Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Waterfront De Veene
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0738.BP6011-GV01

Regels

1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

 

1.1 Plan

Het bestemmingsplan 'Waterfront De Veene' van de Gemeente Aalburg.

1.2 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0738.BP6011-GV01 met de bijbehorende bijlagen.

1.3 Aan huis verbonden bedrijf

Een bedrijf dat in (een gedeelte van) een woning wordt uitgeoefend en dat is gericht op het vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten, door de gebruiker van de woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is en niet zwaarder is dan een categorie 1 en 2 bedrijf als opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten.

1.4 Aan huis verbonden beroep

Een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend door de gebruiker, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is waarbij beperkte detailhandel via internet mede is toegestaan.

1.5 Aanbouw

Een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat qua vorm, ligging en/of omvang ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.6 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.7 Achtererfgebied

Een erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorgevel, van het hoofdgebouw.

1.8 Afhankelijk woonruimte

Een bijgebouw niet zijnde zelfstandige woonruimte, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning van de mantelzorger en waarin de zorgbehoevende uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

1.9 Afwijken

Afwijken als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 sub c van de Wet ruimtelijke ordening.

1.10 Archeologische en/of cultuurhistorische verwachtingswaarde

De aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten.

1.11 Archeologische en/of cultuurhistorische waarde

De aan een gebied toegekende waarde in verband met het voorkomen van archeologische relicten.

1.12 Bebouwing

Één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.13 Bed and breakfast

Een kleinschalige vorm van logiesaccommodatie waarbij één of meerdere gastenkamers aanwezig zijn en waarbij de gastenkamers geen eigen kookgelegenheid hebben en waarbij de gasten een door de ondernemer bereid ontbijt kunnen nuttigen.

1.14 Bedrijf

Een bedrijf dat gericht is op het vervaardigen bewerken en/of verwerken van producten zoals genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, niet zijnde detailhandel, kantoor, maatschappelijke voorzieningen, dienstverlening en horeca.

1.15 Bedrijfsgebouw

Een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.16 Bedrijfsvloeroppervlakte

De totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten, maar exclusief buitenruimte en eventuele terrassen.

1.17 Bedrijfswoning

Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

1.18 Bestaand

1.   
bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van de inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
2.   
bij gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het moment van de inwerkingtreding van het plan.

1.19 Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.20 Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.21 Bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.22 Bijgebouw

Een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat qua vorm, ligging en/of omvang ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.23 Bodemingreep

Grondwerkzaamheden, waartoe onder meer worden gerekend:
a.    het afgraven van grond waaronder ook wordt begrepen het verwijderen van bestaande funderingen en het
graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
b.    woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden;
c.    het verlagen van het waterpeil;
d.    het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
e.    het uitvoeren van hei- en/of boorwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
f.     het aanleggen van bos of boomgaard, of het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
g.    het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
h.    het aanleggen van nieuwe en/of het vervangen en/of uitbreiden van bestaande (ondergrondse) transport-, energie-, riool- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

1.24 Bosbouw

Het geheel van bedrijfsmatig handelen en activiteiten gericht op de duurzame instandhouding en ontwikkeling van bestaande en nieuwe bossen ten behoeve van (een of meerdere van de functies) natuur, houtproductie, landschap, milieu (waaronder begrepen waterhuishouding) en recreatie.

1.25 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.26 Bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.27 Bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.28 Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.29 Bouwperceelgrens

Een grens van een bouwperceel.

1.30 Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.31 Bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.32 Carport

Een overkapping bestemd voor het overdekt stallen van motorvoertuigen.
 

1.33 Dagrecreatie

Een vorm van recreatie waarbij personen een gedeelte van een dag, tussen zonsop- en ondergang, buiten hun directe vaste of tijdelijke woonomgeving doorbrengen om zich in hun vrije tijd te ontspannen, waarbij gebruik gemaakt wordt van al dan niet daarvoor aangelegde dan wel gebouwde voorzieningen, zonder dat daarbij sprake is van overnachten.

1.34 Dagrecreatief terrein

Aaneengesloten terrein ten behoeve van de bedrijfsmatige uitoefening van diensten op het gebied van recreatie, sport, educatie of cultuur welke geheel of in overwegende mate in de open lucht worden aangeboden, met de daarbij behorende voorzieningen.

1.35 Dakkapel

Een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.36 Dakopbouw

Een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst.

1.37 Eerste bouwlaag

De bouwlaag op de begane grond.

1.38 Erf

Al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.

1.39 Extensief recreatief medegebruik

Extensieve vormen van dagrecreatie die ondergeschikt zijn aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, die een kortstondig karakter hebben en in de openlucht plaatsvinden, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, skeeleren en zwemmen.

1.40 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.41 Gevellijn

De geometrisch bepaalde lijn en het verlengde daarvan, die niet door hoofdgebouwen mag worden overschreden.

1.42 Groen-blauwe mantel

Gebieden met een belangrijke nevenfunctie voor natuur en water die overwegend grenzen aan de ecologische hoofdstructuur en ecologische verbindingszone en die deze verbinden.

1.43 Hoofdfunctie

Een functie waarvoor het hoofdgebouw, en de bijhorende gronden, als zodanig gebruikt mag worden.

1.44 Hoofdgebouw

Gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkste is.

1.45 Horecabedrijf

Een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor verkoop aan het publiek wordt bereidt en verstrekt, al dan niet voor consumptie ter plaatse, en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt.

1.46 Huishouden

Eén, of meerdere personen, die gemeenschappelijk samenleven in een onderlinge persoonlijke verbondenheid gericht op een duurzaam samenzijn.

1.47 Inwoning

Wonen in een ondergeschikt deel van een woning als medegebruiker van het pand waarbij de gezamenlijke oppervlakte van de inwoonsituatie niet groter mag zijn dan 30% van de totale leefruimte van de woning.

1.48 Kamerbewoning

Het in een woning bewonen van een of meerder ruimten in die woning door meer dan een huishouden.

1.49 Kamerverhuur

Het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij de kamerhuurder ter plaatse het hoofdverblijf heeft.

