden;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' tevens een parkeerterrein;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - groensingel' uitsluitend een groensingel;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'sporthal' tevens een sporthal;
  • h. ondergeschikte detailhandel;
  • i. aan huis verbonden beroepen;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen (zie hiertoe mede artikel 27.1), groenvoorzieningen, speelinstallaties, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

11.2 Bouwregels
11.2.1 Gebouwen

Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' is aangegeven;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • d. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;
  • e. voor gebouwen ten dienste van een bedrijfswoning geldt voorts het bepaalde in artikel 11.2.3 en artikel 11.2.4.
11.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Aan- uit- en bijgebouwen en overkappingen mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd en voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. goothoogte maximaal 4 m;
  • b. bouwhoogte maximaal 6 m, met dien verstande dat:
    • 1. tot 1 m uit de perceelsgrens de maximale bouwhoogte maximaal 4 m bedraagt, en
    • 2. tot 2 m uit de perceelsgrens de maximale bouwhoogte maximaal 5 m bedraagt;
    • 3. een uitzondering geldt voor die situaties waarin de kapconstructie in het verlengde ligt van de bedrijfswoning. In dat geval geldt als maximale bouwhoogte de hoogte van de bedrijfswoning minus 1,5 m. De eisen als hiervoor gegeven over de afstand uit de perceelsgrens blijven hierbij wel van kracht;
  • c. bij de bedrijfswoning, met dien verstande dat:
    • 1. aanbouwen en uitbouwen (zoals erkers) tot (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning mogen worden gebouwd, mits de:
      • bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt;
      • horizontale diepte maximaal 1,5 m bedraagt;
    • 2. overkappingen (zoals carports) tot (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd, mits de bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt;
  • d. gezamenlijke oppervlakte voor zover gebouwd buiten het bouwvlak maximaal:
    • 1. 60 m² op een erf tot en met 250 m², gerekend vanaf 1 m achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning, en
    • 2. voor zover de oppervlakte van het erf meer bedraagt dan 250 m² mag het te bebouwen oppervlakte worden vermeerderd met 10% van de overmaat tot een maximum van 125 m².
11.2.3 Bedrijfswoning, bepalingen omtrent hoofdgebouwen

Op de gronden met de aanduiding 'bedrijfswoning' mag een bedrijfswoning worden gebouwd waarbij de volgende regels gelden:

  • a. afstand tot de zijdelingse perceelsgrens is aan beide zijden minimaal 3 m ;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' is aangegeven;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • d. de inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m³.
11.2.4 Bedrijfswoning, bepalingen omtrent aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Op of in aansluiting op de gronden met de aanduiding 'bedrijfswoning' mogen bij die bedrijfswoning aan- uit- en bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd welke dienen te voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. goothoogte maximaal 4 m;
  • b. bouwhoogte maximaal 6 m, met dien verstande dat:
    • 1. tot 1 m uit de perceelsgrens de maximale bouwhoogte maximaal 4 m bedraagt, en
    • 2. tot 2 m uit de perceelsgrens de maximale bouwhoogte maximaal 5 m bedraagt;
    • 3. een uitzondering geldt voor die situaties waarin de kapconstructie in het verlengde ligt van de bedrijfswoning. In dat geval geldt als maximale bouwhoogte de hoogte van de bedrijfswoning minus 1,5 m. De eisen als hiervoor gegeven over de afstand uit de perceelsgrens blijven hierbij wel van kracht;
  • c. bij de bedrijfswoning, met dien verstande dat:
    • 1. aanbouwen en uitbouwen (zoals erkers) tot (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning mogen worden gebouwd, mits de:
      • bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt;
      • horizontale diepte maximaal 1,5 m bedraagt;
    • 2. overkappingen (zoals carports) tot (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd, mits de bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt;
  • d. gezamenlijke oppervlakte voor zover gebouwd buiten het bouwvlak maximaal:
    • 1. 60 m² op een erf tot en met 250 m², gerekend vanaf 1 m achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning, en
    • 2. voor zover de oppervlakte van het erf meer bedraagt dan 250 m² mag het te bebouwen oppervlakte worden vermeerderd met 10% van de overmaat tot een maximum van 125 m².
11.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt bij:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 1 m;
    • 2. erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 2 m;
    • 3. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 3 m;
  • b. reclame-uitingen aan huis verbonden bedrijf en aan huis verbonden beroep mogen uitsluitend aan de gevel worden geplaatst tot een oppervlakte van 0,2 m².
11.3 Specifieke gebruiksregels
11.3.1 Aan huis verbonden beroep

Een aan huis verbonden beroep moet voldoen aan de volgende regels:

  • a. maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de woning inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen met een maximum van in totaal 60 m²;
  • b. degene die de activiteiten uitvoert, is bewoner van de woning;
  • c. er wordt voldaan aan de minimale parkeernormering, zoals bedoeld in artikel 27.1;
  • d. er is geen detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met die activiteit.
11.4 Afwijken van de gebruiksregels
11.4.1 Afwijken aan huis verbonden beroep

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in artikel 11.3.1 ten behoeve van het toestaan van een aan huis verbonden beroep tot een vloeroppervlakte van 100 m².

11.4.2 Afwijken aan huis verbonden bedrijf

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in artikel 11.1 ten behoeve van het toestaan van een aan huis verbonden bedrijf tot een vloeroppervlakte van 100 m².

11.4.3 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken als bedoeld in artikel 11.4.1 en 11.4.2 kan slechts mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en na bijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. voldaan wordt aan de minimale parkeernormering zoals bedoeld in artikel 27.1;
  • d. door initiatiefnemer een zekerheidstelling is afgeven met betrekking tot de (plan)kosten;
  • e. de afwijken voorzien wordt van een ruimtelijke onderbouwing of ruimtelijke motivering.

