direct naar inhoud van Toelichting
Plan: A. van der Kolkstraat 4A
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0738.BP3004-GV01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Onderhavig bestemmingsplan maakt wijzigingen mogelijk van drie percelen in het centrum van Eethen, een dorp in de gemeente Aalburg.

Het bedrijf Elgo Beheer B.V. heeft grond gekocht van de gemeente Aalburg, tussen de Antonie van der Kolkstraat en de Raadhuisstraat. Dit bedrijf verkoopt diverse huishoudelijke apparaten en elektronica. Momenteel heeft het bedrijf al een vestiging aan de Raadhuisstraat 11. De grond die zij heeft gekocht van de gemeente wil zij benutten voor de bouw van een loods van 250 m² voor de opslag van elektronica.

Momenteel is dit stuk grond bestemd als 'Maatschappelijk'. Om deze grond in gebruik te kunnen nemen voor de bedrijfsactiviteiten van Elgo Beheer B.V. (dat wil zeggen de opslag van goederen), dient de bestemming grotendeels omgezet te worden naar de bestemming Detailhandel en voor een kleiner deel naar de bestemming Tuin.

Tegelijk met deze omzetting zullen twee omissies uit het vigerend bestemmingsplan “Eethen” (2013) ongedaan gemaakt worden. De eerste betreft perceel 953, een stuk grond direct ten zuiden van het hierboven beschreven stuk grond. Deze grond is in eigendom van het bedrijf Elgo en een particulier. Deze grond heeft momenteel de bestemming 'Wonen', en dient de bestemming 'Detailhandel' te krijgen.

De tweede wijziging betreft het aanpassen van een bestaande wijzigingsbevoegdheid op een deel van perceel C1272, een perceel met de bestemming 'Agrarisch'. Hierin is de mogelijkheid om te wijzigen naar de bestemming 'Bedrijf' opgenomen. Deze wijzigingsbevoegdheid dient het echter mogelijk te maken om te voorzien in een wijziging naar 'Wonen', overeenkomstig het bestemmingsplan Eethen uit 1999.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

De onderhavige locaties bevinden zich in de historische kern van Eethen, een dorp in de gemeente Aalbrug. Het dorp ligt ten noorden van de Bergsche Maas en is omringd door weilanden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0738.BP3004-GV01_0001.png"
Afbeelding - Locatie van het dorp Eethen (www.google.nl/maps)

In de onderstaande afbeelding zijn de locaties nader weergegeven. Het terrein dat in eigendom is van Elgo, hierna genoemd 'het bedrijfsperceel', ligt midden in de kern van Eethen. Dit terrein ligt tussen de Antonie van der Kolkstraat en Raadhuisstraat. Aan de Raadhuisstraat 11, aan de oostzijde van dit terrein, bevindt zich de winkel van Elgo. Verder wordt het terrein omsloten door woningen en open gebied.

Het terrein met de bestemming 'Agrarisch', hierna genoemd 'het agrarische perceel', ligt aan de noordzijde van de kern Eethen, langs de provinciale weg. Dit terrein wordt aan weerszijden omsloten met woningen - aan de zuidzijde staat een agrarisch gebouw.

afbeelding "i_NL.IMRO.0738.BP3004-GV01_0002.png"
Afbeelding - Locatie van het nieuwe opslagterrein van Elgo (onderste cirkel) en het agrarisch perceel (bovenste cirkel)

1.3 Geldende bestemmingsplan

Het bestemmingsplan 'Eethen', vastgesteld op 15 mei 2013, geldt voor het gehele plangebied. In de onderstaande afbeelding is een uitsnede weergegeven van dit bestemmingsplan. Met drie pijlen zijn de drie onderhavige locaties weergegeven.

Het perceel dat de gemeente aan Elgo Beheer BV heeft verkocht, kent momenteel de enkelbestemming 'Maatschappelijk'. Daarnaast heeft een deel van het terrein waarop Elgo reeds zit gevestigd, direct ten zuiden van dit terrein, de bestemming Wonen. Het terrein dat door Elgo in gebruik zal worden genomen zal de bestemming 'Detailhandel' krijgen (gebied 1, zie onderstaande afbeelding). De twee toegangswegen vanaf de A. van der Kolkstraat krijgen de bestemming 'Tuin'/ 'Wonen' (gebied 2, zie onderstaande afbeelding) , overeenkomstig de systematiek van het bestemmingsplan Eethen.

Het agrarische perceel aan de noordzijde van het plangebied kent een enkelbestemming 'Agrarisch' en een gebiedsaanduiding 'wro-zone – wijzigingsgebied' (gebied 3, zie onderstaande afbeelding). In het bestemmingsplan Eethen is in artikel 3.5.2 een artikel opgenomen die het mogelijk maakt voor burgemeester en wethouders om de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone – wijzigingsgebied' te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf'. Zoals reeds beschreven in 1.1, betreft deze wijzigingsbevoegdheid een omissie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0738.BP3004-GV01_0003.jpg"
Afbeelding - Locaties te wijzigen percelen in geldend bestemmingsplan (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

1.4 Leeswijzer

De toelichting van het bestemmingsplan is als volgt opgebouwd:

  • in hoofdstuk 2 wordt zowel de huidige als de toekomstige situatie van het plan beschreven;
  • hoofdstuk 3 gaat in op het ruimtelijk relevante beleidskader van de diverse overheden;
  • in hoofdstuk 4 worden de planologische en milieutechnische uitvoeringsaspecten behandeld;
  • hoofdstuk 5 geeft een toelichting op de juridische planopzet van de regels en de verbeelding;
  • in hoofdstuk 6 wordt de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan aangetoond.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige situatie

Bedrijfsperceel
Het perceel dat Elgo heeft gekocht heeft een oppervlakte van ongeveer 2.800 m². Het perceel bestaat grofweg uit twee delen, van elkaar gescheiden door een open hekwerk en een rij struiken en bomen. Op het perceel aan de noordzijde staat een opstal, die zal worden gesloopt. Dit pand is in gebruik als schuur en opslag. De rest van het noordelijke deel van dit perceel bestaat uit grasveld. Het terrein wordt verhuurd. Het zuidelijke deel van dit perceel bestaat uit een enigszins verruigd grasveld.

Ten noorden van de percelen bevindt zich een paardenweide en ten zuiden woningbouw. Verder zijn de percelen omgeven door woningen en tuinen.

In onderstaande afbeeldingen is een impressie weergegeven van het perceel is aangekocht door Elgo.

afbeelding "i_NL.IMRO.0738.BP3004-GV01_0004.png"
Afbeelding - Noordzijde perceel met te slopen schuur

afbeelding "i_NL.IMRO.0738.BP3004-GV01_0005.png"
Afbeelding - Zuidzijde perceel met doorkijk naar de schuur aan de noordzijde

Agrarische perceel
Het agrarische perceel ligt langs de Korten Bruggert, een parallelweg die direct onder de provinciale weg (N283) ligt. Het terrein bestaat uit weiland, begraast met paarden. Aan weerszijden van het perceel liggen woningen, ten zuiden van het terrein staat agrarische bebouwing.

2.2 Toekomstige situatie

Bedrijfsperceel
Op het grote perceel dat Elgo BV heeft gekocht wordt de bestaande schuur gesloopt en een opslagruimte van maximaal 250 m2. Daarnaast wordt het gebied heringericht, zodat deze bruikbaar is voor de bedrijfswerkzaamheden van Elgo (opslag). Langs het terrein wordt een groenzone van 2,5 meter breed ingericht. Ontsluiting van het terrein vindt plaats via het eigen perceel, aan de oostzijde van het gebied (ter hoogte van de Raadhuisstraat 11). Het perceel ten zuiden van het terrein van Elgo, dat in verband met het rectificeren van een omissie in het vigerende bestemmingsplan de bestemming Detailhandel krijgt, zal niet heringericht worden.