1.50 Kampeermiddel

Een tent een tentwagen, een kampeerauto of een caravan dan wel enig ander onderkomen, voertuig, gewezen voertuig of een gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, en die geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht of (kunnen) worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

1.51 Kantoor

Voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, niet zijnde openbare dienstverlening, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.52 Kleinschalig kamperen

Kamperen, in de vorm van recreatief medegebruik op gronden met een andere hoofdfunctie, voor kampeermiddelen, geen stacaravans zijnde.

1.53 Maaiveld

Het oppervlak (of de hoogte daarvan) van het land of de bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft.

1.54 Maatschappelijke voorzieningen

Educatieve, sociaal-medische, (sociaal-)culturele en levensbeschouwelijke, religieuze, onderwijs-, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.

1.55 Maatvoeringsgrens

De grens van een maatvoeringsvlak.

1.56 Mantelzorg

Langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.

1.57 Nevenfunctie

Een functie waarvoor, tenzij anders bepaald, maximaal 50% van de vloeroppervlakte, en de bijhorende gronden, van het hoofdgebouw als zodanig gebruikt mag worden en waarbij voor het overige geldt dat de nevenfunctie qua uitstraling en ruimtelijke effect niet de uitstraling en het ruimtelijke effect van de hoofdfunctie overstijgt.

1.58 Nutsvoorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.59 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Een vergunning als bedoeld in artikel 3.16 van de Wet ruimtelijke ordening.

1.60 Ondergeschikte functie

Een functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte, en de bijhorende gronden, van het hoofdgebouw als zodanig gebruikt mag worden en waarbij voor het overige geldt dat de ondergeschikte functie qua uitstraling en ruimtelijke effect duidelijk kleiner is dan uitstraling en het ruimtelijke effect van de hoofdfunctie.

1.61 Openbaar toegankelijk gebied

Weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.62 Oprit

Het gedeelte van het bouwperceel voor het bereiken van de bij het bouwperceel behorende garage en/of carport en/of andere bij de desbetreffende bestemming behorende gebouwen waar verkeer over rijdt. Een oprit is altijd direct bereikbaar vanaf de openbare weg.

1.63 Overig bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.64 Overkapping

Een bouwwerk op het erf van een gebouw of standplaats, dat strekt tot vergroting van het woongenot van het gebouw of de standplaats. Daarbij geldt dat, indien vóór danwel achter het (verlengde van) de voorgevel van een gebouw wordt gebouwd, het volgende:
1.   
vóór: het moet een open constructie zijn;
2.   
achter: maximaal drie wanden waarvan maximaal twee tot de constructie behoren.

1.65 Pand

De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.66 Plankaart

De analoge en digitale verbeelding van de bestemming(en) bij dit bestemmingsplan.

1.67 Prostitutie

 
Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.68 Recreatiewoning

Een permanent ter plaatse aanwezig gebouw, geen woonkeet en geen caravan of andere constructie op wielen zijnde, dat bedoeld is om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden gebruikt.

1.69 Seksinrichting

Een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.70 Staat van bedrijfsactiviteiten

Een als bijlage bij deze planregels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen.

1.71 Staat van horeca-activiteiten

Een als bijlage bij deze planregels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van horeca-activiteiten.

1.72 Uitbouw

Een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat qua vorm, ligging en/of omvang ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.73 Verbeelding

De analoge en digitale verbeelding van de bestemming(en) bij dit bestemmingsplan.

1.74 Voorerfgebied

Erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.

1.75 Voorgevel

De gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.76 Wijziging

Een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 2 van de Wet ruimtelijke ordening.

1.77 Woning

Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Bebouwingspercentage

Het oppervlakte aan gebouwen gedeeld door het oppervlakte van het bouwvlak tenzij dat in de regels anders is bepaald. In dat laatste geval telt de wijze van meten zoals die dan is gegeven.

2.2 Dakkapel en goothoogte

Bij toepassing van het meten van de goothoogte van een bouwwerk worden dakkapellen buiten beschouwing gelaten, behoudens dakkapellen waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de breedte van het betreffende dakvlak. De goothoogte wordt dan gemeten vanaf het peil tot aan de goot van de dakkapel.

2.3 De afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens

Tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 De dakhelling

De hoek die het dakvlak maakt ten opzichte van het horizontale vlak gerekend in graden.

2.6 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met dien verstande dat balkonhekken tot 1 m bij aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen hierbij niet worden meegerekend.

2.7 De horizontale diepte van een gebouw

De diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd.

2.8 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.9 De oppervlakte van een bodemingreep

Het gebied binnen de buitenwerkse grens van de grondwerkzaamheden opwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.10 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.11 De oppervlakte van een overkapping

Tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.

2.12 Diepte

Vanaf het peil tot aan het diepste punt van de ingreep waarbij de diepte bij toepassing van begrip 2.16 onder c gemeten dient te worden per te onderscheiden vlak van 10m².

2.13 Ondergeschikte delen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1m bedraagt.

2.14 Ondergrondse (verticale) bouwdiepte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot de afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel van het) bouwwerk.

2.15 Peil

a.   
voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst of ten hoogste 5 meter uit de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
b.   
voor een bouwwerk die in of op het water worden gebouwd: de gemiddelde waterstand over een kalenderjaar;
c.   
voor schepen: de waterspiegel;
d.   
voor bouwwerken op een perceel die in of aan de dijk worden gebouwd en alle andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
 

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden - natuur en landschap

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - natuur en landschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. agrarische bedrijvigheid;
  2. extensief recreatief medegebruik;
  3. de instandhouding en bescherming van voorkomende natuur- en/of landschapswaarden;
  4. ter plaatse van de aanduing 'specifieke vorm van agrarisch - kleinschalig kamperen': een minicamping.

3.2 Bouwregels

3.2.1 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt bij:
  1. erf- en terreinafscheidingen maximaal 1m.
 