Artikel 12 Recreatie - Dagrecreatie

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dagrecreatieve voorzieningen;
  • b. ondergeschikte horeca;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven' tevens een jachthaven;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin' tevens volkstuinen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 1' een horecavoorziening in de categorie 1 met een oppervlakte van maximaal 300 m2;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen (zie hiertoe mede artikel 27.1), groenvoorzieningen, speelinstallaties, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

12.2 Bouwregels
12.2.1 Gebouwen

Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak dan wel ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 1';
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' is aangegeven;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 1' mag de goothoogte maximaal 3 meter en de bouwhoogte maximaal 5 meter bedragen;
  • e. het bouwvlak mag volledig worden gebouwd, met dien verstande dat de bebouwingsoppervlakte ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' niet meer mag bedragen dan met de aaduiding is aangegeven.
12.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt bij:

  • a. erf- en terreinafscheidingen maximaal 2 m;
  • b. speelinstallaties maximaal 5 m;
  • c. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 3 m.
12.3 Afwijken van de bouwregels
12.3.1 Afwijking

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.2.2, onder c voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een bouwhoogte van maximaal 10 meter.

12.3.2 Afwegingskader

De omgevingsvergunning als bedoeld in 12.3.1 kan slechts worden verleend, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en na bijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. voldaan wordt aan de minimale parkeernormering zoals bedoeld in artikel 27.1;
  • d. door initiatiefnemer een zekerheidstelling is afgeven met betrekking tot de (plan)kosten;
  • e. de afwijken voorzien wordt van een ruimtelijke onderbouwing of ruimtelijke motivering.
12.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden voor:

  • a. uitstallings-, opslag-, standplaats van kampeermiddelen;
  • b. winterstalling voor of van kampeermiddelen;
  • c. het uitoefenen van verblijfsrecreatie.

Artikel 13 Recreatie - Verblijfsrecreatie

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verblijfsrecreatie voor 75 standplaatsen voor stacaravans;
  • b. ondergeschikte horeca;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen (zie hiertoe mede artikel 27.1), groenvoorzieningen, speelinstallaties, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

13.2 Bouwregels
13.2.1 Gebouwen

Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' is aangegeven;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • d. het bebouwingsoppervlak bedraagt maximaal 400 m2 ;
13.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt bij:

  • a. erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 1 m;
  • b. erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 2 m;
  • c. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 6 m.
13.3 Specifieke gebruiksregels
13.3.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden voor:

  • a. uitstallings- en opslagplaats van kampeermiddelen;
  • b. winterstalling voor kampeermiddelen;
  • c. wonen.

Artikel 14 Sport

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sportactiviteiten met uitzondering van gemotoriseerde sporten en andere lawaaisporten;
  • b. bij de sportactiviteiten horende, en ondergeschikt daaraan, horeca activiteiten;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - tribune' tevens een tribune;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen (zie hiertoe mede artikel 27.1), groenvoorzieningen, speelinstallaties, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

14.2 Bouwregels
14.2.1 Gebouwen

Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' is aangegeven;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • d. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd.
14.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt bij:

  • a. erfafscheidingen maximaal 2 m;
  • b. speelinstallaties, lichtmasten en ballenvangers maximaal 20 m;
  • c. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 4 m.
14.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan verstaan het gebruik van gronden voor gemotoriseerde sporten.

Artikel 15 Tuin

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbak' tevens voor een paardenbak;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' tevens voor het parkeren op eigen erf;
  • d. op percelen met de aanduiding 'ontsluiting' is de ontsluiting van de aangrenzende bestemming Wonen uitsluitend toegestaan ter plaatse van het betreffende aanduidingsvlak;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, erven, water(voorzieningen) en parkeerplaatsen op de eigen oprit (zie hiertoe mede artikel 27.1).

15.2 Bouwregels
15.2.1 Erkers

Uitbouwen, zoals een erker aan de op de aangrenzende bestemming gelegen woning, mogen worden gebouwd, mits de:

  • a. diepte van de erker maximaal 1,5 m bedraagt;
  • b. ligging uit de perceelsgrens minimaal 2 m bedraagt;
  • c. breedte niet groter is dan 2/3 van de breedte van de gevel van de woning;
  • d. bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt.
15.2.2 Overkappingen (zoals carports)

Overkappingen zoals een carport bij de op de aangrenzende bestemming gelegen woning mogen worden gebouwd, mits:

  • a. de ligging vóór het verlengde van de voorgevel maximaal 2 m bedraagt;
  • b. de ligging tot de voorste perceelsgrens minimaal 2 m bedraagt;
  • c. de bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt;
  • d. vóór het verlengde van de voorgevel niet met enige wand omsloten;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overkapping' een overkapping zonder wanden;
  • f. de oppervlakte van een carport mag maximaal 30 m2 bedragen.
15.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt:

  • a. bij erf- en terreinafscheidingen maximaal 1 m met dien verstande dat bij een open constructie dit 1,5 m mag bedragen;
  • b. vlaggenmasten tot maximaal 6 m;
  • c. bij overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde maximaal 3 m.
15.3 Afwijken van de gebruiksregels
15.3.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in artikel 15.1 voor het toestaan van het gebruik als tuin als parkeerplaats voor;

  • a. méér dan 3 auto's;
  • b. het parkeren van auto's voor bewoners en / of bezoekers van niet bij die gronden horende woning;
  • c. het parkeren van kampeerauto's en / of caravans en daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen voertuigen voor personen gebruik;
  • d. het parkeren voor het hoofdgebouw van de woning;
  • e. het parkeren op een gebied verder dan 2 m uit de oprit.
15.3.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken als bedoeld in artikel 15.3.1 kan slechts mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. door initiatiefnemer een zekerheidstelling is afgeven met betrekking tot de (plan)kosten;
  • d. de afwijking voorzien wordt van een ruimtelijke onderbouwing.

Artikel 16 Verkeer

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de afwikkeling van het verkeer met met bijhorende verblijfsruimte;
  • b. wandel- en fietspaden, parkeer-, groen-, speelvoorzieningen en ontmoetingsvoorzieningen voor specifieke groepen mensen, evenementen en straatmeubilair;
  • c. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' tevens een onderdoorgang ten gunste van de naastgelegen bestemmingen met een doorrijhoogte van tenminste 4 m;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'garage' tevens garageboxen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'tuin' tevens voor een tuin;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen (zie hiertoe mede artikel 27.1), groenvoorzieningen, speelinstallaties, water en voorzieningen voor de waterhuishouding.