Agrarisch perceel
Een deel van het agrarische perceel krijgt via dit bestemmingsplan de wijzigingsbevoegdheid om de bestemming te wijzigen naar 'Wonen'. Invulling van deze locatie met bebouwing is vanuit stedenbouwkundig oogpunt om meerdere redenen wenselijk bevonden, zoals is gemotiveerd in het bestemmingsplan Eethen uit 1999:

  • Het gat in de bebouwing langs de Korten Bruggert wordt dichtgemaakt. Hierdoor raakt deze straat beter begeleid door bebouwing en oogt de straat meer als een eenheid en wordt dus herkenbaarder.
  • Eethen krijgt zo meer gezicht naar de Provinciale Weg Zuid en de Kleibergsestraat, waardoor duidelijker wordt dat deze weg door het dorp heenloopt en waardoor de condities om de samenhang tussen de KLeibergsestraat en de twee 'zuidelijke delen' van Eethen te vergroten verbeterd worden.
  • Deze redenen leggen meer gewicht in de schaal, dan het feit dat nu een stuk openheid in het dorp te ervaren is. De openheid van het binnengebied is alleen vanaf de Korten Bruggert duidelijk te ervaren, vanaf de A. van der Kolkstraat of de Raadhuisstraat is dat nauwelijks het geval. De bijdrage van het groen van dit terrein aan het landschappelijk karakter van Eethen zou veel kleiner zijn dan de 'groene wig' tussen C. Branderhorststraat en De Hoek (zuidwestzijde Eethen) en door het binnenterrein tussen de A. van der Kolkstraat en de C. Branderhorststraat (westzijde Eethen).

Bij de invulling van deze locatie dient rekening gehouden te worden met de mogelijkheid dat ook op het binnenterrein tussen de A. van der Kolkstraat en de Raadhuisstraat op langere termijn ontwikkelingen plaats kunnen vinden. Ontsluiting van het binnenterrein op de Korten Bruggert is dan wenselijk.

In de wijzigingsbevoegdheid is als voorwaarde aangegeven dat alleen tot woningbouw kan worden overgegaan als de milieuhinder ter plaatse is opgeheven, en zodoende een conflict tussen de agrarische bedrijvigheid en woningbouw te voorkomen. Er mogen maximaal drie woningen worden gebouwd.

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en ruimte (2012)

De kaders van het nieuwe rijksbeleid zijn opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) die op 13 maart 2012 door de Minister van I&M is vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt de Nota Ruimte en heeft als credo "Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig".

De SVIR omvat drie hoofddoelen, die als volgt zijn geformuleerd:

  • 1. Concurrerend
    Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • 2. Bereikbaar
    Het verbeteren en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • 3. Leefbaar en veilig
    Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Voor een aanpak die Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig maakt, moet het roer in het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid om. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. De nationale belangen hebben onder andere betrekking op bijvoorbeeld ruimte voor waterveiligheid, behoud van nationale unieke cultuurhistorische kwaliteiten en ruimte voor een nationaal netwerk van natuur.

De juridische borging van de nationale belangen is vastgelegd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. In subparagraaf 3.1.2 wordt hier nader op ingegaan. Onderhavig bestemmingsplan is te kleinschalig om daadwerkelijk van invloed te zijn op nationaal niveau.

Conclusie voor onderhavig bestemmingsplan
Onderhavig bestemmingsplan is niet in strijd met de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel de AMvB Ruimte genoemd, is op 22 augustus 2011 vastgesteld en heeft als doel om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen. De AMvB is het inhoudelijke beleidskader van het rijk waaraan ruimtelijke besluiten op provinciaal en gemeentelijk niveau moeten voldoen. Dat betekent dat de AMvB regels geeft over bestemmingen en het gebruik van gronden. Daarnaast kan zij aan opdragen in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren.

De algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau. Inhoudelijk gaat het om nationale belangen die samenhangen met het beschermen van ruimtelijke functies, zoals natuur in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), of met het vrijwaren van functies.

Niet alle nationale ruimtelijke belangen staan in de AMvB Ruimte. Het besluit bevat alleen die nationale ruimtelijke belangen, die via het stellen van regels aan de inhoud of toelichting van bestemmingsplannen (of daarmee vergelijkbare besluiten) beschermd kunnen worden.

Van de nationale belangen die in de AMvB Ruimte zijn geregeld, is geen enkel van toepassing op het plangebied.

Conclusie voor onderhavig bestemmingsplan
Onderhavig bestemmingsplan is niet in strijd met het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening.

3.1.3 Ladder voor duurzame ontwikkeling

In de SVIR wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij dient de behoefte aan een stedelijke ontwikkeling te worden aangetoond. De ladder kent drie treden die achter elkaar worden doorlopen.

Conclusie voor onderhavig bestemmingsplan
Wat betreft de 'Ladder voor duurzame verstedelijking' wordt opgemerkt dat ten aanzien van wonen slechts sprake is van het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid die het mogelijk maakt om 'Agrarisch' in 'Wonen' te wijzigen, overeenkomstig het bestemmingsplan Eethen uit 1999. Daar komt bij dat op de locatie niet meer dan 12 woningen gerealiseerd zullen worden. Dergelijke kleinschalige woningbouwontwikkelingen worden in het kader van de duurzaamheidsladder niet aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling. In voorliggend geval is de ladder voor duurzame verstedelijking dan ook niet van toepassing. Geconcludeerd wordt dat er geen sprake is van strijd met het rijksbeleid.

3.2 Provinciaal en regionaal beleid

3.2.1 Structuurvisie ruimtelijke ordening Noord-Brabant (2014)

Op 19 maart is de Structuurvisie ruimtelijke ordening 2014 in werking getreden. Deze structuurvisie is een actualisatie van de visie die in 2010 werd vastgesteld. De structuurvisie is opgebouwd uit 2 delen (A en B) en een uitwerking.

Deel A
Deel A bevat de hoofdlijnen van het beleid. Hierin heeft de provincie haar belangen gedefinieerd en ruimtelijke keuzes gemaakt. Ook beschrijft de provincie vanuit welke filosofie ze haar doelen wil bereiken. Die is: 'samenwerken aan kwaliteit'. De provincie realiseert haar doelen op vier manieren: door regionaal samen te werken, te ontwikkelen, te beschermen en te stimuleren.

Het principe van behoud en ontwikkeling van het landschap is in de structuurvisie de 'rode' draad die de ruimtelijke ontwikkelingen stuurt. De provincie wil het contrastrijke Brabantse landschap herkenbaar houden en verder versterken. De zorgplicht voor de ruimtelijke kwaliteit omvat dat:

  • er zorgvuldig wordt omgegaan met het ruimtegebruik;
  • er rekening wordt houden met de omgeving;
  • de ontwikkeling bijdraagt aan het behoud of de versterking van de ruimtelijke kwaliteit.

Deel B
In deel B beschrijft de provincie 4 ruimtelijke structuren: de 'groenblauwe structuur', het 'landelijk gebied', de 'stedelijke structuur' en de 'infrastructuur'.
Voor iedere structuur formuleert de provincie ambities en beleid. Per beleidsdoel is aangegeven welke instrumenten de provincie inzet om haar doelen te bereiken.

Beide onderhavige percelen vallen binnen de stedelijke structuur en zijn aangewezen als 'kernen in het landelijk gebied'. De kernen in het landelijk gebied, met de bijbehorende zoekgebieden voor verstedelijking, voorzien in de opvang van de lokale verstedelijkingsbehoefte (wonen, werken, voorzieningen). De provincie stuurt op een concentratie van verstedelijking.

Uitwerking structuurvisie
In de uitwerking van de structuurvisie worden de kernkwaliteiten van Brabant beschreven: de natuurlijke basis, het ontginningslandschap en het moderne landschap.

Voor het Land van Heusden en Altena zijn een aantal doelstellingen geformuleerd:

  • Het versterken van het contrast tussen de open rivierkleipolders en de meer verdichte oeverwallen;
  • Het versterken van de patroon van de oeverwallen;
  • De cultuurhistorische waarden in hun samenhang verder ontwikkelen, beschermen en toeristisch-recreatief ontsluiten;
  • Het duurzaam en in samenhang behouden van het bodemarchief van het archeologisch landschap;
  • Het versterken van de ecologische waarden van het landschap door te sturen op te behouden of te ontwikkelen kenmerken van het landschap, waarbij kenmerkende plant- en diersoorten van de open weide- en akkergebieden, en de half-openlandschappen op de oeverwallen, uiterwaarden, sloten, dijken en wegbermen goede indicatoren zijn.

Conclusie voor onderhavig bestemmingsplan
Onderhavig bestemmingsplan is niet in strijd met de Structuurvisie ruimtelijke ordening Noord-Brabant. De ontwikkeling draagt bij aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit en concentratie van verstedelijking.

3.2.2 Verordening ruimte 2014

De Verordening ruimte is op 18 maart 2014 in werking getreden (geconsolideerde versie 01-01-2016). De Verordening ruimte is één van de uitvoeringsinstrumenten voor de provincie om haar doelen te realiseren. In de verordening vertaalt de provincie de kaderstellende elementen uit het provinciaal beleid in regels die van toepassing zijn op (gemeentelijke) bestemmingsplannen. Van een aantal onderwerpen verplicht het Rijk de provincie ze uit te werken in de provinciale verordening. Dit is in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) opgenomen.

