direct naar inhoud van Regels

Bedrijvenlint Veensesteeg

Status: vastgesteld
Identificatie: NL.IMRO.0738.BP6014-VS01
Plantype: gemeentelijke overheid/bestemmingsplan

Inhoud

 

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

Artikel 2 Wijze van meten

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

Artikel 4 Horeca

Artikel 5 Water

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Artikel 7 Algemene bouwregels

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

Artikel 10 Algemene wijzigingsregels

Artikel 11 Overige regels

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

Artikel 13 Slotregel

 

 

Bijlagen:

Bijlage 1: Staat van bedrijfsactiviteiten Kavel Bedrijvenlint Veensesteeg

Bijlage 2: Staat van horeca-activiteiten

Bijlage 3: Inrichtingsplan Kavel Bedrijvenlint Veensesteeg

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

 

Artikel 1 Begrippen

 

In deze regels wordt verstaan onder:

 

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Kavel Bedrijvenlint Veensesteeg' met identificatienummer NL.IMRO.0738.BP6014-VS01 van de gemeente Aalburg.

 

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

 

1.3 aanbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat qua vorm, ligging en omvang ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

 

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

 

1.6 achtererfgebied:

een erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant, van het hoofdgebouw.

 

1.7 afhankelijke woonruimte:

een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning van de mantelzorger en waarin de zorgbehoevende uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

 

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

1.9 bedrijf:

een bedrijf dat gericht is op het vervaardigen bewerken en/of verwerken van producten zoals genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten, niet zijnde detailhandel, kantoor, maatschappelijke voorzieningen, dienstverlening en horeca.

 

1.10 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

 

1.11 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

 

1.12 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

 

1.13 bestaand:

  1. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van de inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;

  2. bij gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het moment van de inwerkingtreding van het plan.

 

1.14 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

 

1.15 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

 

1.16 bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat qua vorm, ligging en omvang ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

 

1.17 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

 

1.18 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

 

1.19 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

 

1.20 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

 

1.21 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

 

1.22 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

 

1.23 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

 

1.24 brutovloeroppervlak:

het oppervlak gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingswanden, die de desbetreffende ruimte of groep van ruimtes omhullen. Dit is met inbegrip van ruimten zoals keukens, toiletten, bergruimten en dergelijke.

 

1.25 carport:

een overkapping bestemd voor het overdekt stallen van motorvoertuigen.

 

1.26 dakkapel:

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

 

1.27 dakopbouw:

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst.

 

1.28 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, ter verhuur, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen respectievelijk huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Een internetwinkel wordt hieronder niet begrepen.

 

1.29 eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond.

 

1.30 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en dit bestemmingsplan die inrichting niet verbiedt.

 

1.31 erotisch getinte vermaaksfunctie:

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal.

 

1.32 evenementen:

alle voor publiek toegankelijke verrichtingen van vermaak, waaronder herdenkinsplechtigheden braderieën, optochten op de weg, feesten, muziekvoorstellingen of wedstrijden op of aan de weg en kleine evenementen waaronder straatfeesten of buurtbarbeceus op één dag begrepen.

1.33 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

1.34 geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld.

 

1.35 groothandel:

het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, ter verhuur, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan bedrijven, die die goederen kopen respectievelijk huren voor gebruik, verbruik of aanwending in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

 

1.36 hoofdfunctie:

een functie waarvoor het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt.

 

1.37 huishouden:

één, of meerdere personen, die gemeenschappelijk samenleven in een onderlinge persoonlijke verbondenheid gericht op een duurzaam samenzijn.

 

1.38 internetwinkel:

detailhandel zonder showroom, waarvan de handel voornamelijk via internet en andere media verloopt.

 

1.39 kantoor:

voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, niet zijnde openbare dienstverlening, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

 

1.40 kap:

een constructie van één of meer dakvlakken met een helling van meer dan 30° en minder dan 65° niet zijnde een lessenaarsdak tenzij in de regels en / of de verbeelding een andere regeling is opgenomen in welk geval die regeling geldt.