16.2 Bouwregels
16.2.1 Gebouwen

Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwen voor het openbare nut tot maximaal 50 m² en tot maximaal 4 m hoog;
  • b. op de gronden met de aanduiding 'garage' gelden de volgende regels:
    • 1. de inhoud van een garagebox mag niet meer dan 50 m3 bedragen;
    • 2. de breedte van een garagebox mag niet meer dan 3 m bedragen;
    • 3. de bouwhoogte mag niet meer dan 2,7 m bedragen.
16.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt bij:

  • a. speelinstallaties maximaal 8 m;
  • b. bouwwerken voor de wegaanduiding, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer maximaal 10 m;
  • c. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 6 m.

Artikel 17 Water

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water;
  • b. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • c. verkeer te water;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven' tevens een jachthaven;

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en bruggen met bijhorende verkeersfunctie, groenvoorzieningen, taluds, wegen en paden.

17.2 Bouwregels
17.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt bij:

  • a. bouwwerken voor de wegaanduiding, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer maximaal 10 m;
  • b. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, maximaal 6 m.

Artikel 18 Wonen

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de woonfunctie;
  • b. aan huis verbonden beroep;
  • c. aan huis verbonden bedrijf;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' tevens maatschappelijke voorzieningen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - maatschappelijke voorzieningen tot 200 m2' tevens maatschappelijke voorzieningen tot een maximale oppervlakte van 200 m3;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - begeleid wonen' tevens begeleid wonen;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' tevens detailhandel;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' tevens een kantoor;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf' tevens een bedrijf met een oppervlakte van ten hoogste 120 m2;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'slagerij' tevens een slagerij;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbak' tevens voor een paardenbak;
  • l. opslag tot een maximale oppervlakte van 140 m2 uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
  • m. voet- en fietspaden;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen (zie hiertoe mede artikel 27.1), groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

18.2 Bouwregels
18.2.1 Gebouwen

Hoofdgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. woningen mogen uitsluitend worden gebouwd op de hierna aangegeven wijze:
    bouwwijze:   ter plaatse van de aanduiding:  
    alle woningen aaneen, in niet-gestapelde vorm, half- vrijstaand of vrijstaand   'aaneengebouwd'  
    half-vrijstaand of vrijstaand   'twee-aaneen'  
    vrijstaand   'vrijstaand'  
    gestapeld of aaneengebouwd   'gestapeld'  
  • c. afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens is ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. 'vrijstaand' aan beide zijden minimaal 3 m;
    • 2. 'twee-aan-een' aan één zijde minimaal 3 m;
    • 3. 'aaneengebouwd' aan de niet-aangebouwde zijde van de eindwoning minimaal 2 m;
  • d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' is aangegeven;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • f. het aantal woningen mag binnen een bestemmingsvlak niet meer bedragen dan het bestaande aantal woningen met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aantal niet meer mag bedragen dan is aangeduid;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'maximum volume (m3)' bedraagt de inhoud niet meer dan het met de aanduiding weergegeven volume, met dien verstande dat de inhoud van een woning op de gronden met de gebiedsaanduiding overige zone - buitengebied maximaal 750 m3 mag bedragen;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' bedraagt het bebouwingspercentage niet meer dan het met de aanduiding weergegeven bebouwingspercentage;
  • i. voor aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen geldt voorts het bepaalde in artikel 18.2.2.
18.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Aan- uit- en bijgebouwen en overkappingen mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd en voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. goothoogte maximaal 4 m;
  • b. bouwhoogte maximaal 6 m, met dien verstande dat:
    • 1. tot 1 m uit alle perceelsgrenzen de maximale bouwhoogte maximaal 4 m bedraagt, en
    • 2. tot 2 m uit alle perceelsgrenzen de maximale bouwhoogte maximaal 5 m bedraagt;
    • 3. een uitzondering geldt voor die situaties waarin de kapconstructie in het verlengde ligt van het hoofdgebouw. In dat geval geldt als maximale bouwhoogte de hoogte van het hoofdgebouw minus 1,5 m. De eisen als hiervoor gegeven over de afstand uit de perceelsgrens blijven hierbij wel van kracht;
  • c. bij een hoofdgebouw, met dien verstande dat:
    • 1. aanbouwen en uitbouwen tot het verlengde van de voorgevel, danwel de voorste bouwgrens van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd, mits de:
      • bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt;
      • diepte van de aan- en uitbouw maximaal 1,5 m bedraagt;
      • ligging uit de voorste perceelgrens minimaal 2 meter bedraagt;
      • breedte niet groter is dan 2/3 van de breedte van de gevel van de woning.
    • 2. overkappingen (zoals carports) tot (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd, mits de bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt (zie ook de bouwregels in de bestemming Tuin in artikel 15.2.2 waarin, onder voorwaarden, deze gebouwen mogen worden voortgezet);
    • 3. ter plaatste van de aanduiding 'vrijstaand' geldt ook dat één zijde naast het hoofdgebouw vrij van gebouwen moet blijven over een strook van minimaal 3 m breed tot 8 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw;
  • d. gezamenlijke oppervlakte voor zover gebouwd buiten het bouwvlak maximaal:
    • 1. 60 m² op een erf tot en met 250 m², gerekend vanaf 1 m achter de voorgevellijn van de woning, en
    • 2. voor zover de oppervlakte van het erf meer bedraagt dan 250 m² mag het te bebouwen oppervlakte worden vermeerderd met 10% van de overmaat tot een maximum van 125 m²;
    • 3. voorzover de gronden zijn gelegen binnen de gebiedsaanduiding overige zone - buitengebied is een maximaal gezamenlijk oppervlak van 100 m2 toegestaan per bouwperceel.
18.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt:
    • 1. bij erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel maximaal 1 m met dien verstande dat bij een open constructie dit 1,5 m mag bedragen;
    • 2. bij erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 2 m (zie ook de bouwregels in de bestemming 'Tuin' in artikel 15.2 waarin, onder voorwaarden, deze bouwwerken mogen worden voortgezet);
    • 3. vlaggenmasten tot maximaal 6 m;
    • 4. bij overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde maximaal 3 m;
  • b. reclame-uitingen aan huis verbonden bedrijf en aan huis verbonden beroep mogen uitsluitend aan de gevel worden geplaatst tot een oppervlakte van 0,2 m².
18.3 Specifieke gebruiksregels
18.3.1 Aan huis verbonden beroep en bedrijf aan huis

Een aan huis verbonden beroep en bedrijf moet voldoen aan de volgende regels:

  • a. maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de woning inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen met een maximum van in totaal 60 m²;
  • b. degene die de activiteiten uitvoert, is bewoner van de woning;
  • c. er wordt voldaan aan de minimale parkeernormering zoals bedoeld in artikel 27.1;
  • d. er is geen detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met die activiteit.
18.3.2 Detailhandel

Op de gronden met de aanduiding 'detailhandel' dan wel 'slagerij' is detailhandel toegestaan met het bestaande vloeroppervlakte, zoals aanwezig ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan, vermeerderd met 10% met dien verstande dat de vermeerdering niet meer dan 10 m2 mag bedragen.