3.3 Specifieke gebruiksregels

3.3.1 Voorwaarden kleinschalig kamperen
 Bij gebruik van gronden voor kleinschalig kamperen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kleinschalig kamperen' en als bedoeld in artikel 3.1 sub d gelden de volgende voorwaarde:
  1. het kampeerterrein dient te behoren bij een (bedrijfs)woning;
  2. uitsluitend in de periode van 1 maart tot 1 december zijn maximaal 15 kampeermiddelen toegestaan;
  3. de goothoogte van gebouwen ten behoeve van kleinschalig kamperen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  4. de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van kleinschalig kamperen mag niet meer bedragen dan 5 m;
  5. de aanwezige waarden in het gebied en in de directe omgeving van het gebied mogen niet onevenredig worden aangetast;
  6. het kleinschalig kamperen dient in milieuhygiënisch opzicht inpasbaar te zijn en er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
 
3.3.2 Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen
Het gebruik van gronden ten behoeve van de volgende tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen is met recht toegestaan:
  1. folies;
  2. insectengaas;
  3. acryldoek;
  4. lage tunnels (tot maximaal 0,5 m hoogte).

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. groenvoorzieningen, bermen en beplanting;
  2. nutsvoorzieningen;
  3. paden, speelvoorzieningen, straatmeubilair en ontmoetingsvoorzieningen voor specifieke groepen mensen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding.

4.2 Bouwregels

4.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt:
  1. maximaal 8 m voor speelvoorzieningen;
  2. maximaal 10 m voor de wegaanduiding, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer;
  3. maximaal 7 m voor overige bouwwerken.

Artikel 5 Natuur

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. natuur;
  2. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de natuur- en landschapswaarden;
  3. extensief recreatief medegebruik;
  4. agrarisch medegebruik;
  5. ter plaatse van de aanduiding 'dagrecreatie' een dagstrand met bijbehorende standplaats en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  6. ter plaatse van de aanduiding 'recreatief' is recreatief medegebruik toegestaan;
  7. ter plaats van de aanduiding 'recreatiewoning' is tevens een recreatiewoning toegestaan;
  8. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - kleinschalig kamperen' is tevens een kleinschalig kampeerterrein toegestaan;
 
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen (zie hiertoe mede artikel 21.1), groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding alsmede projecten van beeldende kunst.

5.2 Bouwregels

5.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning', waar één recreatiewoning gebouwd mag worden met een maximale goot- en bouwhoogte van 4 m.
5.2.2 Bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 6 m.

5.3 Specifieke gebruiksregels

5.3.1 Voorwaarden kleinschalig kamperen
Bij gebruik van gronden voor kleinschalig kamperen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - kleinschalig kamperen' en als bedoeld in artikel 5.1 sub h gelden de volgende voorwaarden:
  1. Het kampeerterrein dient te behoren bij een (recreatiewoning);
  2. Uitsluitend in de periode van 1 maart tot 1 december zijn in totaal maximaal 4 kampeermiddelen toegestaan;
  3. De goothoogte van gebouwen ten behoeve van kleinschalig kamperen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  4. De bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van kleinschalig kamperen mag niet meer bedragen dan 4 m;
 

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.4.1 Verbod
Ter plaatse van de bestemming Natuur geldt dat het verboden is om een bodemingreep uit te voeren of te laten uitvoeren, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van burgemeester en wethouders, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen.
5.4.2 Vergunningverlening
De vergunning als bedoeld in artikel 5.4.1. wordt verleend, indien is gebleken dat de bodemingreep geen directe of indirecte gevolgen heeft welke niet zal leiden tot een onevenredige verstoring van de natuur - en/of landschapswaarden dan wel dat de verstoring ervan redelijk is in relatie tot het belang van de bodemingreep en de natuur- en/of landschapswaarden daarbij voldoende is gewaarborgd.
5.4.3 Voorwaarden voor vergunningverlenian
Een vergunning als bedoeld in artikel 5.4.1. wordt pas verleend, nadat:
  1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad in relatie tot de aanwezige natuur en/of landschapswaarden;
  2. de vergunning voorzien wordt van een ruimtelijke onderbouwing.
5.4.4 Uitzonderingen
In afwijking van het hiervoor bepaalde is geen vergunning nodig voor bodemingrepen, die:
  1. het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  2. op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van de een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning.

Artikel 6 Tuin - Veen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin - Veen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. tuinen met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen, erven, water(voorzieningen) en parkeerplaatsen op de eigen inrit (zie hiertoe mede artikel 21.1)
  2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - bouwhoogte': voor tuinen met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen, erven, water(voorzieningen) en parkeerplaatsen op de eigen oprit (zie hiertoe mede artikel 21.1).

6.2 Bouwregels

 
6.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt:
    1. bij erf- en terreinafscheidingen maximaal 1 m;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - bouwhoogte' bedraagt de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
    1. bij erf- en terreinafscheidingen maximaal 2 m;
    2. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal 2 m.

Artikel 7 Verkeer

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. de afwikkeling van het verkeer met bijhorende verblijfsruimte;
  2. wandel- en fietspaden, parkeer-, groen-, speelvoorzieningen en ontmoetingsvoorzieningen voor specifieke groepen mensen en straatmeubilair;
  3. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
 
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen (zie hiertoe mede artikel 21.1), groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

7.2 Bouwregels

7.2.1 Gebouwen
Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:
  1. gebouwen voor het openbare nut tot maximaal 50 m² en tot maximaal 4 m hoog.
 
7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt bij:
  1. maximaal 8 m voor speelvoorzieningen;
  2. maximaal 10 m voor de wegaanduiding, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer;
  3. maximaal 6 m voor overige bouwwerken.

Artikel 8 Water

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. water ten behoeve van de waterhuishouding;
  2. verkeer te water;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'aanlegsteiger': tevens voor een aanlegsteiger;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'tuin': tevens insteekhavens ten dienste van de aangrenzen tuinbestemming en tevens voor tuin;
 
met bijbehorende groenvoorzieningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

8.2 Bouwregels

8.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt:
  1. maximaal 10 m voor de wegaanduiding, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer;
  2. maximaal 7 m voor overige bouwwerken waaronder damwanden.
8.2.2 Aanlegsteiger
Ter plaatse van de aanduiding 'aanlegsteiger' is toegestaan:
  1. één aanlegsteiger met een maximale oppervlakte van 100 m²;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een maximale bouwhoogte van 5 m; tenzij
  3. voorafgaand aan de omgevingsvergunningaanvraag advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder van de Afgedamde Maas.