In de Verordening Ruimte is de kern Eethen, en daarmee ook het plangebied, aangegeven als 'bestaand stedelijk gebied'. Binnen bestaande stedelijke gebieden is het mogelijk om ontwikkelingen mogelijk te maken, mits deze niet te groot van omvang zijn. De voorziene ontwikkelingen in dit bestemmingsplan zijn beperkt van omvang zodat gesteld kan worden dat deze passen binnen de regels van de Verordening Ruimte.

De toelichting bij een bestemmingsplan gelegen in bestaand stedelijk gebied dat voorziet in nieuwbouw van woningen bevat een verantwoording over de wijze waarop:

  • a. de afspraken die daarover zijn gemaakt in het regionaal ruimtelijk overleg worden nagekomen;
  • b. de beoogde nieuwbouw zich verhoudt tot de afspraken bedoeld onder a, en tot de beschikbare harde plancapaciteit voor woningbouw.

Onder een harde plancapaciteit voor woningbouw wordt verstaan de capaciteit voor nieuw te bouwen woningen waarover een gemeente beschikt, die:

  • a. wordt uitgedrukt in aantallen woningen;
  • b. is opgenomen in een vastgesteld bestemmingsplan waarvan de bestemming nog niet is verwezenlijkt.

Dit bestemmingsplan bevat een wijzigingsbevoegdheid om agrarische grond om te zetten naar de bestemming ´Wonen´.

De woningbouwmatrix van de gemeente Aalburg, per 1 januari 2014, is aanpast naar aanleiding van het RRO van 18 december 2013. Hierin is een woningbouwcapaciteit opgenomen voor de komende 10 jaar van circa 790 woningen, onderverdeeld in zachte plancapaciteit en harde plancapaciteit. De plannen in de zachte plancapaciteit zijn te verwachten plannen voor de komende 10 jaar die nog niet in ontwikkeling, onderhandeling of initiatieffase zijn. Dit zijn enkel de plannen die wel verwacht gaan worden of in procedure zijn, maar waarin de gemeente op dit moment nog geen invloed op heeft vanwege het gebrek aan grondposities of vormen van samenwerkingsverbanden met initiatiefnemers. Er kan nog niet met zekerheid gesteld worden dat deze aantallen worden gerealiseerd of in ontwikkeling komen. De plannen in de harde plancapaciteiten betreffen plannen waarin met zekerheid, doormiddel van anterieure overeenkomsten, gesteld kan worden dat de woningen binnen vijf jaar gerealiseerd gaan worden. Binnen de harde plancapaciteit zijn er op dit moment 281 woningen aanwezig binnen de gemeente Aalburg. Wat resteert is een woningbehoefte voor de komende tien jaar van 750 minus 281 woningen, resulteert in een behoefte van 469 woningen. In de zachte plancapaciteiten (waar onderhavig plan nog onderdeel van uitmaakt), zijn op dit moment in de gemeentelijke woningbouwmatrix 512 woningen opgenomen.

De opgenomen wijzigingsbevoegdheid naar 'wonen' voegt na planwijziging drie woningen toe aan de woningvoorraad. Dit aantal past binnen de woningbouwmatrix van de gemeente Aalburg.

Conclusie voor onderhavig bestemmingsplan
Onderhavig bestemmingsplan is niet in strijd met de Verordening ruimte 2014.

3.2.3 StructuurvisiePlus Land van Heusden en Altena

De gemeenten Aalburg, Werkendam en Woudrichem hebben samen met het Waterschap de StructuurvisiePlus Land van Heusden en Altena opgesteld. De gemeente Aalburg heeft deze structuurvisie op 2 juli 2013 vastgesteld. Met deze structuurvisie leggen de gemeentebesturen van de drie gemeenten de hoofdlijnen vast van het door hen gewenste ruimtelijke beleid richting 2025.

Een belangrijk uitgangspunt voor de opzet van de structuurvisie vormt de sturingsfilosofie die de gemeenten voor de planperiode in de ruimtelijke ordening willen hanteren.

Het gaat dan om ruimtelijke ontwikkelingen die:

  • de gemeenten tot hun basisverantwoordelijkheid rekenen (moeten)
  • hun ambities betreffen (willen)
  • veelal van derden afkomstig zijn maar waarbij de gemeenten zo goed mogelijk kansen willen benutten (kunnen)
  • de gemeenten willen voorkomen omdat ze kwaliteiten en waarden aantasten (voorkomen).

De gemeenten onderscheiden 5 beleidsvelden:

  • wonen
  • voorzieningen
  • economie
  • omgeving en eigenheid
  • verkeer en mobiliteit

De beleidsvelden 'Wonen' en 'Economie' zijn het meest relevant voor de onderhavige percelen.

Wonen
De gemeenten in het Land van Heusden en Altena zullen in de toekomst de kwaliteit van de woningvoorraad een belangrijkere rol geven ten opzichte van de kwantiteit. Woningen moeten voorzien in de kwalitatieve behoefte gedurende de hele levensduur van de woning.

Het beleid voor goed wonen en leven is uitgewerkt in vier vormen van beleid:

  • Een woningvoorraad geschikt voor specifieke doelgroepen
  • Invulling geven aan de prestatieafspraken
  • Woningbouwinitiatieven moeten bijdragen aan de woonkwaliteit
  • Verval van de woningvoorraad en woonomgeving voorkomen

Economie
Economische activiteiten zijn een belangrijke basis voor het goed kunnen wonen en leven in het Land van Heusden en Altena. Economische activiteiten zorgen voor werkgelegenheid en voor investeringen in de regio. Ondernemers moeten in staat zijn deze investeringen te doen.

Het ambitieniveau van de gemeenten is 'Bovengemiddelde economische groei, rekening houdend met de waardevolle kenmerken van het gebied'. Het ambitieniveau is enerzijds dus gericht op bovengemiddelde economische groei, anderzijds op benedengemiddelde 'verstedelijking' van het landschap. Ondernemers en gemeenten zullen samen aan de slag moeten om het gewenste ambitieniveau te realiseren. Ondernemers zullen de economische groei moeten realiseren terwijl de gemeenten een faciliterende rol hebben.

Conclusie voor onderhavig bestemmingsplan
Beide percelen maken volgens de kaart behorende bij de structuurvisie onderdeel uit van het stedelijk gebied. Het stedelijk gebied in de gemeenten wordt gekenmerkt door de dorpen en de bedrijventerreinen. Het behouden en beschermen van de kernspecifieke kwaliteiten en eigenheden van de dorpen vormt de basis van het beleid. Om de eigenheden en kwaliteiten te behouden moeten nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen daar nadrukkelijk rekening mee houden.

Onderhavig bestemmingsplan maakt het mogelijk om een terrein met maatschappelijke functie, dat al lange tijd leeg staat, weer een functie te geven. Daarnaast maakt het plan een toekomstige wijziging van een agrarisch perceel naar de bestemming 'Wonen' mogelijk. Zoals is beschreven in paragraaf 2.2, zou deze ontwikkeling een positieve invloed hebben op de kernspecifieke kwaliteiten van het dorp. Dit bestemmingsplan sluit goed aan bij de uitgangspunten in de StructuurvisiePlus Land van Heusden en Altena.

3.2.4 Detailhandelvisie Land van Heusden en Altena

De detailhandelvisie Land van Heusden en Altena 2015 is vastgesteld door de gemeente Aalburg op 29 september 2015. De visie is opgesteld in een samenwerkingsverband tussen de gemeenten Aalburg, Werkendam en Woudrichem. De detailhandelvisie is een leidraad voor behoud en ontwikkeling van detailhandel op lokaal en regionaal niveau.

De belangrijkste ambitie is 'het bieden van een zo goed mogelijke consumentenverzorging voor de inwoners van het Land van Heusden en Altena en een sterk ondernemersklimaat voor ondernemers waarbij een rendabele exploitatie van de winkels mogelijk is met perspectief voor de langere termijn'.

Dit vertaalt zich in de volgende ambities:

  • Het streven naar zoveel mogelijk behoud van de fijnmazige voorzieningenstructuur;
  • Streven naar een duurzame voorzieningenstructuur, bestaande uit, ook op de langere termijn levensvatbare, elkaar aanvullende detailhandelsgebieden;
  • Het bieden van een goed ondernemersklimaat door het faciliteren van ondernemersinitiatieven die inspelen op de dynamiek in de detailhandelssector.