18.4 Voorwaardelijke verplichting
18.4.1 Veldstraat ong. kadastraal perceel F 3236, 3237, 3238 Wijk en Aalburg

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het gebruik van en het in gebruik nemen van de gronden en bouwwerken op het perceel Veldstraat ongenummerd kadastraal perceel F 3236, 3237, 3238 te Wijk en Aalburg, zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregel, zoals opgenomen in Bijlage 3 Landschappelijk inpassingsplan Veldstraat;
  • b. een omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 sub a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, voor het bouwen van gebouwen op het Veldstraat ongenummerd kadastraal perceel F 3236, 3237, 3238 Wijk en Aalburg wordt slechts verleend als bij de aanvraag wordt aangetoond dat de landschapsmaatregelen, zoals opgenomen in Bijlage 3 Landschappelijk inpassingsplan Veldstraat zijn uitgevoerd dan wel aan de financiële verplichting is voldaan zoals met initiatiefnemers is vastgelegd in de overeenkomsten:
    • 1. Overeenkomst kwaliteitsverbetering van het landschap, inzake de ontwikkeling van het perceel Veldstraat ongenummerd sectie F nummer 3236 te Wijk en Aalburg, aldus getekend op 24-04-2016;
    • 2. Overeenkomst kwaliteitsverbetering van het landschap, inzake de ontwikkeling van het perceel Veldstraat ongenummerd sectie F nummer 3237 te Wijk en Aalburg;
    • 3. Overeenkomst kwaliteitsverbetering van het landschap, inzake de ontwikkeling van het perceel Veldstraat ongenummerd sectie F nummer 3238 te Wijk en Aalburg.
18.4.2 Langestraat ong. kadastraal perceel F 3274 Wijk en Aalburg

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het gebruik van en het in gebruik nemen van de gronden en bouwwerken op het perceel Langestraat ongenummerd, kadastraal perceel F 3274 te Wijk en Aalburg, zonder nakoming van de verplichting zoals opgenomen in de 'Overeenkomst kwaliteitsverbetering van het landschap, inzake de ontwikkeling van het perceel 'Langestraat ongenummerd, kadastraal perceel F 3274 Wijk en Aalburg';
  • b. een omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 sub a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, voor het bouwen van gebouwen op het Langestraat ongenummerd, kadastraal perceel F 3274 Wijk en Aalburg wordt slechts verleend als bij de aanvraag wordt aangetoond dat is voldaan aan de verplichting zoals overeengekomen in de 'Overeenkomst kwaliteitsverbetering van het landschap, inzake de ontwikkeling van het perceel 'Langestraat ongenummerd, kadastraal perceel F 3274 Wijk en Aalburg'.
18.5 Afwijken van de gebruiksregels
18.5.1 Afwijken aan huis verbonden beroep of bedrijf

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in artikel 18.3.1 ten behoeve van het toestaan van een aan huis verbonden beroep of bedrijf tot een vloeroppervlakte van 100 m².

18.5.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken als bedoeld in artikel 18.5.1 kan slechts mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. voldaan wordt aan de minimale parkeernormering zoals bedoeld in artikel 27.1;
  • d. door initiatiefnemer een zekerheidstelling is afgeven met betrekking tot de (plan)kosten;
  • e. de afwijken voorzien wordt van een ruimtelijke onderbouwing.

Artikel 19 Wonen - Uit te werken

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de woonfunctie;
  • b. aan huis verbonden beroepen;
  • c. aan huis verbonden bedrijven;
  • d. kantoren;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' een gebouwde parkeervoorziening;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen (zie hiertoe mede artikel 27.1), groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

19.2 Uitwerkingsregels

Het bevoegd gezag werkt de bestemming uit met inachtneming van de volgende regels:

19.2.1 Algemeen

Voor het uitwerken van de gronden dient te worden aangesloten bij de regels van de overige bestemmingen binnen dit bestemmingsplan, zoals de bestemmingen 'Wonen', 'Tuin', 'Verkeer' en 'Groen', met in achtneming van de navolgende bepalingen:

  • a. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan 32;
  • b. het brutovloeroppervlakte van het kantoor mag niet meer bedragen dan 275 m2;
  • c. het maximum bebouwd oppervlak voor hoofdgebouwen en aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 180 m2. In dit oppervlakte wordt de gebouwde parkeervoorziening ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' niet meegerekend.
19.2.2 Hoofdgebouwen

Hoofdgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. de afstand tot de voorste perceelsgrens bedraagt minimaal 3 m;
  • b. afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens bedraagt bij:
    • 1. vrijstaande woningen aan beide zijden minimaal 3 m;
    • 2. half-vrijstaande woningen aan één zijde minimaal 3 m;
    • 3. aaneengebouwde woningen aan de niet-aangebouwde zijde van de eindwoning minimaal 2 m;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11 m;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder c en d mag ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein':
    • 1. een parkeervoorziening worden gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 4 meter;
    • 2. bovenop de parkeervoorzieningen woningen worden gebouwd met een maximale goothoogte van 8 meter en een maximale bouwhoogte van 14 meter, met dien verstande dat:
      • de hoogte gemeten wordt vanaf de bovenkant van de parkeervoorziening;
      • het aantal bouwlagen niet meer bedraagt dan 3 (inclusief kap).
19.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen binnen en buiten het op te nemen bouwvlak worden gebouwd en voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. goothoogte maximaal 3 m;
  • b. bouwhoogte maximaal 6 m met dien verstande dat:
    • 1. tot 1 m uit de perceelsgrens de maximale bouwhoogte maximaal 4 m bedraagt, en
    • 2. tot 2 m uit de perceelsgrens de maximale bouwhoogte maximaal 5 m bedraagt;
    • 3. een uitzondering geldt voor die situaties waarin de kapconstructie in het verlengde ligt van het hoofdgebouw. In dat geval geldt als maximale bouwhoogte de hoogte van het hoofdgebouw minus 1,5 m. De eisen als hiervoor gegeven over de afstand uit de perceelsgrens blijven hierbij wel van kracht;
  • c. opgericht in het achtererfgebied, met dien verstande dat:
    • 1. aan- en uitbouwen (zoals erkers) tot (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden aangebouwd, mits de:
      • bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt;
      • horizontale diepte maximaal 1,5 m bedraagt;
    • 2. overkappingen (zoals carports) tot (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd, mits de bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt (zie ook de bouwregels in de op te nemen bestemming 'Tuin' waarin opgenomen wordt onder welke voorwaarden, deze gebouwen mogen worden voortgezet);
    • 3. voor vrijstaand woningen geldt dat één zijde naast het hoofdgebouw vrij van gebouwen moet blijven over een strook van minimaal 3 m breed tot 8 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw;
  • d. gezamenlijke oppervlakte voor zover gebouwd buiten het bouwvlak maximaal:
    • 1. 60 m² op een erf tot en met 250 m², gerekend vanaf 1 m achter de voorgevellijn van de woning, en
    • 2. voor zover de oppervlakte van het erf meer bedraagt dan 250 m² mag het te bebouwen oppervlakte worden vermeerderd met 10% van de overmaat tot een maximum van 125 m².
19.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt:
    • 1. bij erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 2 m;
    • 2. bij erf- en terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 1 m;
    • 3. bij overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde maximaal 3 m;
    • 4. vlaggenmasten tot maximaal 6 m;
  • b. reclame-uitingen bij een aan huis verbonden beroep of een aan huis verbonden bedrijf mogen uitsluitend aan de gevel worden geplaatst tot een oppervlakte van 0,2 m².
19.2.5 Specifieke gebruiksregels

Een aan huis verbonden beroep of bedrijf moet voldoen aan de volgende regels:

  • a. maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de woning inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen met een maximum van in totaal 60 m²;
  • b. degene die de activiteiten uitvoert, is bewoner van de woning;
  • c. er wordt voldaan aan de minimale parkeernormering zoals bedoeld in artikel 27.1;
  • d. er is geen detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met die activiteit.
19.2.6 Op te nemen afwijkingsmogelijkheden

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 19.2.5 ten behoeve van het toestaan van een aan huis verbonden beroep of bedrijf tot een oppervlakte van 100 m², waarbij moet worden voldaan aan de volgende regels:

  • a. degene die de activiteiten uitvoert, is bewoner van de woning;
  • b. er is geen detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met die activiteit.
19.3 Bouwregels

Op of in de in 19.1 bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd in overeenstemming met een uitwerkingsplan dat rechtskracht heeft verkregen en krachtens het in zodanig plan bepaalde.

19.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 19.3 voor het bouwen van bouwwerken op of in de gronden, indien het bouwplan in overeenstemming is met een ontwerp-uitwerkingsplan.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 20 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 21 Algemene bouwregels

21.1 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

De planregels van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het bepaalde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  • a. de richtlijnen voor het verlenen van ontheffing van de stedenbouwkundige bepalingen;
  • b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  • c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  • d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  • e. de ruimte tussen bouwwerken.
21.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot hoogte eerste bouwlaag hoofdgebouw

Aan- uit- en bijgebouwen en overkappingen mogen in afwijking van de bepalingen in hoofdstuk 2 van deze regels in elk geval net zo hoog zijn als de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 m.

21.3 Kapvorm
21.3.1 Algemeen

Hoofdgebouwen moeten zijn voorzien van een kap tenzij via een regeling in hoofdstuk 2 en / of de verbeelding anders is bepaald. Indien de bepalingen op de verbeelding omtrent goot- en bouwhoogte gelijke maten geven is in elk geval ook een plat dak toegestaan.

21.3.2 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 21.3.1 voor het realiseren van een andere kap.

21.3.3 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken als bedoeld in artikel 21.3.2 kan slechts mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. door initiatiefnemer een zekerheidstelling is afgeven met betrekking tot de (plan)kosten;
  • d. de afwijking voorzien wordt van een ruimtelijke onderbouwing.
21.4 Ondergronds bouwen

Ondergronds bouwen is toegestaan tot een diepte van 4 m onder peil en op die plaatsen waar bovengronds gebouwd mag worden. De gegeven bestemmingsomschrijving blijft onverminderd van kracht.

21.5 Bestaande afmetingen, afstanden, oppervlaktes en percentages

In die gevallen dat de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of de afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in de regels in hoofdstuk 2 is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, percentage en/of afstand in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

21.6 Ontbreken maatvoeringsaanduidingen

In die gevallen dat op de verbeelding een maatvoeringsaanduiding ontbreekt gelden de maatvoeringen van de bestaande bouwwerken, voor zover deze in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen, zoals aanwezig op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan waarbij voor het bebouwingspercentage geldt dat dit met 10% mag toenemen ten opzichte van de aanwezige bebouwing.

Artikel 22 Algemene gebruiksregels

22.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik, met de in het plan aan de grond gegeven bestemming, wordt in ieder geval verstaan:

  • a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie;
  • d. een gebruik van gronden en bouwwerken voor kamerverhuur met meer dan 4 personen per woning, zoals aanwezig op het moment van tervisielegging van het ontwerp van dit plan aanwezig mogen zijn;
  • e. het realiseren van nieuwe woningen tenzij dat in de planregels in hoofdstuk 2 nadrukkelijk is toegestaan;
  • f. het gebruik van gronden als paardenbak tenzij een vergunning als bedoeld in artikel 27.2 al dan niet in combinatie met artikel 24.1.1 onder n;
  • g. het gebruik van gronden voor de opslag van paardenmest, tenzij een vergunning als bedoeld in artikel 27.2.1 is verleend al dan niet in combinatie met artikel 27.2.3;
  • h. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woning;
  • i. het gebruik van bijgebouwen als afhankelijke woonruimte;
  • j. mestbewerking;
  • k. het gebruik van gronden, gebouwen en/of overkappingen waarbij een toename plaatsvindt van de stikstofemissie (de stikstofemissie zoals aanwezig op het tijdstip van vaststelling van het plan) als gevolg van een wijziging van dieraantallen, diersoorten en/of stalsystemen vanaf het betreffende agrarische bedrijf of de betreffende gronden.
22.2 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan, door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning, afwijken van het bepaalde in 22.1 onder j ten behoeve van een toename van de stikstofemissie als gevolg van een wijziging van dieraantallen, diersoorten en/of stalsystemen, indien:

  • a. aangetoond is dat er geen sprake is van een toename van de stikstofdepositie binnen gevoelige Natura2000-gebieden, of;
  • b. anderszins is aangetoond dat er geen sprake is van negatieve effecten op Natura2000-gebieden.