 

 

 

1.41 maaiveld:

het oppervlak (of de hoogte daarvan) van het land of de bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft.

 

1.42 mantelzorg:

langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, door personen uit diens directe omgeving waarbij het verlenen van ondersteuning rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en die de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt. Mantelzorg vindt plaats op basis van vrijwilligheid, dat wil zeggen dat de mantelzorger zelf aangeeft in staat te zijn deze ondersteuning te verlenen.

 

1.43 nevenfunctie:

een functie waarvoor maximaal 50% van de vloeroppervlakte, en de bijhorende gronden, van het hoofdgebouw als zodanig gebruikt mag worden en waarbij voor het overige geldt dat de nevenfunctie qua uitstraling en ruimtelijke effect niet de uitstraling en het ruimtelijke effect van de hoofdfunctie overstijgt.

 

1.44 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasredu- ceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, tele- fooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en appa- ratuur voor telecommunicatie.

 

1.45 ondergeschikte functie:

een functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte, en de bijhorende gronden, van het hoofdgebouw als zodanig gebruikt mag worden en waarbij voor het overige geldt dat de ondergeschikte functie qua uitstraling en ruimtelijke effect duidelijk kleiner is de uitstraling en het ruimtelijke effect van de hoofdfunctie.

 

1.46 overkapping:

een bouwwerk op het erf van een gebouw of standplaats, dat strekt tot vergroting van het woongenot van het gebouw of de standplaats. Daarbij geldt dat, indien vóór danwel achter het (verlengde van) de voorgevel van een gebouw wordt gebouwd, het volgende:

  1. vóór: het moet een open constructie zijn;

  2. achter: maximaal drie wanden waarvan maximaal twee tot de constructie behoren.

 

 

 

1.47 productiegebonden detailhandel:

beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen vanuit een bedrijf dat die goederen vervaardigt/produceert, bewerkt en/of toepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

 

1.48 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding.

 

1.49 risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.

 

1.50 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.

Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

 

1.51 straatprostitutie:

het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken.

 

1.52 uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat qua vorm, ligging en omvang ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

 

1.53 werk:

een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde.

 

1.54 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

 

1.55 zijdelingse (bouw)perceelgrens:

een niet naar een weg of openbaar gebied gekeerde grens van een bouwperceel.

 

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

2.1 de afstand tot de zijdelingse (bouw)perceelgrens:

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

 

2.2 het bebouwingspercentage:

het oppervlak aan gebouwen gedeeld door het oppervlak van het bouwvlak, tenzij dat in de regels anders is bepaald. In het laatste geval telt de wijze van meten zoals die dan is gegeven.

 

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

 

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

2.6 de ondergrondse (verticale) bouwdiepte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot de afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel van het) bouwwerk.

 

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

2.8 peil:

  1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst of ten hoogste 5 meter uit de weg is gelegen: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

  2. voor bouwwerken die in of op het water worden gebouwd: de hoogte van het Nieuw Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);

  3. voor schepen: de waterspiegel;

  4. voor bouwwerken op een perceel die in of aan de dijk worden gebouwd en alle andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

 

2.9 dakkapel en goothoogte:

Bij toepassing van het meten van de goothoogte van een bouwwerk worden dakkapellen buiten beschouwing gelaten, behoudens dakkapellen waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de breedte van het betreffende dakvlak. De goothoogte wordt dan gemeten vanaf het peil tot aan de goot van de dakkapel.

 

2.10 ondergeschikte onderdelen:

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

 

 

Artikel 3 Bedrijf

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2' bedrijven in de categorieën 2, 3.1 en 3.2 van de in bij deze regels opgenomen bijlage ‘Staat van bedrijfsactiviteiten Kavel Bedrijvenlint Veensesteeg';

  2. ondergeschikte productiegebonden detailhandel;

  3. opslag en uitstalling;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden,

parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuis- houding, tuinen en erven.

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Algemeen

  1. De oppervlakte van een bouwperceel bedraagt maximaal 5.000 m².

  2. Het bebouwingspercentage mag per bouwperceel niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m), maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven.