Als we hieraan op een goede wijze invulling aan kunnen geven, bereiken we tevens dat:

  • De economische, culturele en sociale functie van winkelgebieden wordt ondersteund;
  • Werkgelegenheid in de detailhandelssector behouden blijft of zelfs kan groeien;
  • Het imago van kernen of zelfs de regio wordt versterkt;
  • Een goed vestigingsklimaat wordt geboden voor andere publieksgerichte voorzieningen en overige bedrijvigheid.

De belangrijkste hoofddoelstelling om deze ambities te bereiken is als volgt geformuleerd:

  • Het vasthouden aan- en verder versterken van de bestaande detailhandelsstructuur.

Conclusie voor onderhavig bestemmingsplan
Het voorliggende bestemmingsplan maakt de uitbreiding mogelijk van het bedrijf Elgo, dat al in de kern Eethen is gevestigd. Deze ontwikkeling sluit goed aan bij de uitgangspunten uit de Detailhandelvisie Land van Heusden en Altena.

3.2.5 Waterbeheerplan 2016-2021

Waterschap Rivierenland heeft op 27 november het Waterbeheerprogramma 2016 - 2021 vastgesteld, met als titel 'Koers houden, kansen benutten'. Dit plan is ingegaan op 22 december 2015. Hierin staan de doelstellingen waar het waterschap deze zes jaar aan gaat werken. Belangrijke aandachtspunten zijn bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water hebben en het afvalwater effectief zuiveren. In het Waterbeheerprogramma wordt de lijn doorgetrokken van het Waterbeheerplan 2009 - 2015. Het accent ligt in het Waterbeheerplan 2016 - 2021 onder meer op gebiedsgericht werken, waterbewustzijn en innovatie.

Het waterbeheerprogramma is het centrale beleidsdocument van het waterschap. Het programma biedt houvast voor bestuurders en ambtenaren. De doelen en maatregelen in het waterbeheerprogramma zijn opgesteld samen met provincies, gemeenten en andere partijen. Het waterschap houdt rekening met provinciale functies en werkt mee aan het realiseren van provinciale doelen.

In de Keur (de verordening van het waterschap) heeft het waterschap een vuistregel opgenomen voor de compensatie van toename aan verhard oppervlak. Deze vuistregel houdt in dat voor elke hectare nieuw verhard oppervlak er 436 m3 waterberging gerealiseerd moet worden (gebaseerd op de T=10+10% bui). Daarbij mag het waterpeil niet meer dan 20 cm (ten opzichte van zomerpeil) stijgen. In het stedelijk gebied is de toename voor de eerste 500 m2 verhard oppervlak vrijgesteld van watercompensatie en voor het landelijk gebied is dit 1.500 m2. Er geldt geen vrijstelling voor de toename van verhard oppervlak als gevolg van de nieuwe ontsluitingsweg aangezien deze regeling eenmalig bedoeld is voor particulieren.

Conclusie voor dit bestemmingsplan
Voor dit bestemmingsplan is een waterparagraaf opgenomen in paragraaf 4.10. Hierin is opgenomen welke waterhuishoudkundige thema's relevant zijn voor het plangebied en op welke manier daarmee wordt omgegaan.

Onderhavig bestemmingsplan is niet in strijd met het Waterbeheerplan 2016 - 2021.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Strategische Visie Aalburg 2007-2027

De Strategische Visie Aalburg 2007-2027 ‘Aalburg op weg naar morgen’, is op 30 oktober 2007 vastgesteld door de gemeenteraad van Aalburg. De Strategische Visie is het gemeentelijk beleidsstuk waarmee de gemeenteraad de koers voor de toekomstige ontwikkeling van Aalburg aangeeft.

Het streefbeeld voor 2027 is dat Aalburg bekend wil zijn als een eigentijdse gemeente, centraal gelegen tussen de Randstad en Brabantstad in open een landschap. Een dorpse gemeenschap met traditionele waarden aan de oevers van de Maas, die:

  • ruimte heeft voor wie openheid, rust, gezondheid en zorg zoekt;
  • ruimte laat aan wie de kracht van traditionele waarden waardeert;
  • ruimte biedt aan wie wil ondernemen met de wereld als markt.

De Strategische Visie Aalburg 2027 is ontwikkeld volgens zes “thema’s”, die de belangrijkste aspecten omvatten waarover de Strategische Visie zich met betrekking tot de toekomstige ontwikkeling van Aalburg wil uitspreken. Het gaat om de volgende onderwerpen:

  • 1. Identiteit & imago
    Kerk en geloof; gemeenschap; relatie met de omgeving; cultureel erfgoed; kenmerken van landschap en ligging.
  • 2. Economie & Werkgelegenheid
    Landbouw; industrie; handel en dienstverlening; detailhandel; toerisme en recreatie; onderwijs; vestigingsklimaat; werkgelegenheid; innovatie.
  • 3. Wonen & Leefbaarheid
    Bevolking; wonen; voorzieningen; onderwijs; kerken; sport; verenigingen; sociaal-culturele voorzieningen; openbaar vervoersvoorzieningen; veiligheid; gezondheid; leefmilieu.
  • 4. Governance
    Gemeentelijke dienstverlening; bestuurlijke samenwerking; relatie van de gemeente met burgers, bedrijfsleven en maatschappelijk middenveld; democratische invulling; rol van de overheid.
  • 5. Ruimtelijke inrichting
    Bebouwing; buitengebied; kernen; natuur; bodem; mobiliteit; openbaar vervoer; infrastructuur; waterhuishouding.
  • 6. Duurzame Ontwikkeling & Milieu
    Milieu kwaliteit; water en lucht kwaliteit; energie; geluidshinder; ruimtegebruik; mobiliteit; afval; duurzaam bouwen.


Conclusie voor onderhavig bestemmingsplan
De bouw van de opslagloods op het 'bedrijfsperceel' en het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid naar wonen op het agrarische perceel is niet in strijd met de Strategische Visie Aalburg 2007-2027.

3.3.2 Waterplan 2010-2020

De gemeente heeft voor de periode tot 2020 een integraal waterplan opgesteld in nauwe samenwerking met het waterschap. Het plan is vastgesteld door de gemeenteraad op 23 februari 2010. De gemeente wil hiermee een gezond en veerkrachtig watersysteem realiseren dat voldoet aan de landelijke en Europese normen, gebaseerd op een gezamenlijke visie van gemeente en waterschap. Daarnaast wil de gemeente ook het waterbeleid binnen de gemeente afstemmen, zodat de wateropgave, die wordt opgesteld om het watersysteem op orde te brengen én te houden, gehaald wordt tegen de laagste maatschappelijke kosten.

De wateropgave is vastgesteld door het waterschap en geeft aan hoeveel ruimte water nodig heeft voor een goed en veilig functioneren van de openbare ruimte. Communicatie met de belanghebbenden vormt daarbij een onlosmakelijk onderdeel. Met het waterplan wordt het overkoepelende waterbeleid in de gemeente vastgesteld. Het plan is richtinggevend voor alle waterhuishoukundige plannen binnen de gemeente en legt de basis voor de verankering van het waterbeleid in de gemeentelijke RO-instrumenten.

In paragraaf 4.10 is een waterparagraaf opgenomen, waarin de waterhuishoudkundige aspecten van dit bestemmingsplan zijn benoemd.

Conclusie voor onderhavig bestemmingsplan
Onderhavig bestemmingsplan is niet in strijd met het Waterplan 2010-2020.

3.3.3 Bestemmingsplan "Dubbelbestemmingen en Gebiedsaanduidingen" (2013)

Het bestemmingsplan "Dubbelbestemmingen en Gebiedsaanduidingen" is vastgesteld op 29 januari 2013 door de gemeente Aalburg. Het plan geeft een regeling voor die onderwerpen die in aanmerking komen voor dubbelbestemmingen en/of gebiedsaanduidingen, zoals archeologie, cultuurhistorie (gas)leidingen, molenbiotopen, veiligheidszones bij dijken en bebouwingsvrije zones bij watergangen. Al deze aspecten zijn in één bestemmingsplan voor het gehele gemeentelijke grondgebied van Aalburg geregeld. Dit bestemmingsplan blijft naast onderhavig bestemmingsplan gelden.