Artikel 9 Wonen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. de woonfunctie, tot het bestaand aantal woningen;
  2. aan huis verbonden beroepen;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - minicamping': een minicamping;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met catergorie 1': horeca in categorie 1, 1a, 1b en 1c conform de in de bijlage 2 opgenomen staat van horeca-activiteiten, met een totaal maximaal vloeroppervlak van de horeca-inrichting van 500 m²;
  5. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2': horeca in categorie 1, 1a, 1b, 1c en 2 conform de in de bijlage 2 opgenomen staat van horeca-activiteiten, met een maximaal vloeroppervlak van 240 m² ten behoeve van horecacategorie 2, waarbij enkel een bar en/of café is toegestaan en nachtverblijf nadrukkelijk is uitgeloten;
  6. voet- en fietspaden;
 
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen (zie hiertoe mede artikel 21.1), groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

9.2 Bouwregels

9.2.1 Hoofdgebouwen
Hoofdgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:
  1. gebouwd binnen het bouwvlak;
  2. woningen mogen uitsluitend worden gebouwd op de hierna aangewezen wijze: 
    Bouwwijze:Ter plaatse van de aanduiding:
    alle woningen, in niet gestapelde vorm'aaneengebouwd'
    half-vrijstaand of vrijstaand
    'twee-aaneen'
    vrijstaand'vrijstaand'
    gestapeld of alle woningen aaneen, in niet-gestapelde vorm of halfvrijstaand of vrijstaand
    'gestapeld'
  3. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens is ter plaatse van de aanduiding:
    1. 'vrijstaand' aan beide zijden minimaal 3 m;
    2. twee-aan-een' aan één zijde minimaal 3 m;
    3. 'aaneengebouwd' aan de niet-aangebouwde zijde van de eindwoning minimaal 2 m.
  4. de maximale goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)';
  5. als geen goot- en bouwhoogte is aangegeven mag de goot- en bouwhoogte niet afwijken van de hoogte als aanwezig op het moment dat het ontwerp dit bestemmingsplan ter visie is gegaan.
 
9.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
Aan- uit- en bijgebouwen en overkappingen mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd en voldoen aan de volgende kenmerken:
  1. goothoogte maximaal 3 m;
  2. bouwhoogte maximaal 6 m met dien verstande dat:
    1. tot 1 m uit de perceelsgrens de maximale bouwhoogte maximaal 4 m bedraagt, en
    2. tot 2 m uit de perceelsgrens de maximale bouwhoogte maximaal 5 m bedraagt;
    3. een uitzondering geldt voor die situaties waarin de kapconstructie in het verlengde ligt van het hoofdgebouw. In dat geval geldt als maximale bouwhoogte de hoogte van het hoofdgebouw minus 1,5 m. De eisen als hiervoor gegeven over de afstand uit de perceelsgrens blijven hierbij wel van kracht.
  3. bij een hoofdgebouw met dien verstande dat:
    1. aanbouwen (zoals erkers) tot (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd, mits de:
      1. bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt;
      2. horizontale diepte maximaal 1,5 m bedraagt.
    2. overkappingen (zoals carports) tot (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd, mits de bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt;
    3. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' geldt ook dat één zijde naast het hoofdgebouw vrij van gebouwen moet blijven over een strook van minimaal 3 m breed tot 8 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw.
  4. gezamenlijke oppervlakte voor zover gebouwd buiten het bouwvlak maximaal:
    1. 60 m² op een erf tot en met 250 m², gerekend vanaf 1 m achter de voorgevellijn van de woning, en
    2. voor zover de oppervlakte van het erf meer bedraagt dan 250 m² mag het te bebouwen oppervlakte worden vermeerderd met 10% van de overmaat tot een maximum van 125 m²
9.2.3 Bouwwerken, geen bouwwerken zijnde
  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt:
    1. en terreinafscheidingen voor de voorgevel maximaal 1 m met dien verstande dat bij een open constructie dit 1,5 m mag bedragen;
    2. bij erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 2 m;
    3. vlaggenmasten tot maximaal 6 m;
    4. bij overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde maximaal 3 m.
  2. reclame-uitingen bij een beroep aan huis en een bedrijf aan huis mogen uitsluitend aan de gevel worden geplaatst tot een oppervlakte van 0,2 m².
9.2.4 Specifieke gebruiksregels
Een aan huis verbonden beroep moet voldoen aan de volgende gebruiksregels:
  1. maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de woning inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen met een maximum van in totaal 60 m²;
  2. degene die de activiteiten uitvoert, is bewoner van de woning;
  3. er wordt voldaan aan de minimale parkeernormering zoals bedoeld in artikel 21.1;
  4. er is geen detailhandel, uitgezonderd beperkt verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met die activiteit.
9.2.5 Voorwaarden kleinschalig kamperen
Bij gebruik van gronden voor kleinschalig kamperen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - kleinschalig kamperen' en als bedoeld in artikel 9.1 sub c gelden de volgende voorwaarden:
  1. Het kampeerterrein dient te behoren bij een (bedrijfswoning);
  2. Uitsluitend in de periode van 1 maart to 1 december zijn maximaal 15 kampeermiddelen toegestaan;
  3. De goothoogte van gebouwen ten behoeve van kleinschalig kamperen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  4. De bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van kleinschalig parkeren mag niet meer bedragen dan 5 m;
  5. De aanwezige waarden in het gebied en in de directe omgeving van het gebied mogen niet onevenredig worden aangetast;
  6. Het kleinschalig kamperen dient in milieuhygiënisch opzicht inpasbaar te zijn en er mag geen sprake zijn van milieuhugiënische belemmeringen.