  3. De gronden dienen te worden ingericht en aangelegd conform het in bijlage 3: Inrichtingsplan Kavel Bedrijvenlint Veensesteeg bepaalde en als zodanig in stand te worden gehouden ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing.

 

3.2.2 Bedrijfsgebouwen

Bedrijfsgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. Bedrijfsgebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak.

  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m), maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven.

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m), maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven.

  4. Indien een bedrijfsgebouw wordt uitgevoerd met een plat dak, mag de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de aangegeven maximale goothoogte.

 

3.2.3 Nutsvoorzieningen

Gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mogen ook buiten het bouwvlak worden gebouwd, indien deze voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. De oppervlakte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 15 m².

  2. De goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 3 m.

 

3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 2 m.

  2. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 3 m.

  3. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 2 m.

  4. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 6 m.

  5. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van telecommunicatieverkeer - waaronder begrepen antennes en zendmasten -, al dan niet van openbare aard, mag niet meer bedragen dan 12 m.

 

3.3 Specifieke gebruiksregels

 

3.3.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. risicovolle bedrijven zoals bedrijven die vallen onder het Besluit Risico's Zware Ongevallen (BRZO) en daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen bedrijven;

  2. geluidzoneringsplichtige inrichtingen als bedoeld in de Wet geluidhinder;

  3. inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);

  4. buitenopslag aan een openbaar zichtbare zijde van het bedrijf waaronder in elk geval het terrein voor de voorgevel wordt bedoeld.

  5. niet-zelfstandige kantoren met een kantoorvloeroppervlakte van meer dan 2.000 m2 per bedrijf.

 

3.3.2 Productiegebonden detailhandel

Binnen deze bestemming is ondergeschikte productiegebonden detailhandel toegestaan, waarbij de volgende bepalingen gelden:

  1. Uitsluitend aan de hoofdactiviteit gerelateerde en ondersteunende detailhandel is toegestaan.

  2. De omvang van de productiegebonden detailhandel is ondergeschikt in termen van omzet en benutte bedrijfsruimte, waarbij geldt dat de verkoopruimte maximaal 100 m² brutovloeroppervlak bedraagt.

 

 

3.3.3 Representatieve zone

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - representatieve zone' gelden de volgende bepalingen:

  1. Gebouwen mogen uitsluitend als niet-zelfstandige kantoren worden gebruikt.

  2. Buitenopslag is niet toegestaan.

 

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

 

3.4.1 Afwijken ander bedrijf

  1. Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor het toestaan van een ander bedrijf dan ter plaatse is toegestaan.

  2. Afwijken als bedoeld in onder a kan slechts, mits:

  1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad waarbij het milieueffect van het beoogde bedrijf nadrukkelijk wordt meegewogen en waarbij de bijlage 'Staat van bedrijfsactiviteiten Kavel Bedrijvenlint Veensesteeg' mede wordt betrokken ;

  2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;

  3. voldaan wordt aan de minimale parkeernormering zoals bedoeld in lid 11.2.

 

3.4.2 Afwijken grootschalige detailhandel

  1. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor de vestiging van grootschalige detailhandel in de branches:

  1. auto’s, motoren, boten, caravans en tenten; beide laatste in combinatie met kampeerartikelen;

  2. woninginrichtingsbranche;

  3. automaterialen, in relatie met inbouw;

  4. keukens, badkamers, sanitair en tegels;

  5. bouwmarkten en andere all-round doe-het-zelfzaken;

  6. tuincentra, inclusief dierbenodigdheden en -voeding en woondecoratie;

  7. (zeer) volumineuze artikelen zoals zonwering, tuinhuisjes, buitenspeeltoestellen, zwembaden, tuinbeelden, haarden en kachels, grafzerken, (paarden)trailers, aanhangwagens, etc;

  8. brand- en explosiegevaarlijke stoffen, grove bouwmaterialen, landbouwwerk- tuigen.

