Bestemmingsplan

buitengebied: korn 26

REGELS

 

 

H1. Inleidende regels

Artikel 1. Begrippen

Artikel 2. Wijze van meten

 

H2. Bestemmingsregels

Artikel 3. Maatschappelijk

Artikel 4. Waarde – Archeologie 0,90 m-mv

Artikel 5. Waarde – Archeologie 5

Artikel 6. Waarde -Cultuurhistorie

 

H3. Algemene regels

Artikel 7. Anti-dubbeltelregel

Artikel 8. Algemene bouwregels

Artikel 9. Algemene afwijkingsregels

Artikel 10. Overige regels

 

H4. Slot- en overgangsregels

Artikel 11. Overgangsrecht

Artikel 12. Slotregel

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


 

HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS

 

 

Artikel 1 Begrippen

 

1.1        het plan

het bestemmingsplan “Buitengebied: Korn 26” van de gemeente Werkendam.

1.2        bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0870.05BP1123BgKorn26-VA01 met de bijbehorende regels.

1.3        aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge deze regels, ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden, regels worden gesteld.

1.4        aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5        aan-huis-gebonden beroep of bedrijf

een beroep of bedrijf dat in (een gedeelte van) een woning of een bijbehorend bouwwerk wordt uitgeoefend en dat is gericht op het ambachtelijk vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten, door de gebruiker van de woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is, met uitzondering van kapsalons en detailhandel.

1.6        bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.7        bebouwingspercentage

een in dit plan aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in dit plan anders is bepaald.

1.8        bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet of de Wabo.

1.9        bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.10     bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.11     bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel een functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.12     bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk bouwen, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.13     bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.14     bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.15     bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.16     bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.17     detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder het uitstallen ten verkoop), verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending  anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.18     dienstverlening

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten, waarbij het publiek rechtstreeks al dan niet via een balie te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren en bankfilialen.

1.19     erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en voor zover dit bestemmingsplan deze inrichting niet verbiedt.

1.20     gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.21     hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.22     horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen en bereiden van voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

1.23     huishouden

Een aantal, aan elkaar door familieband of anderszins gerelateerde, personen, die gezamenlijk één eenheid vormt en als zodanig ook gebruik maakt van één woning.

1.24     kampeermiddelen

een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig, gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

1.25     logies

het verstrekken van gelegenheid tot overnachting ondergeschikt aan de hoofdfunctie.

1.26     NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.27     nutsvoorziening

voorziening ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes,

telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur

voor telecommunicatie.

1.28     opslag

het bedrijfsmatig opslaan en verpakken en verhandelen van goederen voor zover voort­vloeiende uit het opslaan en verpakken van goederen, niet zijnde detailhandel.

1.29     perceelsgrens

de grens van een bouwperceel.

1.30     prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een

ander tegen betaling.

1.31     seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.32     Staat van Bedrijfsactiviteiten

De Staat van Bedrijfsactiviteiten die als bijlage 1 deel uitmaakt van deze regels.

1.33     verbeelding

de verbeelding van het bestemmingsplan ‘Buitengebied: Korn 26’.

1.34     voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt;

1.35     voorgevellijn

denkbeeldige lijn in het verlengde van de voorgevel;

1.36     woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

 

 

 


 

Artikel 2 Wijze van meten

 

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1   peil

a.      voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang.

b.      voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte aansluitende maaiveld.

c.      voor gebouwen in het talud van de dijk: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de van de dijk afgekeerde zijde van het gebouw.

2.2   afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.3   bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4   breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of de harten van de scheidsmuren.

2.5   goothoogte van een bouwwerk

a.   vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

b.   bij meerdere/verschillende (hellende) dakvlakken met verschillende goot- en/of boei-bordhoogten wordt de goot- en/of boeiboordhoogten gemeten bij dat dakvlak, waarvan de verticale projectie meer bedraagt dan 50% van het grondoppervlak van een gebouw;

c.    bij een asymmetrische dakvorm met één hellend dakvlak dat loopt over de volledige breedte, of diepte van een gebouw, wordt de goot- en/of boeiboordhoogte gemeten op het hoogste snijpunt van het dakvlak met de daaronder gelegen gevel; onder de gevel wordt ook verstaan het hart van de scheidsmuren met een gebouw op een aangrenzend bouwperceel.