Artikel 23 Algemene aanduidingsregels

23.1 milieuzone - zones wet milieubeheer

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - zones wet milieubeheer' is gebruik van gebouwen door geur- en geluidsgevoelige objecten niet toegestaan, een en ander met uitzondering van de bestaande woningen inclusief aan- en uitbouwen.

23.2 overige zone - buitengebied

Ter plaatse van de aanduiding overige zone - buitengebied zijn de gronden aangewezen buiten het stedelijk gebied. Voor deze gronden gelden aanvullende bouwregels.

23.3 overige zone - representatieve zone

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - representatieve zone' mag uitsluitend representatieve bebouwing zoals kantoren gebouwd worden tot een bouwhoogte van maximaal 7 m.

23.4 wetgevingszone - wijzigingsgebied
23.4.1 Wijziging

Het bevoegd gezag kan, met in acht neming van het bepaalde in artikel 25.3, met toepassing van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening, de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied' wijzigen in de bestemming 'Wonen' dan wel 'Verkeer', indien:

  • a. er geen milieuhygiënische belemmeringen zijn;
  • b. dit inpasbaar is vanuit ruimtelijke oogpunt;
  • c. dit past in het gemeentelijk woningbouwprogramma alsmede het door gedeputeerde staten vastgestelde planningsgetal waarop het woningbouwaantal mede is gebaseerd;
  • d. de belangen van de waterhuishouding niet onevenredig worden geschaad;
  • e. vooraf een positief advies van de waterbeheerder is verkregen.
23.4.2 Voorwaarden voor wijziging

Wijziging als bedoeld in artikel 23.4.1 kan slechts mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. door initiatiefnemer een zekerheidstelling is afgeven met betrekking tot de (plan)kosten;
  • d. er voorzien is in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan;
  • e. de afwijking gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied;
  • f. advies van de Stichting Advisering Buitengebied is verkregen.

Artikel 24 Algemene afwijkingsregels

24.1 Afwijken van de regels
24.1.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan afwijken van de regels ten behoeve van:

  • a. het gebruik als afhankelijke woonruimte in een gedeelte van een bestaande (bedrijfs)woning en/of een uit-, aan- of (vrijstaand) bijgebouw bij deze (bedrijfs)woning mits:
    • 1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg (te toetsten aan een door de gemeenteraad vastgestelde mantelzorgnota) met dien verstande dat, indien één van de partners van een paar dat aantoonbaar (middels een huwelijk, geregistreerd partnerschap, dan wel samenlevingscontract) samen leeft mantelzorgbehoevend is, beide partners in aanmerking komen voor het bewonen van een afhankelijke woonruimte;
    • 2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
    • 3. er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;
    • 4. de afhankelijke woonruimte binnen de geldende regeling inzake aan-, uit-, bijgebouwen en overkappingen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m²;
  • b. een uitbreiding van of een bijgebouw bij een woning mits:
    • 1. het bouwwerk niet hoger is dan 6 m, gemeten vanaf het aansluitend terrein;
    • 2. het aantal woningen gelijk blijft;
    • 3. het bouwen niet tot gevolg heeft dat het aansluitend terrein voor meer dan 50% wordt bebouwd en dat de oppervlakte die op grond van het geldende bestemmingsplan voor bebouwing in aanmerking komt met meer dan 50% wordt overschreden met dien verstande dat kan worden toegestaan dat percelen voor:
      • 100% worden bebouwd indien het aansluitende terrein niet groter is dan 150 m²;
      • 75% worden bebouwd indien het aansluitende terrein niet groter is dan 250 m²;

een en ander onder de voorwaarde dat voorzover de gronden zijn gelegen binnen de gebiedsaanduiding overige zone - buitengebied een maximaal gezamenlijk oppervlak van 100 m2 is toegestaan per bouwperceel;