  1. Afwijken als bedoeld onder a kan slechts, mits:

  1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;

  2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;

  3. voldaan wordt aan de minimale parkeernormering zoals bedoeld in lid 11.2;

  4. door middel van een distributieplanologisch onderzoek kan worden aangetoond, dat er geen sprake is van duurzame ontwrichting van de voorzieningenstructuur;

  5. voldaan wordt aan het gemeentelijke beleid met betrekking tot de vestiging van detailhandel;

  6. de verkoopvloeroppervlakte in gebruik voor nevenassortiment niet meer bedraagt dan 10% van de verkoopvloeroppervlakte, met een maximum van 100 m².

 

3.4.3 Afwijken van de Staat van bedrijfsactiviteiten Kavel Bedrijvenlint Veensesteeg

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1:

  1. om bedrijven toe te laten uit ten hoogste twee categorieën hoger dan in lid 3.1, genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoaIs in lid 3.1 genoemd;

  2. om bedrijven toe te laten die niet in de bijlage 'Staat van bedrijfsactiviteiten Kavel Bedrijvenlint Veensesteeg' zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 3.1 genoemd.

 

3.4.4 Afwijken van de kantoorvloeroppervlakte

  1. Het bevoegd gezag kan blj een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde sub 3.3.1 onder e, voor een kantoorvloeroppervlakte van ten hoogste 3.000 m2, mits het kantooraandeel niet meer bedraagt dan 5O% van de bedrijfsvloeroppervlakte.

  2. De omgevingsvergunning, zoals bedoeld onder a, wordt alleen verleend, indien:

  1. vestiging van het betrokken bedrijf bij een belangrijke openbaarvervoerlocatie niet mogelijk is vanwege:

  1. er geen onevenredige aantasting van de verkeerssituatie en de verkeerveiligheid plaatsvindt en dat wordt voorzien in voldoende parkeerruimte;

  2. geen milieutechnische belemmeringen aanwezig zijn;

  3. een verantwoording is gegeven van het groepsrisico ten aanzien van het invloedsgebied van de inrichtingen in de omgeving.

 

 

Artikel 4 Horeca

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. horeca in de categorie 1c conform de in de bijlage 2 opgenomen Staat van horeca-activiteiten;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is een bedrijfswoning toegestaan;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

 

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Gebouwen

Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. Gebouwd binnen het bouwvlak.

  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m), maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven.

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m), maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven.

  4. Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m), maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven.

 

4.2.2 Bedrijfswoning

Indien de aanduiding 'bedrijfswoning' is opgenomen, mag een bedrijfswoning worden gebouwd, waarbij de volgende kenmerken gelden:

  1. Bedrijfswoningen worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’.

  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m), maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven.

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m), maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven.

  4. De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt aan beide zijden minimaal 3 m.

  5. Bedrijfswoningen dienen te worden voorzien van een kap.

 

 

4.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen

Indien de aanduiding 'bedrijfswoning' is opgenomen, mogen bij die bedrijfswoning aan- uit- en bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd in het achtererfgebied binnen het bouwvlak tot een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 125 m².

Voor die aan- uit- en bijgebouwen en overkappingen die niet inpandig worden gebouwd, of worden herbouwd, in één van de gebouwen als bedoeld in artikel 4.2.2 gelden de volgende kenmerken:

  1. Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd binnen het bouwvlak.

  2. De goothoogte bedraagt maximaal 3,5 m.

  3. De bouwhoogte bedraagt maximaal 6,5 m met dien verstande dat:

  1. tot 1 m uit de perceelsgrens de bouwhoogte maximaal 4,5 m bedraagt;

  2. tot 2 m uit de perceelsgrens de bouwhoogte maximaal 5,5 m bedraagt;

  1. Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd in het achtererfgebied, met dien verstande dat:

  1. aanbouwen (zoals erkers) tot (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd, mits:

  1. overkappingen (zoals carports) tot (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd, mits de bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt.

 

4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt bij:

  1. Erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 1 m.

  2. Er- en terreinascheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het gebouw maximaal 2 m.

  3. Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde maximaal 2 m.