Het onderhavige bestemmingsplan
Voor zowel het grote perceel van Elgo als voor het agrarische perceel is de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie" van toepassing. Beide terreinen kennen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' en de gebiedsaanduiding 'specifieke vorm van waarde - historische kern'. In paragraaf 4.1 wordt ingegaan op de cultuurhistorische en archeologische waarden ter plaatse van het plangebied.

De dubbelbestemming is met een verwijzing in de regels van onderhavig bestemmingsplan naar het bestemmingsplan "Dubbelbestemmingen en Gebiedsaanduidingen" juridisch geborgd (zie paragraaf 13.3 in de regels).

Hoofdstuk 4 Uitvoeringsaspecten

4.1 Archeologie en cultuurhistorie

4.1.1 Archeologie

Beleid
Sinds 2007 is in Nederland de Wet op de archeologische monumentenzorg van kracht, die de volledige implementatie van het Verdrag van Malta (1992) in de Monumentenwet (1988) betekent. Op basis van de Wet op de archeologische monumentenzorg is de overheid verplicht om bij het vaststellen van ruimtelijke plannen ook de archeologische (verwachtings)waarden bij de planvorming te betrekken.

Zoals reeds beschreven in 3.3.3, hebben beide percelen een dubbelbestemming – waarde archeologie, met als specifieke vorm van waarde: historische kern. Dit betekent dat bij bodemingrepen groter dan 50 m² en dieper dan 0,3 m beneden maaiveld vroegtijdig archeologisch onderzoek uitgevoerd moet worden. Voor het perceel dat Elgo heeft aangekocht is daarom archeologisch onderzoek uitgevoerd door Archeodienst B.V. Het volledige onderzoek is terug te vinden in Bijlage 1. Onderstaande geeft inzicht in de belangrijkste conclusies uit dit onderzoek.

Archeologisch onderzoek
Op grond van de resultaten van het bureauonderzoek acht Archeodienst BV een archeologisch vervolgonderzoek noodzakelijk als de graafwerkzaamheden (exclusief het slaan van funderingspalen) dieper reiken dan 30 cm beneden maaiveld. Vermoedelijk is een ca. 60 cm dikke ophogingslaag aanwezig, maar gebruikelijk is om een veiligheidsmarge van 30 cm aan te houden t.o.v. de top van het archeologische niveau.

Als dieper dan 30 cm beneden maaiveld wordt gegraven adviseert Archeodienst BV gezien de beperkte omvang van het plangebied niet alleen een verkennend booronderzoek uit te voeren dat is gericht op de bodemopbouw en de intactheid daarvan maar direct een karterend booronderzoek uit te voeren dat is gericht op het opsporen van indicatoren die wijzen op een archeologische vindplaats binnen het plangebied.

Dit advies is een zogenaamd selectieadvies, het rapport moet nog beoordeeld worden door het bevoegd gezag (gemeente Aalburg). Zij neemt vervolgens een selectiebesluit. Mocht blijken dat door dit selectiebesluit of doordat de bodemingrepen ondieper gaan dan 30 cm er geen vervolgonderzoek noodzakelijk zijn dan blijft de meldplicht van kracht om toevalvondsten te melden als deze bij bouwwerkzaamheden aangetroffen worden.

4.1.2 Cultuurhistorie

Beleid
De modernisering van de monumentenzorg (MOMO) heeft erin geresulteerd dat per 1 januari 2012 het Besluit ruimtelijke ordening is aangepast. Met deze aanpassing is cultureel erfgoed ingebed in de ruimtelijke ordening. Het is verplicht om in bestemmingsplannen aandacht te geven aan cultuurhistorie en de effecten van het initiatief op cultuurhistorische waarden die in het plangebied voorkomen. Daar waar nodig dient de bescherming van deze waarden ook te worden vastgelegd in de regels en verbeelding bij het bestemmingsplan.

Conclusies voor onderhavig bestemmingsplan
In het plangebied is geen sprake van monumenten. Aan de Raadhuisstraat 21 is een rijksmonument aanwezig, maar deze ligt te ver van de percelen om een belemmering te vormen.

4.2 Bodem

Bij ruimtelijke ontwikkelingen is het uitgangspunt dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de toekomstige functie. Wanneer een toekomstige functie mogelijk wordt belemmerd door de bodemkwaliteit (denk bijvoorbeeld aan een groentetuin op een voormalige vuilstortplaats), zal een verkennend bodemonderzoek moeten aantonen of dit daadwerkelijk het geval is. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het daarom van belang om te kijken of de toekomstige functie van het gebied niet in strijd is met de kwaliteit van de bodem.

In november 2012 is in opdracht van de gemeente Aalburg een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd door Bakker Milieuadviezen Waalwijk ter plaatse van de te bouwen loods. Doel van dit onderzoek is geweest om vast te stellen of de grond en/of het grondwater ter plaatse van het onderzoeksterrein verontreinigingen bevatten welke een belemmering of beperking zouden kunnen vormen bij de voorgenomen verkoop van het onroerend goed. Het volledige onderzoek is te vinden in Bijlage 2 - onderstaande worden de belangrijkste resultaten beschreven.

Op basis van het hierboven beschreven bodemonderzoek kan voor de onderzoekslocatie het volgende worden geconcludeerd:

  • In de bodemlaag onder de puinlaag danwel de sterk puinhoudende laag op de oprit en een groot deel van het overige terrein zijn alle parameters uit het standaardpakket in gehalten beneden de AW 2000 aangetroffen. Dit betekent dat de aanwezige puinlaag de onderliggende bodem niet negatief heeft beïnvloed;
  • De uitgezeefde grondfractie uit de puinlaag blijkt slechts licht verontreinigd met lood, zink en PAK. In de puinfractie zelf liggen de gehalten van de te toetsen parameters PCB, olie en PAK ruimschoots beneden de maximale waarde voor niet vormgegeven bouwstoffen. Het puin, dat in 7 boringen is aangetroffen en uitgegraven, bleek in geen enkel geval asbestverdachte fragmenten te bevatten.
  • In de kleiige ondergrond zijn alle parameters uit het standaardpakket in gehalten beneden de AW 2000 aangetroffen;
  • Op de locatie van de voormalige bovengrondse tank (oostzijde schuur) bleek de ondergrond van de boringen 1, 3 en 4 zintuiglijk licht verontreinigd met olie. Analytisch lag het oliegehalte in boring 3 echter beneden de AW 2000 en in boring 4 was dit slechts licht verhoogd. Daar het grondwater uit peilbuis 2 (op korte afstand van de bron) schoon is voor olie en aromaten kan de zintuiglijk plaatselijk waarneembare olieverontreiniging als niet noemenswaardig beschouwd worden. Er is geen plicht om deze lichte verontreiniging te verwijderen;
  • In het grondwater is het bariumgehalte rond de tussenwaarde aangetroffen. Van barium is bekend dat standaard tenminste de streefwaarde wordt overschreden, doch ook tussenwaarde-overschrijdingen kunnen voorkomen zonder aanwijsbaar verband. Om deze reden worden verhoogde bariumgehalten dan ook inmiddels als van nature aanwezig beschouwd. Nader onderzoek wordt dan ook niet nodig geacht.

Conclusies voor het onderhavige bestemmingsplan
Nader onderzoek naar de bodemkwaliteit wordt niet noodzakelijk geacht voor het perceel waarop de opslagruimte van Elgo Beheer B.V. zal worden gebouwd.

Voor het terrein waarvoor de wijzigingsbevoegdheid naar de bestemming 'Wonen' in dit bestemmingsplan wordt opgenomen, zal de bodemkwaliteit beoordeeld moeten worden zodra er concrete plannen zijn om nieuwe woningen te bouwen.

4.3 Bedrijven en milieuzonering

Door bij de realisatie van gevoelige functies (zoals woningen) voldoende afstand in acht te nemen tot milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) kan hinder en gevaar worden voorkomen. Daarnaast kan worden voorkomen dat bedrijfsbelangen worden geschaad. Door middel van een onderzoek bedrijven- en milieuzonering wordt onderzocht of de toekomstige woningen mogelijk een belemmering vormen voor bestaande omringende bedrijven.

Ten behoeve van de milieuhygiënische afweging in het kader van de ruimtelijke onderbouwing wordt voor de meest nabij gelegen bedrijven aansluiting gezocht bij het stappenplan uit de VNG-publicatie “Bedrijven en milieuzonering”.