9.3 Afwijken van de gebruiksregels

9.3.1 Afwijken
Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in artikel 9.1:
  1. ten behoeve van het toestaan van een aan huis verbonden beroep of bedrijf tot een oppervlakte van 100 m² van de vloeroppervlakte van de woning inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende regels:
    1. degene die de activiteiten uitvoert, is bewoner van de woning;
    2. er is geen detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop als onderschikte activiteit en wel in verband met die activiteit;
  2. ten behoeve van het toestaan van een bed and breakfast in een gedeelte van een hoofdgebouw en/of een uit-, aan- of (vrijstaand) bijgebouw mits:
    1. het aantal gastenkamers maximaal 3 bedraagt;
    2. niet meer dan 50% van het vloeroppervlak van de woning wordt gebruikt ten dienste van de bed and breakfast tot een maximum van 120 m².
9.3.2 Voorwaarden voor afwijken
Afwijken als bedoeld in artikel 9.3.1. kan slechts mits:
  1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
  3. voldaan wordt aan de minimale parkeernormering zoals bedoeld in artikel 21.1;
  4. door initiaf een zekerheidsstelling is afgegeven met betrekking tot de (plan)kosten;
  5. de afwijking voorzien wordt van een ruimtelijke onderbouwing.

9.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen en de aanduiding 'horeca' te verwijderen en de gronden te bestemming voor 'Wonen' zonder de functieaanduiding.

Artikel 10 Wonen - Waterfront

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Waterfront' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen;
  2. voet- en fietspaden.
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen (zie hiertoe mede artikel 21.1), groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding.

10.2 Bouwregels

10.2.1 Hoofdgebouwen
Hoofdgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:
  1. gebouwd binnen het bouwvlak;
  2. aan-, uit- en bijgebouwen dienen te worden geïntegreerd in het hoofdgebouw;
  3. per bouwvlak is maximaal 1 woning toegestaan;
  4. de maximale goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)';
  5. het bebouwingspercentage bedraagt 100%, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' een ander bebouwingspercentage is aangegeven.
10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt:
    1. Bij overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde maximaal 3 m;
  2. reclame-uitingen bij een beroep aan huis en een bedrijf aan huis mogen uitsluitend aan de gevel worden geplaatst tot een oppervlakte van 0,2 m².
 

10.3 Afwijken van de gebruiksregels

10.3.1 Afwijken
Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in artikel 10.1:
  1. ten behoeve van het toestaan van een aan huis verbonden beroep tot een oppervlakte van 25 m² van de vloeroppervlakte van de woning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende regels:
    1. degene die de activiteiten uitvoert, is bewoner van de woning;
    2. er is geen detailhandel;
    3. geen verkeersaantrekkende werking;
    4. bed and breakfast is niet toegestaan.
10.3.2 Voorwaarden voor afwijken
Afwijken als bedoeld in artikel 10.3.1 kan slechts mits:
  1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
  3. voldaan wordt aan de minimale parkeernormering zoals bedoeld in artikel 21.1;
  4. door initiatiefnemer een zekerheidsstelling is afgegeven met betrekking tot de (plan)kosten;
  5. de afwijking wordt voorzien van een ruimtelijke onderbouwing.

Artikel 11 Waarde - Ecologie

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Ecologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor ontwikkeling en instandhouding van landschaps- en natuurwaarden al dan niet in en langs watergangen, sloten en andere waterpartijen, zodanig dat voor flora en fauna verbindingen ontstaan tussen natuur- en/of natuurontwikkelingsgebieden met bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

11.2 Bouwregels

De bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de in artikel 11.1 genoemde bestemming bedraagt maximaal 2 m.
11.2.1 Bouwverbod
In afwijking van mogelijk toegelaten gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde, in een of meerdere andere bestemmingen, is het verboden deze te bouwen.
11.2.2 Opheffen bouwverbod
Burgemeester en wethouders kunnen het hiervoor opgenomen bouwverbod opheffen mits:
  1. de bouwregels uit de destbetreffende besteming in acht worden genomen;
  2. de volgende bepalingen in acht worden genomen:
    1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad waarbij nadrukkelijk het omschreven belang uit artikel 11.1 wordt meegewogen;
    2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
    3. door initiatiefnemer een zekerheidsstelling is afgegeven met betrekking tot de (plan)kosten;
    4. de afwijking voorzien wordt van een ruimtelijke onderbouwing of motivering;
Bij het opheffen van het bouwverbod wordt de procedure voor een afwijking gevolgd.
  
11.2.3 Het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.2.3.1 Vergunningplicht
Voor de aangewezen gronden geldt dat het verboden is om een bodemingreep uit te voeren of te laten uitvoeren of gronden op te hogen, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van burgemeester en wethouders, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen.
11.2.3.2 Vergunningverlening
De vergunning als bedoeld in artikel 11.5.1 wordt verleend als is gebleken dat het beoogde werk geen directe of indirecte gevolgen heeft welke niet leidt tot een verstoring van het belang als omschreven in artikel 11.1 danwel dat verstoring ervan redelijk is en het belang als omschreven in artikel 11.1 daarbij voldoende is gewaarborgd.
Het verlenen van de omgevingsvergunning kan mits:
  1. de bouwregels uit de desbetreffende bestemmings in acht worden genomen;
  2. de volgende bepalingen in acht worden genomen:
    1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad waarbij nadrukkelijk het omschreven belang uit artikel 11.1 wordt meegewogen;
    2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
    3. door initiatiefnemer een zekeheidsstelling is afgegeven met betrekking tot de (plan)kosten;
    4. de afwijking voorzien wordt van een ruimtelijke onderbouwing of motivering.
Aan de vergunning kunnen voorschriften worden verbonden.

Artikel 12 Waarde - Natuur

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Natuur' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor ontwikkeling en instandhouding van landschaps- en natuurwaarden.

12.2 Bouwregels

In afwijking van (mogelijk) toegelaten gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde, in een of meerdere andere bestemmingen, is het verboden deze te bouwen.