 

4.3 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in 4.1 ten behoeve van de vestiging van een dienstverlenende functie, waarvan de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 325 m2.

 

 

4.4 Wijziging naar 'Bedrijf'

Burgemeester en wethouders kunnen de gronden binnen deze bestemming wijzigen in de bestemming 'Bedrijf', onder de volgende voorwaarden:

  1. er zijn uitsluitend bedrijven in de categorieën 2, 3.1 en 3.2 van de in bij deze regels opgenomen bijlage ‘Staat van bedrijfsactiviteiten Kavel Bedrijvenlint Veensesteeg' toegestaan;

  2. de oppervlakte aan bebouwing mag niet toenemen. Voor het overige zijn de bepalingen van artikel 3 'Bedrijf' van overeenkomstige toepassing;

  3. er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.

 

 

 

Artikel 5 Water

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. water ten behoeve van de waterhuishouding;

  2. overkluizingen ten behoeve van in- en uitritten;

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en bruggen met bijhorende verkeersfunctie.

 

5.2 Bouwregels

 

5.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. De bouwhoogte van bouwwerken voor wegaanduiding, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 10 m.

  2. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

 

 

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

Artikel 7 Algemene bouwregels

 

7.1 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

De regels van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het bepaalde in artikel 9 lid 2 van de

Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. de richtlijnen voor het verlenen van ontheffing van de stedenbouwkundige bepalingen;

  2. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;

  3. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;

  4. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;

  5. de ruimte tussen bouwwerken.

 

7.2 Kapvorm

 

7.2.1 Algemeen

Hoofdgebouwen moeten zijn voorzien van een kap, tenzij via een regeling in hoofdstuk 2 en/of op de verbeelding anders is bepaald. Indien de bepalingen op de verbeelding omtrent goot- en bouwhoogte gelijke maten geven, is in elk geval ook een plat dak toegestaan.

 

7.2.2 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 7.2.1 voor het realiseren van een andere kap.

 

7.2.3 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken als bedoeld in artikel 7.2.2 kan slechts, mits:

  1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;

  2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;

  3. door initiatiefnemer een zekerheidstelling is afgeven met betrekking tot de (plan)kosten;

  4. de afwijking voorzien wordt van een ruimtelijke onderbouwing.

 

7.3 Ondergronds bouwen

Ondergronds bouwen is toegestaan tot een diepte van 4 m onder peil en op die plaatsen waar bovengronds gebouwd mag worden. De gegeven bestemmingsomschrijving blijft onverminderd van kracht.

 

7.4 Bestaande afmetingen, afstanden, oppervlaktes en percentages

In die gevallen dat de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of de afstand tot enige aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in de regels in hoofdstuk 2 is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, percentage en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.

 

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met in het plan aan de grond gegeven bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;

  2. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;

  3. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie;

  4. het realiseren van nieuwe woningen;

  5. het gebruik van gronden als paardenbak .

 

 

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

 

9.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan afwijken van de regels ten behoeve van:

  1. het gebruik als afhankelijke woonruimte in een gedeelte van een bestaande (bedrijfs)woning en/of een uit-, aan- of (vrijstaand) bijgebouw bij deze (bedrijfs)woning, mits:

  1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg (te toetsten aan een door de gemeenteraad vastgestelde mantelzorgnota) met dien verstande dat, indien één van de partners van een paar dat aantoonbaar (middels een huwelijk, geregistreerd partnerschap, dan wel samenlevingscontract) samen leeft mantelzorgbehoevend is, beide partners in aanmerking komen voor het bewonen van een afhankelijke woonruimte;

  2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;

  3. er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;

  4. de afhankelijke woonruimte binnen de geldende regeling inzake aan-, uit-, bijgebouwen en overkappingen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 60 m²;

  1. een gebouw ten behoeve van een openbare nutsvoorziening, de telecommunicatie, het openbaar vervoer of het trein-, water-, of wegverkeer:

  1. waarvan het bruto-vloeroppervlak niet groter is dan 50 m²;