4.3.1 Beoordelingssystematiek VNG-publicatie

De VNG-publicatie is een algemeen geaccepteerd instrument om na te gaan of er sprake is van een goede ruimtelijk ordening in situaties waar bedrijven dicht bij woningen worden voorzien. In voorliggend onderzoek is gebruik gemaakt van de meest recente versie uit 2009. De VNG-publicatie geeft richtafstanden per bedrijfscategorie. De afstanden worden gegeven voor een aantal milieuaspecten, met name geur, stof, geluid en gevaar. De afstanden gelden tussen de perceelsgrens van het bedrijf en de gevels van woningen. Indien deze afstanden worden gerespecteerd is er sprake van een milieuhygiënisch te verantwoorden situatie en een goede ruimtelijk ordening. Indien één van deze afstanden niet wordt gerespecteerd is nader onderzoek noodzakelijk om na te gaan of alsnog sprake kan zijn van een milieuhygiënisch verantwoorde situatie.

Het toetsingskader bestaat uit 4 stappen. In stap 1 wordt een afweging gemaakt aan de hand van de in de publicatie genoemde richtafstanden. Indien woningen op kleinere afstand zijn gelegen dan de richtafstanden kan voor het betreffende plandeel in stap 2, 3 of 4 gemotiveerd worden afgeweken van de richtafstanden.

4.3.2 Richtafstanden inrichtingen (stap 1)

De richtafstanden voor verschillende bedrijfscategorieën worden vermeld in hoofdstuk 1 (lijst 1) van de VNG-publicatie. De richtafstanden die in de lijst zijn opgenomen gelden voor het gebiedstype rustige woonwijk en rustig buitengebied. Gezien de ligging van het plangebied in de kom van Eethen, waarbij in de directe omgeving van het plangebied voornamelijk woningen zijn gelegen én de ligging van het plan in diverse achtertuinen van woningen, wordt de omgeving aangemerkt als rustige woonwijk.

In onderstaande tabel zijn de richtafstanden voor detailhandel conform de VNG-publicatie weergegeven.

SBI-2008   Omschrijving   Afstanden [m]  
-   Nr     Geur   Stof   Geluid   Gevaar   Grootste afstand  
Richtafstanden conform publicatie  
52   47   Detailhandel voor zover niet eerder genoemd   0   0   10   0   10  


De afstand van de perceelsgrens tot de meest nabij gelegen woningen (Raadhuisstraat 17 en 13a) bedraagt circa 20 meter. Hiermee wordt ruim voldaan aan de richtafstand voor detailhandel.

Rondom het wijzigingsgebied is geen sprake van de bedrijven in de directe omgeving die een overmatige hinder met zich mee kunnen brengen. Overigens zal dit onderwerp ten tijde van het opstellen van een wijzigingsplan nader beschouwd worden.

4.3.3 Conclusies voor het onderhavige bestemmingsplan

Uit het hiervoor beschreven onderzoek is gebleken dat bij de geplande bouw van de opslagloods de maatgevende richtafstand op basis van de VNG-publicatie wordt gerespecteerd. Er is derhalve sprake van een milieuhygiënisch te verantwoorden situatie.

4.4 Luchtkwaliteit

Sinds 15 november 2007 zijn de belangrijkste luchtkwaliteitseisen opgenomen in de Wet milieubeheer. Hierin is van bepaalde projecten getalsmatig vastgelegd dat ze "niet in betekenende mate" (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Met de inwerkingtreding van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) op 1 augustus 2009, zijn deze grenzen verruimd. Doordat het NSL in werking is getreden, draagt op grond van het Besluit niet in betekenende mate een project niet bij zolang de toename van de concentratie fijnstof of stikstofdioxide maximaal 3% bedraagt van de grenswaarde. De 3%-grens is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 1,2 microgram/m³ voor zowel PM10 als NO2.

Onderhavig bestemmingsplan bestemt een opslagruimte van 250 m². Hiermee blijft het gebouw ruimschoots onder het 3%-criterium.

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.

4.5 Externe veiligheid

Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moet worden voldaan aan strikte risicogrenzen en moet worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Concreet gaat het om risicovolle bedrijven, vervoer gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Op de diverse aspecten van externe veiligheid is afzonderlijke wetgeving van toepassing. Voor risicovolle bedrijven gelden onder meer:

  • het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
  • de Regeling externe veiligheid (Revi);
  • het Registratiebesluit externe veiligheid;
  • het Besluit risico's zware ongevallen 1999 (Brzo 1999);
  • het Vuurwerkbesluit.

Voor vervoer gevaarlijke stoffen geldt de 'Wet Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen' (Wet Basisnet). Dat vervoer gaat over water, spoor, wegen, per buisleiding of door de lucht. De regels van het Basisnet voor ruimtelijke ordening zijn vastgelegd in:

  • het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt);
  • de Regeling basisnet;
  • de (aanpassing) Regeling Bouwbesluit (veiligheidszone en plasbrandaandachtsgebied).

Het doel van wetgeving op het gebied van externe veiligheid is risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen en activiteiten tot een aanvaardbaar minimum te beperken.

In het kader van externe veiligheid worden in hoofdzaak drie mogelijke risicobronnen onderscheiden, namelijk inrichtingen, transportroutes en (ondergrondse) buisleidingen.

Het onderhavige bestemmingsplan
Nabij het plangebied zijn geen risicovolle inrichtingen of transportroutes aanwezig. Er ligt een buisleiding ten oosten van het plangebied (zie onderstaande afbeelding). Beide percelen liggen echter niet binnen de risicocontouren van deze buisleiding. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de bouw van de opslagloods. Naar verwachting zal dit aspect ook geen belemmering vormen indien in te toekomst woningen worden gebouwd op het agrarische perceel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0738.BP3004-GV01_0006.jpg"
Afbeelding - Uitsnede percelen op risicokaart (www.risicokaart.nl)

4.6 Flora en fauna

In opdracht van de gemeente Aalburg heeft LievenseCSO Milieu B.V. een quick-scan Natuurwetgeving uitgevoerd voor het onderhavige plangebied. In Bijlage 3 is de volledige quick-scan te vinden. In deze paragraaf wordt ingegaan op de belangrijkste resultaten.

Het doel van de quick-scan is om op basis van een literatuuronderzoek en een veldbezoek een inschatting te maken of:

  • beschermde flora- en faunasoorten op het plangebied en in de directe omgeving voorkomen;
  • de planontwikkeling mogelijk effect(en) heeft op de al dan niet aanwezige beschermde flora- en fauna-soorten en daarmee mogelijk strijdig is met de soortbescherming conform de Flora- en faunawet;
  • een noodzaak aanwezig is voor het uitvoeren van een nader onderzoek naar de mogelijk voorkomende beschermde flora- en faunasoorten, door een gerichte veldinventarisatie volgens de geldende protocollen;
  • de planontwikkeling plaatsvindt in of nabij een beschermd natuurgebied (zoals: Natura 2000-gebied, Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en beschermd Natuurmonument) en/of daarbij sprake is van de noodzaak voor het uitvoeren van een apart onderzoek in het kader van de Natuurbeschermingswet en/of de EHS (gebiedsbescherming/externe werking).

Op basis van het uitgevoerde literatuuronderzoek, de overige verzamelde gegevens en de bevindingen tijdens het veldbezoek wordt op basis van de quick-scan en de planontwikkeling het onderstaande geconcludeerd.

Flora
Binnen het plangebied en directe omgeving zijn geen ontheffingsplichtige plantensoorten geregistreerd of aangetroffen. Het ligt niet in de lijn der verwachting dat deze zullen worden aangetroffen. Nader onderzoek naar het voorkomen van ontheffingsplichtige florasoorten wordt niet noodzakelijk geacht.

Fauna
De zwaarder beschermde soorten (tabel 2 & 3 soorten) die volgens het literatuuronderzoek en/of veldbezoek mogelijk ter plaatse van het plangebied voorkomen zijn:

  • 1. vleermuizen
  • 2. vogels


Ad. 1 Vleermuizen
Het is mogelijk dat het plangebied en directe omgeving gebruikt wordt door vleermuizen als vliegroute, foerageer- en/of verblijfsgebied. Het verdwijnen van bomen, open plaatsen en bebouwing zal mogelijk een negatief effect hebben op de aanwezigheid van deze soorten. Een nader onderzoek naar vleermuizen is wel noodzakelijk.

Ad. 2 Vogels
Het plangebied biedt mogelijkheden voor broedvogels. Eventueel in gebruik zijnde broedlocaties/nesten van vogels zijn gedurende het broedseizoen beschermd (ontheffing is niet mogelijk). Er zijn geen jaarrond beschermde nesten en/of leefgebieden aangetroffen. De te verwijderen bomen en opstallen vergen controle op in gebruik zijnde schuil- en broedplaatsen.