12.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

12.3.1 Verboden werkzaamheden
Het is verboden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
  1. het ophogen van gronden;
  2. het aanleggen van waterlopen en het vergraven, verleggen, verruimen en dempen van bestaande waterlopen, sloten, greppels, kolken, oppervlaktewater, oevers, poel en wielen;
  3. werken en werkzaamheden die wijziging van de waterhuishouding of waterstand beogen of ten gevolgde hebben, zoals uitdiepen, draineren en slaan van putten;
  4. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem.

Artikel 13 Waterstaat - Talud 1

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Talud 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een talud en rietkraag.

13.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mag niet worden gebouwd.

13.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

13.3.1 Verboden werkzaamheden
Het is veboden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
  1. het ophogen van gronden;
  2. het aanleggen van waterlopen en het vergraven, verleggen, verruimen en dempen van bestaande waterlopen, sloten, greppels, kolken, oppervlaktewater, oevers, poel en wielen;
  3. werken en werkzaamheden die wijziging van de waterhuishouding of waterstand beogen of ten gevolge hebben, zoals uitdiepen, draineren en slaan van putten;
  4. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem.

Artikel 14 Waterstaat - Talud 2

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Talud 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een talud met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

14.2 Bouwregels

14.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  1. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt;
    1. bij erf- en terreinafscheidingen maximaal 1 m;
    2. bij overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde maximaal 2 m.

14.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

14.3.1 Verboden werkzaamheden
Het is verboden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
  1. het ophogen van gronden;
  2. het aanleggen van waterlopen en het vergraven, verleggen, verruimen en dempen van bestaande waterlopen, sloten, greppels, kolken, oppervlaktewater, oevers, poel en wielen;
  3. werken en werkzaamheden die wijziging van de waterhuishouding of waterstand beogen of ten gevolge hebben, zoals uitdiepen, draineren en slaan van putten;
  4. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem;
14.3.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
  1. het vergraven en egaliseren van gronden of anderszins wijzigingen in maaiveld- of weghoogte;
  2. het aanleggen, verbreden en verharden van terrassen, vlonders of paden en/of andere oppervlakteverhardingen;
  3. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur.
14.3.3 Voorwaarden voor vergunningverlening
Aan de vergunning als bedoeld in artikel 14.3.2 worden in ieder geval de volgende voorwaarden verbonden:
  1. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens dient minimaal 5 meter te bedragen;
  2. het afgraven mag plaatsvinden tot een maximale diepte van 1 meter gemeten vanaf maaiveld.

3 Algemene regels

Artikel 15 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 16 Algemene bouwregels

16.1 Uitsluitend aanvullende werking bouwverordening

De planregels van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het bepaalde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
  1. de richtlijnen voor het verlenen van ontheffing van de stedenbouwkundige bepalingen;
  2. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  3. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  4. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  5. de ruimte tussen bouwwerken.

16.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot hoogte eerste bouwlaag hoofdgebouw

Aan-, uit-, en bijgebouwen en overkappingen mogen in afwijking van de bepalingen in hoofdstuk 2 van deze regels in elke geval net zo hoog zijn als de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 m.

16.3 Ondergronds bouwen

  1. Ondergrond bouwen is toegestaan tot een diepte van 4m onder peil en op die plaatsen waar bovengronds gebouwd mag worden, mits door middel van een bodemonderzoek wordt aangetoond dat er ten aanzien van de geotechinische bodemgesteldheid geen belemmeringen bestaan voor ondergronds bouwen. De gegeven bestemmingsomschrijving blijft onverminderd van kracht.
  2. Ondergrond bouwen is voor een zwembad of vijver binnen en buiten het bouwvlak toegestaan tot een diepte van 4m onder peil, mits door middel van een bodemonderzoek wordt aangetoond dat er ten aanzien van de geotechnische  bodemgesteldheid geen belemmeringen bestaan voor ondergronds bouwen. De gegeven bestemmingsomschrijving blijft onverminderd van kracht.

16.4 Verbod verblijfsruimte(n) beneden 4m +NAP

Het is verboden om verblijfsruimte(n) (overeenkomstig de begripsbepaling in het Bouwbesluit), en de toegang c.q. toegangsweg daartoe beneden 4m +NAP te realiseren.

16.5 Bestaande afmetingen, afstanden, oppervlaktes en percentages

In die gevallen dat de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of de afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in de regels in hoofdstuk 2 is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, percentage en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.

16.6 Ontbreken maatvoeringsaanduidingen

In die gevallen dat op de verbeelding een maatvoeringsaanduing ontbreekt gelden de maatvoeringen van de bestaande bouwwerken, voor zover deze in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen, zoals aanwezig op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan waarbij voor het bebouwingspercentage geldt dat dit met 10% mag toenemen ten opzichte van de aanwezige bebouwing.

Artikel 17 Algemene gebruiksregels

17.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met in het plan aan de grond gegeven bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
  1. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud.
  2. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  3. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie;
  4. een gebruik van gronden en bouwwerken voor kamerverhuur met meer dan 4 personen per woning zoals aanwezig op het moment van ter visielegging van het ontwerp van dit plan aanwezig mogen zijn;
  5. het realiseren van nieuwe woningen tenzij dat in de planregels in hoofdstuk 2 nadrukkelijk is toegestaan;
  6. het gebruik van gronden als paardenbak tenzij een vergunning als bedoeld in artikel 21.2 al dan niet in combinatie met artikel 17.1.1 onder n;
  7. gebruik van een vrijstaand bijgebouw als zelfstandige woonruimte.