2.6   inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7   oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.8   vloeroppervlakte

de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


 

HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS

 

 

Artikel 3 Maatschappelijk

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.      een zorginstelling, met ruimte voor:

·        onzelfstandige bewoning waarbij sprake is van 24-uurs begeleiding en zorg;

·        dagbestedingsactiviteiten;

·        logies ten behoeve van zorgbehoevenden en/of hun familie of naasten;

b.      wonen, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding ‘bedrijfswoning’;

c.      bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals:

1.   tuinen en erven, met de daarbij behorende in- en uitritten, paden en overige verhardingen;

2.   groenvoorzieningen;

3.   ter plaatse van de functieaanduiding ‘parkeerterrein’: parkeervoorzieningen en verhardingen;

4.   water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

5.   voorzieningen van openbaar nut, zoals kunstwerken;

6.   nutsvoorzieningen.

 

 

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

 

3.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

a.      hoofdgebouwen;

b.      bijbehorende bouwwerken;

c.      bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

3.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

a.      Hoofdgebouwen mogen uitsluitend in het bouwvlak worden gebouwd.

b.      Het hoofdgebouw van de bedrijfswoning mag uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding ‘bedrijfswoning’ worden gebouwd.

c.      Indien hoofdgebouwen niet aaneen worden gebouwd, geldt een onderlinge afstand van ten minste 1 m¹.

d.      De goothoogte mag niet meer bedragen dan de op de verbeelding aangegeven goothoogte.

e.      De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de op de verbeelding aangegeven bouwhoogte.

f.       Het aantal bouwlagen ter plaatse van het maatvoeringsvlak mag niet meer bedragen dan het op de verbeelding aangegeven aantal bouwlagen.

 

3.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

a.      Bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd met dien verstande dat niet mag worden gebouwd ter plaatse van de functieaanduiding ‘parkeerterrein’ .

b.      Bijbehorende bouwwerken dienen tenminste 8 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw ter plaatse van de functieaanduiding ‘bedrijfswoning’ te worden gebouwd.

c.      De gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken, buiten het bouwvlak, mag niet meer bedragen dan 100 m².

d.      De goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m¹.

e.      De bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 5 m¹.

 

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.      Bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.

b.      De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:

1.      voor erf- en terreinafscheidingen: 2 m¹ met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevellijn maximaal 1m¹ mag bedragen;

2.      voor lichtmasten en overige masten: 10 m¹;

3.      voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m¹.

 

 

3.3 Specifieke gebruiksregels

 

3.3.1 Algemeen

a.      Ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning” is maximaal één woning toegestaan.

b.      Er zijn maximaal 8 eenheden voor onzelfstandige bewoning waarbij sprake is van 24-uurs begeleiding en zorg, toegestaan.

c.      Er zijn maximaal 2 gastenverblijven ten behoeve van de logiesfunctie toegestaan.

d.      Het aantal personen dat tegelijkertijd van de logiesfunctie gebruik mag maken, bedraagt in totaal maximaal 6.

e.      Het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als woonruimte is niet toegestaan.

 

3.3.2 Algemeen: Parkeren

Het gebruik van de gronden conform het bepaalde in artikel 3 is alleen dan toegestaan indien:

a.      er voldoende parkeerplaatsen worden aangelegd, zodanig dat er in totaal minimaal 10 parkeerplaatsen beschikbaar zijn en beschikbaar blijven.

b.      het parkeren plaatsvindt binnen de functieaanduiding ‘parkeerterrein’, zoals is aangeduid op de verbeelding van het bestemmingsplan.

 

3.3.3 Algemeen: Kwaliteitsverbetering landschap

Het gebruik van de gronden conform het bepaalde in artikel 3 is alleen dan toegestaan indien:

a.      de kwaliteitsverbetering van het landschap is gerealiseerd en de beplanting duurzaam wordt onderhouden en in stand wordt gelaten (inclusief herplant, indien nodig), een en ander conform bijlage 1 van deze regels.