  2. dat bestaat uit één bouwlaag, en

  3. dat niet hoger is dan 5 m;

  1. een bouwwerk, geen gebouw zijnde:

  1. waarvan het brutovloeroppervlak niet groter is dan 50 m², en

  2. dat niet hoger is dan 10 m;

  1. een dakkapel, dakopbouw of gelijksoortige uitbreiding van een gebouw;

  2. het gebruik van gronden of bouwwerken ten behoeve van evenementen met een maximum van drie per jaar per locatie en een duur van ten hoogste vijftien dagen per evenement, het opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement hieronder begrepen;

  3. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;

  4. het vergroten van de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw met 3 m;

  5. het verbreden en/of verdiepen van een hoofdgebouw met maximaal 5 m ten opzichte van het op de verbeelding aangegeven bouwvlak voor het hoofdgebouw;

  6. het overschrijden van bouwgrenzen tot maximaal 2,5 m, mits dit noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;

  7. het overschrijden van de voorgevel dan wel voorgevelrooilijn met bebouwing;

  8. het vergroten van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten tot maximaal 40 m;

  9. het vergroten van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10 m.

 

9.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken als bedoeld in lid 9.1 kan slechts, mits:

  1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;

  2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;

  3. door initiatiefnemer een zekerheidstelling is afgeven met betrekking tot de (plan)kosten;

  4. de afwijking voorzien wordt van een ruimtelijke onderbouwing.

 

 

Artikel 10 Algemene wijzigingsregels

 

10.1 Geringe veranderingen bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen en bouwgrenzen.

 

10.2 Uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan

De uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan moet zijn gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden dat:

  1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;

  2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;

  3. het wijzigingsplan milieutechnisch aanvaardbaar is;

  4. het wijzigingsplan past in een goede waterhuishouding;

  5. het wijzigingsplan economisch uitvoerbaar is;

  6. verhaal van gemeentelijke (plan)kosten is zekergesteld;

  7. dat het wijzigingsplan stedenbouwkundig inpasbaar is.

 

Artikel 11 Overige regels

 

11.1 Sectorplan

Op dit bestemmingsplan is, naast het bepaalde in dit bestemmingsplan, tevens het bepaalde in het bestemmingsplan 'Dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen' van toepassing.

 

11.2 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen

 

11.2.1 Niet wonen

Voor wat betreft functies anders dan wonen moet, indien de omvang, het gebruik of de bestemming van een gebouw of terrein daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto’s in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort, dan wel op het betreffende terrein, overeenkomstig de in de publicatie 'Parkeerkencijfers - basis voor parkeernormering (CROW, maart 2004)' opgenomen normen.

 

11.2.2 Parkeren

De in lid 11.2.1 bedoelde ruimte voor het parkeren van auto’s moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto’s. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:

  1. indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste 2,5 x 5 m in geval van kops parkeren en 2,5 x 6 m bij langsparkeren bedragen;

  2. indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte, voor zover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst, ten minste 3,5 x 6 m bedragen.

 

11.2.3 Laden en lossen

Indien het gebruik of de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort, overeenkomstig de publicatie 'Parkeerkencijfers - basis voor parkeernormering (CROW, maart 2004)' opgenomen normen.

 

11.2.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van het bepaalde in lid 11.2.1 en 11.2.2 en 11.2.3, indien dit noodzakelijk is om een goede verkeersstructuur en/of bereikbaarheid voor een pand, perceel, straat (of deel daarvan) danwel een andere ruimtelijke-functionele structuur te waarborgen.

 

11.2.5 Afwijken

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 11.2.1 en 11.2.2 en 11.2.3:

  1. indien het voldoen aan die regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of

  2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.

 

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

 

Artikel 12 Overgangsrecht

 

12.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  1. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.

  2. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

12.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  3. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

 

Regels van het bestemmingsplan 'Kavel Bedrijvenlint Veensesteeg' van de gemeente Aalburg.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Oosterhout, 24 juni 2014 Vastgesteld 24 juni 2014

CroonenBuro5