direct naar inhoud van Artikel 3 Bedrijf
Plan: Nieuwstraat
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0738.BP6004-GV01

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de in bij deze regels opgenomen Bijlage 1 staat van bedrijfsactiviteiten;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – autoschadeherstelbedrijf': tevens een autoschadeherstelbedrijf toegestaan met SBI-code 45204';
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is een bedrijfswoning toegestaan;
  • d. een schouwpad ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - schouwpad';

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen (zie hiertoe mede artikel 16.1), groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de minimale en maximale goot-, bouwhoogte en dakhelling ter plaatse van de aanduiding 'minimale-maximale goot-, bouwhoogte (m) en dakhelling (graden) mogen niet worden overschreden. Indien geen aanduiding is opgenomen geldt de bestaande maatvoering;
  • c. voor gebouwen ten dienste van een bedrijfswoning geldt voorts het bepaalde in artikel 3.2.3 en artikel 3.2.4.
3.2.2 Bouwwerken geen gebouw zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt bij:

  • a. erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 1 m;
  • b. erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 2 m;
  • c. een reclamezuil maximaal 3 m, waarbij geldt dat maximaal 1 reclamezuil is toegestaan per bedrijfsperceel;
  • d. overige bouwwerken, geen gebouw zijnde vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 2 m en erachter maximaal 6 m.
3.2.3 Bedrijfswoning, bepalingen omtrent hoofdgebouwen

Indien op de verbeelding de aanduiding 'bedrijfswoning' is opgenomen mag één bedrijfswoning worden gebouwd. De bedrijfswoning mag worden herbouwd en vergroot waarbij de volgende kenmerken gelden:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de oppervlakte van de bedrijfswoning mag maximaal 130 m2 bedragen;
  • c. afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens is aan beide zijden minimaal 3 m;
  • d. de minimale en maximale goot-, bouwhoogte en dakhelling ter plaatse van de aanduiding 'minimale-maximale goot-, bouwhoogte (m) en dakhelling (graden) mogen niet worden overschreden.
3.2.4 Bedrijfswoning, bepalingen omtrent aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Indien op de verbeelding de aanduiding 'bedrijfswoning' is opgenomen mogen bij die bedrijfswoning aan- uit- en bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd in het achtererfgebied binnen het bouwvlak tot een gezamenlijke oppervlakte van maximaal:

  • a. 60 m² bij bouwpercelen met een totale oppervlakte van 250 m²;
  • b. 60 m² bij bouwpercelen met een oppervlakte van meer dan 250 m², vermeerderd met 10% van de overmaat, met dien verstande dat de totale bebouwde oppervlakte aan aan- uit- en bijgebouwen niet meer dan 125 m² mag bedragen

Voor die aan- uit- en bijgebouwen en overkappingen die niet inpandig worden gebouwd, of worden herbouwd, in een van de gebouwen als bedoeld in artikel 3.2.1 gelden de volgende kenmerken:

  • c. goothoogte minimaal 3 m en maximaal 3,5 m, bouwhoogte minimaal 3 m en maximaal 6 m en dakhelling minimaal 45 graden en maximaal 55 graden, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte:
      • tot 1 m uit de achterste perceelsgrens maximaal 3,5 m bedraagt;
      • tot 2 m uit de achterste perceelsgrens maximaal 4,5 m bedraagt;

een uitzondering geldt voor die situaties waarin de kapconstructie in het verlengde ligt van de bedrijfswoning. In dat geval geldt als maximale bouwhoogte de hoogte van de
bedrijfswoning minus 1,5 m. De eisen als hiervoor gegeven over de afstand uit de
perceelsgrens blijven hierbij wel van kracht.

    • 1. voor de toepassing van een plat dak de dakhelling 0° mag bedragen, waarbij geldt dat de goot- en bouwhoogte maximaal 4,5 m mogen bedragen. De eisen als hiervoor gegeven over de afstand uit de perceelsgrens blijven hierbij wel van kracht;
  • d. aanbouwen zijn tenminste 3 m uit de zijdelingse perceelsgrenzen en tenminste 5 m achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning gelegen, met dien verstande dat:
    • 1. erkers tot (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning worden gebouwd, mits:
      • de bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt;
      • de horizontale diepte maximaal 1,5 m bedraagt;
    • 2. overkappingen (zoals carports) mogen tot (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning worden gebouwd, mits de bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt.
3.2.5 Verbod

In afwijking van het bepaalde in 3.2.1 t/m 3.2.4 mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - schouwpad' niet worden gebouwd.

3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijken
  • a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.3voor het verleggen van het bouwvlak binnen het aanduidingvlak 'bedrijfswoning'.
  • b. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.5.
3.3.2 Voorwaarden voor afwijken
  • a. Afwijken als bedoeld in artikel 3.3.1 sub a kan slechts mits:
    • 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
    • 3. voldaan wordt aan de minimale parkeernormering zoals bedoeld in artikel 16.1;
    • 4. door initiatiefnemer een zekerheidstelling is afgeven met betrekking tot de (plan)kosten;
    • 5. de afwijking voorzien wordt van een ruimtelijke onderbouwing.
  • b. Afwijken als bedoeld in artikel 3.3.1 sub b kan slechts mits:
    • 1. het belang van de waterberging daardoor niet onevenredig wordt geschaad;
    • 2. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.
3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. risicovolle bedrijven zoals bedrijven die vallen onder het Besluit Risico's Zware Ongevallen (BRZO) en daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen bedrijven;
  • b. geluidzoneringsplichtige inrichtingen als bedoeld in de Wet geluidhinder;
  • c. inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
  • d. buitenopslag aan een openbaar zichtbare zijde van het bedrijf waaronder in elk geval het terrein voor de voorgevel wordt bedoeld;
  • e. het gebruik van bedrijfsgebouwen als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1 voor het toestaan van een ander bedrijf dan ter plaatse is toegestaan.

3.5.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken als bedoeld in artikel 3.5.1 kan slechts mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad waarbij het milieueffect van het beoogde bedrijf nadrukkelijk wordt meegewogen en waarbij bijlage 1 staat van bedrijfsactiviteiten mede betrokken wordt;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. voldaan wordt aan de minimale parkeernormering zoals bedoeld in artikel 16.1;
  • d. door initiatiefnemer een zekerheidstelling is afgeven met betrekking tot de (plan)kosten;
  • e. de afwijking voorzien wordt van een ruimtelijke onderbouwing.