Artikel 18 Algemene afwijkingsregels

18.1 Afwijken

  1. het gebruik als afhankelijk woonruimte in een gedeelte van een bestaande (bedrijfs)woning en/of een uit-, aan- of (vrijstaand) bijgebouw bij deze (bedrijfs)woning mits:
    1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg (te toetsen aan een door de gemeenteraad vastgestelde mantelzorgnota) met dien verstande dat, indien één van de partners van een paar dat aantoonbaar (middels een huwelijk, geregistreerd partnerschap, dan wel samenlevingscontract) samen leeft, matenzorgbehoevend is, beide partners in aanmerking komen voor het bewonen van een afhankelijke woonruimte;
    2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
    3. er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;
    4. de afhankelijke woonruimte binnen de geldende regeling inzake aan-, uit-, bijgebouwen en overkappingen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m²;
  2. een uitbreiding van of een bijgebouw bij een woning mits:
    1. het bouwwerk niet hoger is dan 5 m, gemeten vanaf het aansluitend terrein;
    2. het aantal woningen gelijk blijft;
    3. het bouwen niet tot gevolg geeft dat het aansluitend terrein voor meer dan 50% wordt bebouwd en dat de oppervlakte die op grond van het geldende bestemmingsplan voor bebouwing in aanmerking komt met meer dan 50% wordt overschreven met dien verstande dat kan worden toegestaan dat percelen voor:
      1. 100% worden bebouwd indien het aansluitende terrein niet groter is dan 150 m²;
      2. 75% worden bebouwd indien het aansluitende terrein niet groter is dan 250 m²;
  3. een gebouw ten behoeve van een openbare nutsvoorzieningen, de telecommuncatie, het openbaar vervoer of het trein-, water-, of wegverkeer:
    1. waarvan het bruto-vloeroppervlak niet groter is dan 50 m²;
    2. dat bestaat uit één bouwlaag, en
    3. dat gemeten vanaf het aansluitende terrein niet hoger is dan 5 m.
  4. een bouwwerk, geen gebouw zijnde:
    1. waarvan het bruto-vloeroppervlak niet groter is dan 50 m²;
    2. dat gemeten vanaf het aansluitende terrein niet hoger is dan 10 m.
  5. een dakkapel, dakopbouw of gelijksoortige uitbreiding van een gebouw;
  6. het gebruik van gronden of bouwwerken ten behoeve van evenementen met een maximum van drie per jaar per locatie en een duur van ten hoogste vijftien dagen per evenement, het opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement hieronder begrepen;
  7. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandeisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandeisen.
  8. het vergroten van de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw met 3 m;
  9. het verbreden en/of verdiepen van een hoofdgebouw met maximaal 5 m ten opzichte van het op de verbeelding aangegeven bouwvlak voor het hoofdgebouw.
  10. het overschrijden van bouwgrenzen tot maximaal 2,5 m mits dit noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  11. het overschrijden van de voorgevel dan wel voorgevelrooilijn met bebouwing;
  12. het vergroten van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenekasten tot maximaal 40 m.
  13. het vergroten van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10 m;
  14. het bouwen van hekwerken tot maximaal 2 m hoog en lichtmasten tot maximaal 6 m in combinatie met de vergunning als bedoeld in artikel 21.2.2 en het, na aanleggen en bouwen van de paardenbak, gebruik van de paardenbak als paardenbak;
  15. ten behoeve van het toestaan van een bed and breakfast in een gedeelte van een hoofdgebouw en/of een uit-, aan- of (vrijstaand) bijgebouw mits:
    1. het aantal gastenkamers maximaal 3 en het totale aantal bedden maximaal 10 bedraagt;
    2. niet meer dan 50% van het vloeroppervlakte van de woning wordt gebruikt ten dienste van de bed and breakfast tot een maximum van 120 m²;
  16. kleinschalig kamperen op een kleinschalig kampeerterrein, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
    1. Het kampeerterrein dient te behoren bij een (bedrijfs)woning;
    2. Het oppervlak van een aaneengesloten terrein, waarvan het terrein voor kleinschalig parkeren onderdeel uitmaakt, bedraagt minimaal 5.000 m²;
    3. Uitsluitend in de periode van 1 maart tot 1 oktober zijn maximaal 25 kampeermiddelen toegestaan;
    4. Het kampeerterrein, inclusief de daarbij behorende bebouwing en overige voorzieningen (speeltoestellen, en dergelijke), mag niet gesitueerd zijn binnen een afstand van 50 m van enig punt van een verblijfsgebouw van derden;
    5. De gezamenlijke oppervlakte van bouwwerken ten behoeve van kleinschalig kamperen, zoals sanitaire ruimten, mag niet meer bedragen dan 40 m²;
    6. De goothoogte van gebouwen ten behoeve van kleinschalig kamperen mag niet meer bedragen dan 3 m;
    7. De bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van kleinschalig kamperen mag niet meer bedragen dan 5 m;
    8. Voor inpassing binnen de bestaande bebouwing ten behoeve kleinschalig parkeren, gelegen binnen het onder 4 genoemde gebied, is het bepaalde onder 5, 6 en 7 niet van toepassing;
    9. De aanwezige waarden in het gebied en in de directe omgeving van het gebied mogen niet onevenredig worden aangetast;
    10. Het kleinschalig parkeren dient in milieuhygiënisch opzicht inpasbaar te zijn en er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

18.2 Intrekken afwijking

Het bevoegd gezag trekt de afwijking op grond van het artikel 18.1.1 met betrekking tot het gebruik als afhankelijke woonruimte in, indien de bij het afwijken bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van manterzorg niet meer aanwezig is of indien de omstandigheden waaronder is afgeweken zijn gewijzigd.

18.3 Voorwaarden voor afwijken

Artikel 19 Algemene wijzigingsregels

19.1 Geringe veranderingen bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen en bouwgrenzen.

19.2 Uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan

De uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan moet zijn gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden:
  1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad;
  3. dat het wijzigingsplan milieutechnisch aanvaardbaar is;
  4. dat het wijzigingsplan past in een goede waterhuishouding;
  5. dat het wijzigingsplan inpasbaar is in het volkshuisvestingsprogramma indien het gaat om woningbouw;
  6. dat het wijzigingsplan economisch uitvoerbaar is;
  7. verhaal van gemeentelijke (plan-)kosten is zekergesteld;
  8. dat het wijzigingsplan stedenbouwkundig inpasbaar is.