  • c. een gebouw ten behoeve van een openbare nutsvoorziening, de telecommunicatie, het openbaar vervoer of het trein-, water-, of wegverkeer:
    • 1. waarvan het bruto-vloeroppervlak niet groter is dan 50 m²;
    • 2. dat bestaat uit één bouwlaag, en
    • 3. dat gemeten vanaf het aansluitende terrein niet hoger is dan 5 m;
  • d. een bouwwerk, geen gebouw zijnde:
    • 1. waarvan het bruto-vloeroppervlak niet groter is dan 50 m², en
    • 2. dat gemeten vanaf het aansluitende terrein niet hoger is dan 10 m;
  • e. een dakkapel, dakopbouw of gelijksoortige uitbreiding van een gebouw;
  • f. het gebruik van gronden of bouwwerken ten behoeve van evenementen met een maximum van drie per jaar per locatie en een duur van ten hoogste vijftien dagen per evenement, het opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement hieronder begrepen;
  • g. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;
  • h. het vergroten van de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw met 3 m;
  • i. het verbreden en/of verdiepen van een hoofdgebouw met maximaal 5 m ten opzichte van het op de verbeelding aangegeven bouwvlak voor het hoofdgebouw;
  • j. het overschrijden van bouwgrenzen tot maximaal 2,5 m mits dit noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  • k. het overschrijden van de voorgevel dan wel voorgevelrooilijn met bebouwing;
  • l. het vergroten van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten tot maximaal 40 m;
  • m. het vergroten van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10 m;
  • n. het bouwen van hekwerken tot maximaal 2 m hoog en lichtmasten tot maximaal 6 m in combinatie met de vergunning als bedoeld in artikel 27.2.2 en het, na aanleggen en bouwen van de paardenbak, gebruik van de paardenbak als paardenbak;
  • o. ten behoeve van het toestaan van een bed en breakfast in een gedeelte van een hoofdgebouw en/of een uit-, aan- of (vrijstaand) bijgebouw mits:
    • 1. het aantal gastenkamers maximaal 3 en het totale aantal bedden maximaal 10 bedraagt;
    • 2. niet meer dan 50% van het vloeroppervlakte van de woning wordt gebruikt ten dienste van de bed en breakfast tot een maximum van 120 m²;
  • p. kleinschalig kamperen op een kleinschalig kampeerterrein, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. het kampeerterrein dient te behoren bij een (bedrijfs)woning;
    • 2. het oppervlak van een aaneengesloten terrein, waarvan het terrein voor kleinschalig kamperen onderdeel uitmaakt, bedraagt minimaal 1 ha;
    • 3. uitsluitend in de periode van 1 maart tot 1 december zijn maximaal 25 kampeermiddelen toegestaan;
    • 4. het kampeerterrein is niet gelegen in een gebied met een bestemming en/of aanduiding die is gericht op de bescherming van een of meerdere natuurgebieden, waterwingebieden, ecologische verbindingszones, waterkeringen, waterstaatsdoeleinden, een winterbed en/of buitendijks gelegen terreinen. Hierbij geldt dat voor watergangen met een A-status een zone van 4 m en voor watergangen met een B-status een zone van 1 m vrij dient te blijven van bouwwerken, werken en beplantingen ten behoeve van het uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden;
    • 5. het kampeerterrein, de daarbij behorende bebouwing en overige voorzieningen (speeltoestellen, en dergelijke), mag niet gesitueerd zijn binnen een afstand van 50 m van enig punt van een verblijfsgebouw van derden;
    • 6. het kampeerterrein, de daarbij behorende bebouwing en overige voorzieningen (speeltoestellen, en dergelijke), mag gesitueerd zijn tot maximaal 150 m uit enig punt van de (bedrijfs)woning van aanvrager;
    • 7. de gezamenlijke oppervlakte van bouwwerken ten behoeve van kleinschalig kamperen, zoals sanitaire ruimten, mag niet meer bedragen dan 40 m²;
    • 8. de goothoogte van gebouwen ten behoeve van kleinschalig kamperen mag niet meer bedragen dan 3 m;
    • 9. de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van kleinschalig kamperen mag niet meer bedragen dan 5 m;
    • 10. voor inpassing binnen de bestaande bebouwing ten behoeve van kleinschalig kamperen, gelegen binnen het onder 5 en 6 genoemde gebied, is het bepaalde onder 8 en 9 niet van toepassing;
    • 11. ondergeschikte horeca is toegestaan, waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m²;
    • 12. de aanwezige waarden in het gebied en in de directe omgeving van het gebied mogen niet onevenredig worden aangetast;
    • 13. het kleinschalig kamperen dient in milieuhygiënisch opzicht inpasbaar te zijn en er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen;
    • 14. het kampeerterrein is rondom voorzien van zodanige beplanting, breed minimaal 5 m, dat het een passend element vormt met de omgeving. Er dient een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan van het kampeerterrein aanwezig te zijn;
    • 15. binnen het grondgebied van de gemeente Aalburg in totaal mogen niet meer dan 20 kampeerterreinen, zoals bedoeld in deze afwijkingsmogelijkheid, aanwezig zijn.
24.1.2 Intrekken afwijking

Het bevoegd gezag trekt de afwijking, verleend op grond van het artikel 24.1.1 onder a met betrekking tot het gebruik als afhankelijke woonruimte in, indien de bij het afwijken bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is of indien de omstandigheden waaronder is afgeweken zijn gewijzigd.

24.1.3 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken als bedoeld in artikel 24.1 kan slechts mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. door initiatiefnemer een zekerheidstelling is afgeven met betrekking tot de (plan)kosten;
  • d. de afwijking voorzien wordt van een ruimtelijke onderbouwing.

Artikel 25 Algemene wijzigingsregels

25.1 Geringe veranderingen bestemmingsgrenzen.

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen en bouwgrenzen.

25.2 Wijzigingslocatie

Het bevoegd gezag kan de bestemming van de gronden aangewezen als 'Wetgevingszone - wijzigingsgebied' wijzigen in de bestemming 'Wonen' dan wel 'Verkeer', indien:

  • a. er geen milieuplanologische belemmeringen zijn;
  • b. dit inpasbaar is vanuit ruimtelijke oogpunt;
  • c. dit past binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma;
  • d. de bestemming 'Water' mag worden gewijzigd indien:
    • 1. de belangen van de waterhuishouding niet worden geschaad;
    • 2. vooraf een positief advies van de waterbeheerder is verkregen.
25.3 Uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan

De uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan moet zijn gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. dat het wijzigingsplan milieutechnisch aanvaardbaar is;
  • d. dat het wijzigingsplan past in een goede waterhuishouding;
  • e. dat het wijzigingsplan inpasbaar is in het volkshuisvestingsprogramma indien het gaat om woningbouw;
  • f. dat het wijzigingsplan economisch uitvoerbaar is;
  • g. verhaal van gemeentelijke (plan-)kosten is zekergesteld;
  • h. dat het wijzigingsplan stedenbouwkundig inpasbaar is.

Artikel 26 Algemene procedureregels

26.1 Wijzigings- en uitwerkingsprocedure

Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging dan wel uitwerking van het plan is de volgende procedure van toepassing:

  • a. een ontwerp van het besluit ligt met de bijbehorende stukken gedurende 6 weken op het gemeentehuis ter inzage;
  • b. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging vooraf bekend in een of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze;
  • c. de bekendmaking houdt de mededeling in van de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen;
  • d. gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk of mondeling zienswijzen indienen omtrent het ontwerp van het besluit.
26.2 Procedure voor nadere eis

Op de voorbereiding van een besluit tot nadere eis is de volgende procedure van toepassing:

  • a. een ontwerp van het besluit ligt met de bijbehorende stukken gedurende 6 weken op het gemeentehuis ter inzage;
  • b. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging vooraf bekend in een of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze;
  • c. de bekendmaking houdt de mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
  • d. gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk of mondeling zienswijzen indienen omtrent het ontwerp van het besluit.