Beschermde natuurgebieden
De ingreep (nieuwbouw en vergelijkbaar gebruik) is dermate beperkt van omvang dat er geen negatieve effecten worden verwacht op de beschermde waarden van het Natura 2000-gebied Loevestein, Pompveld & Kornsche Boezem (circa 3 kilometer) of de beschermde waarden van het dichtstbijzijnde EHS-gebied (circa 1.700 meter). Een verder onderzoek in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 (voortoets) en Ecologische Hoofdstructuur (nee-tenzij toetsing) wordt niet zinvol geacht.

Aanbevelingen
Geadviseerd wordt verstorende werkzaamheden buiten het broedseizoen (doorgaans tussen 15 maart en 15 augustus) uit te laten voeren. Wordt er wel in het broedseizoen gewerkt dan dient voorafgaand aan de werkzaamheden een deskundige op het gebied van vogels te worden ingezet. De deskundige stelt vast of er broedsels aanwezig zijn en zo ja of deze worden verstoord door de toekomstige werkzaamheden.

Ten aanzien van vleermuizen wordt geadviseerd tijdig met het nader onderzoek te starten. De doorlooptijd hiervan is van mei tot en met oktober. Als hiermee te laat wordt begonnen bestaat het risico dat er nog veldbezoeken nodig zijn mei-juni van het volgende jaar.

Voorts wordt geadviseerd met de verlichting (tijdens bouwfase en bij realisatie) rekening te houden met soorten die gevoelig zijn voor licht (bijvoorbeeld vleermuizen). Dit kan door het licht zo veel mogelijk te richten, zo min mogelijk bij ’s nachts te werken en strooilicht zo veel mogelijk te beperken.

Op het noordelijke perceel komen salamanders voor (kleine watersalamander). In het kader van de zorgplicht (zie bijlage 2 van de Quickscan Natuurwetgeving) is het noodzakelijk om ook rekening te houden met de aanwezigheid van soorten die niet strikt beschermd zijn. Bij zowel het weghalen van de houtstapel en het eventuele dempen van de watergang dient daarom rekening gehouden te worden met de aanwezigheid van de kleine watersalamander. Het essentieel dat bij werkzaamheden de aanwezige fauna kan uitwijken naar omliggende percelen en tuinen.

4.7 Akoestiek

Ten aanzien van het aspect geluid dient voor het wijzigingsgebied bepaald te worden of de toekomstige woningen geen onevenredige hinder zullen ondervinden, met name ten gevolge van de provinciale weg. In 2013 is hiervoor reeds een onderzoek uitgevoerd: "Rapport Akoestisch onderzoek Bouwplan aan de aan de Korten Bruggert en de Raadhuisstraat te Eethen", zie bijlage 4.

Voor de berekening van de geluidbelasting vanwege het wegverkeer op de gevels van de nieuw te realiseren woningen is een berekeningsmodel opgezet waarin de relevante wegen, de omliggende bebouwing en bodemgebieden zijn opgenomen.

Uit de berekeningsresultaten blijkt dat ten gevolge van het wegverkeer op de N283 de geluidbelasting ten hoogste 49 dB inclusief aftrek ex artikel 110g Wgh bedraagt. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden. Maatregelen om de geluidbelasting ter plaatse van de nieuwbouwwoningen terug te brengen zijn niet mogelijk of doelmatig. Het college van burgemeester en wethouders van de Aalburg dient daarom ten tijde van het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid een hogere waarden vast te stellen (inclusief correctie ex artikel 110g Wgh).

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is cumulatie van de geluidbelasting in beschouwing genomen. De gecumuleerde geluidbelasting van maximaal 57 dB(A). Het is aan het oordeel van de gemeente of er sprake is van een aanvaardbare geluidbelasting.

De geluidbelasting wordt in grote mate bepaald door de geluidbelasting afkomstig van de Korten Bruggert. Om de geluidbelasting te reduceren kan door de gemeente worden overwogen een geluidreducerend wegdektype toe te passen. Referentiewegdek levert een reductie op van ca 5 dB.
Cumulatief levert dit een reductie op van 4 dB (cumulatieve geluidbelasting 53 dB). Afwegingen die bij deze keuze een rol spelen zijn o.a. de kosten voor een ander wegdek en het karakter van de weg. Bij een asfalt-type is de kans reëel dat het verkeer met een hogere snelheid gaat rijden. Hierdoor wordt weer een deel van de geluidreductie teniet gedaan. Op de N283 is reeds een geluidreducerend wegdektype toegepast. Aanvullende maatregelen met betrekking tot het wegdektype zijn vanwege de verkeerskundige situatie (relatief lage snelheid, rotondes e.d.) niet mogelijk.

Gezien het feit dat de parallelweg bepalend is, is een geluidscherm geen optie.
Maatregelen aan de ontvangerpunten dienen te worden getroffen in de vorm van geluidwering van de gevel. Hiervoor dient de gecumuleerde geluidbelasting te worden gehanteerd exclusief correctie art. 110g Wgh. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de cumulatieve geluidbelasting inzichtelijk gemaakt (zie onderzoek).

4.8 Explosievenonderzoek

Binnen het plangebied is sprake van een verhoogd risico op de aanwezigheid van explosieven in de grond. De reden hiervoor het feit dat er tegen het einde van de Tweede Wereldoorlog op het grondgebied van de huidige Gemeente Aalburg veel is gevochten. Het gebied lag in de frontlinie en heeft te lijden gehad van geallieerde vliegtuigbombardementen en artillerie van zowel de Duitsers als de geallieerden. Na de oorlog zijn veel van de bommen en explosieven opgeruimd. Echter is er een verhoogd risico.

afbeelding "i_NL.IMRO.0738.BP3004-GV01_0007.jpg"

Hierdoor is door de Gemeente Aalburg een risicokaart (CEbodembelastingkaart Gemeente Aalburg) opgesteld. Op basis van deze risicokaart kan worden bekeken of een vervolgonderzoek in het veld nodig voor de bouw van het nieuwe agrarische bedrijf. De risicokaart van de Gemeente Aalburg laat zien dat er ter plaatse van het plangebied risico’s bestaan.

Voordat een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt afgegeven dient een explosievenonderzoek te worden uitgevoerd.

4.9 Verkeer en parkeren

De ontsluiting van verkeer naar de geplande opslagloods van het bedrijf Elgo vindt plaats via het eigen perceel, ter hoogte van de Raadhuisstraat 11. Hierbij heeft het inkomend en vertrekkend verkeer voldoende ruimte of het bedrijf te betreden en verlaten, waardoor geen onnodige verkeershinder op doorgaande openbare wegen zal plaatsvinden. Op het terrein zelf is voldoende ruimte om personenauto's en vrachtwagens om te keren.

Het parkeren zal plaatsvinden op eigen terrein. Op het erf is hier voldoende ruimte voor aanwezig.

4.10 Water

Beleid van Waterschap Rivierenland
Met ingang van 27 november 2015 is het Waterbeheerprogramma 2016-2021 Koers houden, kansen benutten bepalend voor het waterbeleid. Dit plan gaat over het waterbeheer in het hele rivierengebied en het omvat alle watertaken van het waterschap: waterkeringen, waterkwantiteit, waterkwaliteit, wegen en waterketen. Daarnaast beschikt het Waterschap Rivierenland over een verordening: de Keur voor waterkeringen en wateren. Hierin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een vergunning nodig zijn. De werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden getoetst aan de beleidsregels.

De watertoets
De watertoets houdt in dat vroegtijdig in het planvormingsproces rekening moet worden gehouden met de waterhuishouding. Sinds 2003 bestaat de wettelijke verplichting om de watertoets bij ruimtelijke plannen en besluiten te betrekken. Daarom moet in een vroegtijdig stadium van de planvorming overleg plaatsvinden met de waterbeheerder. In een dergelijk overleg wordt stilgestaan bij de consequenties van het nieuwe ruimtelijke plan ten aanzien van de waterhuishouding en mogelijk te nemen waterhuishoudkundige maatregelen. De watertoets is in de toelichting bij het bestemmingsplan opgenomen in de vorm van de waterparagraaf.

De watertoets voor dit plan heeft op 14 april 2016 plaatsgevonden via de Digitale Watertoets. Uit de gegevens die zijn ingevoerd volgt dat er sprake is van een ruimtelijk plan dat een geringe invloed heeft op de taken en belangen van het waterschap. Er is dan ook positief geadviseerd over het plan. Het ruimtelijk plan hoeft in het kader van de watertoets niet meer toegestuurd te worden aan Waterschap Rivierenland. Voor de volledigheid is het toetsresultaat opgenomen in Bijlage 5.