Artikel 20 Algemene procedureregels

20.1 Wijzigingsprocedure

Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging van het plan is de volgende procedure van toepassing:
  1. een ontwerp van het besluit ligt met de bijbehorende stukken gedurende 6 weken op het gemeentehuis ter inzage;
  2. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging vooraf bekend in een of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze;
  3. de bekendmaking houdt de mededeling in van de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen;
  4. gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk of mondeling zienswijzen indienen omtrent het ontwerp van het besluit;

20.2 Procedure voor nadere eis

Op de voorbereiding van een besluit tot een nadere eis is de volgende procedure van toepasssing:
  1. een ontwerp van het besluit ligt met de bijbehorende stukken gedurende 6 weken op het gemeentehuis ter inzage;
  2. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging vooraf bekend in een of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze:
  3. de bekendmaking houdt de mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
  4. gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk of monderling zienswijzen indienen omtrent het ontwerp van het besluit.

Artikel 21 Overige regels

 

21.1 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen

21.1.1 Wonen
Voor wat betreft de functie wonen moet per woning ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Per woning is hiervoor minimaal 1,8 parkeerplaatsen te realiseren, waarvan 1 parkeerplaats op eigen terrein bij vrijstaande en twee-aan-een woningen.
21.1.2 Niet-wonen
Voor wat betreft functies anders dan wonen, indien de omvang, het gebruik of de bestemming van een gebouw of terrein daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort, dan wel op het betreffende terrein, overeenkomstig de in de publicatie 'Parkeerkencijfers - basis parkeernormering (CROW, maart 2004)' opgenomen normen.
21.1.3 Parkeren
De in artikel 21.1.1 en artikel 21.1.2 bedoelde ruimte voor het parkeren van auto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
  1. indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste 2,5 x 5 m in geval van kops parkeren en 2,5 x 6 m bij langsparkeren bedragen;
  2. indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte  voor een gehandicapte, voor zover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst - ten minste 3,5 m bij 6 m bedragen.
21.1.4 Laden en lossen
Indien het gebruik of de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort, overeenkomstig de publicatie 'Parkeerkencijfers - basis voor parkeernormering (CROW, maart 2004)' opgenomen normen.
21.1.5 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van het bepaalde in artikel 21.1.1, artikel 21.1.2, artikel 21.1.3 en 21.1.4 indien dit noodzakelijk is om een goede verkeersstructuur en/of bereikbaarheid voor een pand, perceel, straat (of deel daarvan) danwel een andere ruimtelijke-functionele structuur te waarborgen.
21.1.6 Afwijken
Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in artikel 21.1.1, artikel 21.1.2, artikel 21.1.3 en artikel 21.1.4:
  1. indien het voldoen aan die regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
  2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.

21.2 Paardenbak

21.2.1 Verbod
Het is verboden om een bodemingreep uit te voeren of te laten uitvoeren, zonder of in afwijking van een van burgemeester en wethouders, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen ten behoeve van het aanleggen en/of gebruiken van gronden ten behoeve van een paardenbak.
21.2.2 Vergunningverlening
Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden ten behoeve van het aanleggen van een paardenbak wordt verleend, indien is voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. voor zover gelegen binnen de bebouwde kom:
    1. de afstand tot de woning van de eigenaar bedraagt maximaal 20 meter;
    2. de afstand tot het perceel van de woning van derden bedraagt minimaal 20 meter;
    3. de afstand van de mestopslag tot aan het perceel van derden bedraagt ten minste 25 meter;
    4. de hoeveelheid opgeslagen mest bedraagt niet meer dan 1m³;
    5. de paardenbak heeft een oppervlakte van niet meer dan 1.200m² met een minimale breedte van 15m;
    6. er moet een open omheining toegepast worden tot een maximaal 2 m hoog;
    7. lichtmasten zijn niet toegestaan.
  2. voor zover gelegen buiten de bebouwde kom gelden dezelfde voorwaarden als binnen de bebouwde kom met dien verstande dat ook lichtmasten tot maximaal 6 m zijn toegestaan en de eisen omtrent mestopslag gelden niet;
  3. voor zover gelegen in het buitengebied gelden dezelfde voorwaarden als buiten de bebouwde kom met dien vestande dat geldt dat:
    1. de paardenbak niet verhard mag worden;
    2. de publiekaantrekkende functie van een eventuele recreatieve nevenactiviteit mag geen hinder veroorzaken voor de verkeersfunctie van de omgeving;
    3. bij agrarische bedrijven of op voormalige agarische bedrijfslocaties;
    4. gelegen binnen het bouwvlak.
  4. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  5. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
  6. door intiatiefnemer een zekerheidsstelling is afgegeven met betrekking tot de (plan)kosten;
  7. de vergunningverlening voorzien wordt van een ruimtelijke onderbouwing;
  8. voorzien is in een goede landschappelijke inpassing en aanleg daarvan is zeker gesteld.

21.3 Dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen

Op dit bestemmingsplan is naast het bepaalde in dit bestemmingsplan tevens het bepaalde in het bestemmingsplan 'Dubbelbestemmingen en Gebiedsaanduidingen' van toepassing.

4 Overgangs- en slotregels

Afwijken als bedoeld in artikel 18.1.1 kan slechts mits:
  1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
  3. door initiatiefnemer een zekerheidsstelling is afgegeven met betrekking tot de (plan)kosten;
  4. de afwijking voorzien wordt van een ruimtelijke onderbouwing.

Artikel 22 Overgangsrecht

22.1 Overgangsrecht bouwwerken

22.1.1 Algemeen
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het tenietgaan tengevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd, veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
22.1.2 Omgevingsvergunning voor het afwijken
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder 22.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerken als bedoeld in het bepaalde onder 22.1.1 met maximaal 10%.
22.1.3 Uitzondering
Het bepaalde in 22.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

22.2 Overgangsrecht gebruik

22.2.1 Algemeen
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
22.2.2 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 22.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
22.2.3 Onderbroken gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in 22.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
22.2.4 Uitzondering
Het bepaalde in 22.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 23 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Waterfront De Veene, van de gemeente Aalburg.