Artikel 27 Overige regels

27.1 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen
27.1.1 Wonen

Voor wat betreft de functie wonen moet per woning ten behoeve van het parkeren of stallen van auto’s in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Per woning is hiervoor minimaal 1,8 parkeerplaatsen te realiseren, waarvan 1 parkeerplaats op eigen terrein bij vrijstaande en twee-aan-een woningen.

27.1.2 Niet-wonen

Voor wat betreft functies anders dan wonen moet, indien de omvang, het gebruik of de bestemming van een gebouw of terrein daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto’s in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort, dan wel op het betreffende terrein, overeenkomstig de in de publicatie “Parkeerkencijfers - basis voor parkeernormering (CROW, maart 2004)” opgenomen normen.

27.1.3 Parkeren

De in artikel 27.1.1 en artikel 27.1.2 bedoelde ruimte voor het parkeren van auto’s moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto’s. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:

  • a. indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste 2,5 x 5 m in geval van kops parkeren en 2,5 x 6 m bij langsparkeren bedragen;
  • b. indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte, voor zover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst - ten minste 3,5 m bij 6 m bedragen.
27.1.4 Laden en lossen

Indien het gebruik of de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort, overeenkomstig de publicatie “Parkeerkencijfers - basis voor parkeernormering (CROW, maart 2004)” opgenomen normen.

27.1.5 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van het bepaalde in artikel 27.1.1, artikel 27.1.2, artikel 27.1.3 en artikel 27.1.4 indien dit noodzakelijk is om een goede verkeersstructuur en / of bereikbaarheid voor een pand, perceel, straat (of deel daarvan) dan wel een andere ruimtelijke-functionele structuur te waarborgen.

27.1.6 Afwijken

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in artikel 27.1.1, artikel 27.1.2, artikel 27.1.3 en artikel 27.1.4:

  • a. indien het voldoen aan die regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
  • b. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
27.2 Paardenbak en mestopslag
27.2.1 Verbod

Het is verboden om een bodemingreep uit te voeren of te laten uitvoeren, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen ten behoeve van het aanleggen en / of gebruiken van gronden ten behoeve van een paardenbak.

27.2.2 Vergunningverlening paardenbak

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden ten behoeve van het aanleggen van een paardenbak wordt verleend, indien is voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. voor zover gelegen binnen de bebouwde kom:
    • 1. de afstand tot de woning van de eigenaar bedraagt maximaal 20 meter;
    • 2. de afstand tot het perceel van de woning van derden bedraagt minimaal 20 meter;
    • 3. de afstand van de mestopslag tot aan het perceel van derden bedraagt ten minste 30 meter;
    • 4. de hoeveelheid opgeslagen mest bedraagt niet meer dan 1 m³, waarbij geldt dat:
      • de opslag van mest dient plaats te vinden in een volledig afsluitbare ruimte;
      • de mestopslag dient te bestaan uit een vloeistofdichte vloer en 3 mestdichte muren van voldoende hoogte;
      • de afvloei van mestsappen dient aan de vierde zijde in een gesloten opslag opgevangen te worden;
      • een overstort naar het riool of oppervlaktewater is niet toegestaan;
      • de mestopslag dient op een minimale afstand van 10 meter van oppervlaktewater plaats te vinden;
      • de mestopslag dient op een minimale afstand van 50 meter van de woning van derden plaats te vinden;
      • de mestopslag dient landschappelijk te worden ingepast;
      • de mestopslag mag buiten bouwvlak worden gerealiseerd, maar dient dan in de directe omgeving van de paardenbak, paddock of paardenwei te worden gerealiseerd;
    • 5. de paardenbak heeft een oppervlakte van niet meer dan 1.200 m² met een minimale breedte van 15 m;
    • 6. er moet een open omheining toegepast worden tot maximaal 2 m hoog;
    • 7. lichtmasten zijn niet toegestaan;
  • b. voor zover gelegen buiten de bebouwde kom gelden dezelfde voorwaarden als binnen de bebouwde kom met dien verstande dat ook lichtmasten tot maximaal 6 m zijn toegestaan;
  • c. voor zover gelegen in het buitengebied gelden dezelfde voorwaarden als buiten de bebouwde komt met dien verstande dat geldt dat:
    • 1. de paardenbak niet verhard mag worden;
    • 2. de publieksaantrekkende functie van een eventuele recreatieve nevenactiviteit mag geen hinder veroorzaken voor de verkeersfunctie van de omgeving;
    • 3. bij agrarische bedrijven of op voormalige agrarische bedrijfslocaties;
    • 4. gelegen binnen het bouwvlak;
  • d. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • e. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
  • f. door initiatiefnemer een zekerheidstelling is afgeven met betrekking tot de (plan)kosten;
  • g. de vergunningverlening voorzien wordt van een ruimtelijke onderbouwing;
  • h. voorzien is in een goede landschappelijke inpassing en aanleg en instandhouding daarvan is zeker gesteld.
27.2.3 Vergunningverlening opslag mest

Een omgevingsvergunning voor de opslag van paardenmest wordt verleent, indien is voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de opslag van mest dient plaats te vinden in een volledig afsluitbare ruimte;
  • b. de mestopslag dient te bestaan uit een vloeistofdichte vloer en 3 mestdichte muren van voldoende hoogte;
  • c. de afvloei van mestsappen dient aan de vierde zijde in een gesloten opslag opgevangen te worden;
  • d. een overstort naar het riool of oppervlaktewater is niet toegestaan;
  • e. de mestopslag dient op een minimale afstand van 5 meter van oppervlaktewater plaats te vinden;
  • f. de mestopslag dient op een minimale afstand van 50 meter van de woning van derden plaats te vinden;
  • g. de mestopslag dient landschappelijk te worden ingepast;
  • h. de mestopslag mag buiten bouwvlak worden gerealiseerd, maar dient dan in de directe omgeving van de paardenbak, paddock of paardenwei te worden gerealiseerd.
27.3 Dubbelbestemmingen en Gebiedsaanduidingen

Op dit bestemmingsplan is naast het bepaalde in dit bestemmingsplan tevens het bepaalde in het bestemmingsplan 'Dubbelbestemmingen en Gebiedsaanduidingen' van toepassing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 28 Overgangsrecht

28.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
28.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 29 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Wijk en Aalburg.