Het aspect water vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.

Het waterschap heeft aangegeven in te kunnen stemmen met de voorziene ontwikkeling. De toename van de verarding bedraagt minder dan 500 m2. Compenserende maatregelen zijn dan niet nodig.

Hoofdstuk 5 Juridische planopzet

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden, voor zover dit nodig en wenselijk wordt geacht, de van het bestemmingsplan deel uitmakende regels van een nadere toelichting voorzien. Een actueel bestemmingsplan met een heldere regeling draagt bij aan de handhaafbaarheid van de inrichting van het plangebied en geldt als toetsingskader voor het gebruik en de bouwmogelijkheden.

De regels geven inhoud aan de aangegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen gebruikt mogen worden en wat en hoe er gebouwd mag worden.

Bij dit bestemmingsplan is zo veel mogelijk aangesloten bij de regels van het bestemmingsplan Eethen, dat is vastgesteld op 15 mei 2013. Bij het opnemen van de wijzigingsbevoegdheid om het agrarisch perceel te wijzigen naar wonen wordt echter aangesloten bij het bestemmingsplan Eethen uit 1999 (zie hoofdstuk 1).

Verbeelding
Op de verbeelding zijn de bestemmingen die in het gebied voorkomen, in beeld gebracht. Ook zijn aanduidingen opgenomen voor specifiek in het gebied voorkomende elementen.

Regels
De opbouw van de regels is gelijk aan die van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012. De opbouw van de regels is als volgt:

  • hoofdstuk Inleidende regels van de regels geeft de algemene bepalingen weer. Het betreft de begripsbepalingen (artikel 1), waarin de in het plan voorkomende begrippen worden gedefinieerd. In artikel 2 'wijze van meten' wordt aangegeven hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan gemeten moet worden;
  • in hoofdstuk Bestemmingsregels zijn de in het plan voorkomende bestemmingen geregeld. Per bestemming is bepaald welk gebruik van de gronden is toegestaan en welke bebouwingsregels er gelden. Tevens zijn waar mogelijk flexibiliteitsbepalingen opgenomen (wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden);
  • in hoofdstuk Algemene regels staan aanvullende bepalingen die, in aanvulling op de bestemmingsbepalingen, voor het hele plangebied gelden. Hierbij kan worden gedacht aan de algemene afwijkingsregeling, die het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid geeft om op ondergeschikte punten van de regels in hoofdstuk 2 af te wijken;
  • hoofdstuk Overgangs- en slotregels van de regels heeft betrekking op het overgangsrecht en de slotbepaling.

5.2 Wijze van bestemmen

In dit bestemmingsplan is sprake van de volgende bestemmingen.

Agrarisch
De gronden met deze bestemming zijn bestemd voor agrarische bedrijvigheid, niet zijnde intensieve veehouderij. Het plangebied met de bestemming Agrarisch kent de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied'. Hier geldt dat Burgemeester en wethouders bevoegd zijn de grond te wijzigen in de bestemming 'Wonen' indien de agrarische milieuhinder ter plaatse is opgeheven en indien dit past in het gemeentelijk woningbouwprogramma. Er mogen maximaal 3 woningen worden gebouwd.

Detailhandel
De gronden met deze bestemming zijn bedoeld voor detailhandel. Dit bestemmingsplan betreft de uitbreiding van een bestaande detailhandelszaak in electronische goederen. De detailhandelsactiviteiten vinden buiten het plangebied van dit bestemmingsplan plaats. Op het perceel in dit bestemmingsplan is uitsluitend de opslag van electronische goederen toegestaan. Hiervoor is een aanduiding 'opslag' toegevoegd.

Bedrijfswoningen of tuincentra zijn niet toegestaan. Binnen het bouwvlak op de verbeelding mogen gebouwen worden gebouwd. Er zijn regels opgenomen voor de maximale goothoogte, bouwhoogte en oppervlakte van de bebouwing. Ook voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn maximale bouwhoogtes opgenomen.

Binnne de bestemming is een aanduiding 'groen' opgenomen op de verbeelding. Deze aanduiding bepaalt dat binnen deze 2,5 meter brede zone uitsluitend groenvoorzieningen zijn toegestaan.

Tuin
De gronden met deze bestemming zijn bedoeld voor tuinen en erven bij woningen. Er zijn voorwaarden opgenomen voor het oprichten van erkers, overkappingen (zoals carports) en bouwwerken geen gebouwen zijnde (zoals perceelsafscheidingen).

Middels een afwijkingsbevoegdheid kunnen burgemeester en wethouders onder voorwaarden een omgevingsvergunning verlenen om van het gebruik als tuin af te wijken ten behoeve van een parkeerplaats.

Wonen

De gronden met bestaande woningen hebben de bestemming "Wonen" gekregen.
Aangezien in dit bestemmingsplan alleen sprake is van erven bij woningen, zijn nu geen bepalingen opgenomen ten aanzien van het bouwen van hoofdgebouwen.
Aan- en uitbouwen evenals bijgebouwen en overkappingen dienen ten minste 3 m achter de voorgevel (of het verlengde daarvan) te worden gebouwd, met uitzondering van erkers. In de regels is een aantal randvoorwaarden opgenomen ten aanzien van maatvoering en situering. Tot slot kunnen burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van de bouwregels.

Dubbelbestemmingen en Gebiedsaanduidingen
In het voorliggende bestemmingsplan zijn verschillende regelingen met betrekking tot dubbelbestemmingen en aanduidingen niet opgenomen. Deze zijn te vinden in een apart bestemmingsplan wat naast het voorliggende plan geldt: het bestemmingsplan 'Dubbelbestemmingen en Gebiedsaanduidingen', vastgesteld op 29 januari 2013. Daar worden diverse aspecten samengevoegd en in één plan van een regeling voorzien voor de gehele gemeente. Denk hierbij bijvoorbeeld aan archeologie, gasleidingen, molenbiotopen, veiligheidszones bij dijken, bebouwingsvrije zones bij watergangen etc. etc..

Via het lid 13.3 als opgenomen in de Overige regels in voorliggend plan wordt voornoemd plan van toepassing verklaard. Bij het beoordelen van de mogelijkheden welke via voorliggend plan gegeven worden dient ook het bepaalde in het bestemmingsplan "Dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen" geraadpleegd te worden.

De volgende dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen komen voor binnen het plangebied:

  • Waarde - Archeologie (dubbelbestemming);
  • Specifieke vorm van waarde - middelhoge archeologische verwachting 2 (gebiedsaanduiding).

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Informatievoorziening

Op 13 juni 2016 heeft een inloopavond plaats gevonden. Omwonenden van het plangebied zijn tijdens deze vragen geïnformeerd over het bestemmingsplan en konden vragen stellen. Van deze avond is een verslag gemaakt. Het verslag is bijgevoegd in bijlage 6.

Ter inzage legging

Het ontwerp bestemmingsplan heeft vanaf 23 juni 2016 voor de duur van 6 weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode zijn geen zienswijzen bij de gemeente ingediend.

De provincie heeft aangegeven dat geen provinciale belangen worden geschaad. Het waterschap heeft in zijn wateradvies aangegeven dat geen compensatieverplichting geldt. De toename van het verhard oppervlak blijft beneden de 500 m2.

Ambtshalve wijzigingen

Voor het bestemmingsplan is sprake van een tweetal ambtelijke wijzigingen:

1. om het bestemmingsplan eensluidend te laten zijn met het inrichtingsplan wordt voor een groot deel rondom de detailhandelsbestemming een aanduiding 'groen' toegevoegd. Deze groenstrook dient om het perceel visueel af te scheiden van de omliggende woningen. Binnen deze strook zijn geen parkeerplaatsen, stalling of overige verhardingen toegestaan.

2. De wijzigingsbevoegdheid maakte het oorspronkelijk mogelijk om vier woningen mogelijk te maken. Dit aantal wordt gewijzigd naar drie woningen.

Het bestemmingsplan is op 25 oktober 2016 vastgesteld door de gemeenteraad.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Het plan betreft een ontwikkeling waarbij de initiatiefnemer alle kosten op zich neemt. De gemeente heeft via overeenkomsten het verhaal van eventuele kosten verzekerd. Hiermee is het plan voor de gemeente economisch uitvoerbaar.