 

3.3.4 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:

a.      het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en bebouwing ten behoeve van risicovolle inrichtingen;

b.      het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden als standplaats voor één of meer kampeermiddelen;

c.      het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en bebouwing als opslag- of bergplaats van gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken goederen, voorwerpen of materialen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

d.      het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden voor het storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens en voor zover dat noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

e.      het gebruik ten behoeve van een seksinrichting en/of prostitutie;

f.       het gebruik van gebouwen, behoudens de woning(en), voor permanente of tijdelijke bewoning en direct daarmee verband houdend gebruik van voorzieningen zoals gemeenschappelijke verblijfsruimte, sanitair, kook- en wasgelegenheid, waaronder tevens wordt verstaan tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten;

g.      het niet voldoen aan de regels, zoals vermeld in artikel 3.3.2;

h.      het niet voldoen aan de regels, zoals vermeld in artikel 3.3.3.

 

 

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 1 onder b en het uitoefenen van een beroep of bedrijf aan huis in de woning toestaan, mits:

a.      de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;

b.      de omvang van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf niet meer bedraagt dan 45 m²;

c.      het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf wordt uitgeoefend door degene die tevens de gebruiker van het hoofdgebouw (woning) is;

d.      het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf voorkomt in milieucategorieën 1 of 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten of, voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt, gelijk gesteld kan worden aan een bedrijf behorende tot één van die milieucategorieën;

e.      de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf geen ernstige c.q. onevenredige hinder voor het woonmilieu oplevert en geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de buurt;

f.       er geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit, in direct verband met de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis;

g.      het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf geen publieksgericht karakter heeft.

 

 

 


 

Artikel 4 Waarde - Archeologie 0,90 m-Mv

 

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 0,90 m-Mv ' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de middelhoge archeologische verwachting.

 

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 10 lid 2.

 

4.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

 

4.2.1 Verbod

Het is verboden om te bouwen of te laten bouwen op de voor 'Waarde - Archeologie 0,90 m-Mv ' mede bestemde gronden.

 

4.2.2 Uitzonderingen

Het onder 4.2.1 genoemde verbod is niet van toepassing op:

a.      bebouwing die nodig is voor het archeologisch onderzoek, of;

b.      bebouwing waarvan de diepte niet meer bedraagt dan 0,90 m onder het bestaande maaiveld en die kan worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en), of;

c.      bebouwing waarvan de oppervlakte niet meer dan 100 m² bedraagt en die kan worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemmingen, of;

d.      de verbouwing en/of sloop- en nieuwbouw van bestaande bebouwing krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits:

1.      de bestaande fundering wordt gebruikt:

2.      de bestaande oppervlakte niet wordt uitgebreid.

e.      gronden waarvan kan worden aangetoond dat reeds verstoring heeft plaatsgevonden die dieper reikt dan de te verwachten archeologische vondstlaag.

 

 

4.3 Afwijken van de bouwregels

 

4.3.1 Afwijken voor bouwen ten dienste van andere bestemming

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het onder 4.2.1 genoemde verbod voor de bouw van bouwwerken ten dienste van de andere geldende bestemming(en), mits:

a.      op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door het bevoegd gezag goedgekeurd rapport in voldoende mate is vastgesteld, dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of

b.      op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door het bevoegd gezag goedgekeurd rapport in voldoende mate is vastgesteld, dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad (indien het gravend archeologisch onderzoek betreft, dan is het verplicht om een Programma van Eisen conform KNA te laten opstellen en deze te laten goedkeuren door het bevoegd gezag); of

c.      de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door het bevoegd gezag goedgekeurd rapport in voldoende mate is vastgesteld, dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten kunnen worden verstoord:

1.      een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of

2.      een verplichting tot het doen van opgravingen (hiervoor is een Programma van Eisen conform KNA, goedgekeurd door het bevoegd gezag, verplicht); of

3.      een verplichting de uitvoering van bouwactiviteiten te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg conform de vigerende KNA, namelijk een archeologische instantie met een opgravingsbevoegdheid. Deze vorm van onderzoek kan alleen in uitzonderlijke situaties worden toegepast zoals verwoord in de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie. Hiervoor is een Programma van Eisen conform KNA, goedgekeurd door het bevoegd gezag, verplicht.

 

4.3.2 Archeologisch rapport

Indien het bevoegd gezag niet beschikt over een voor de beoordeling van de aanvraag toereikend archeologisch onderzoek voor de gronden waarop een aanvraag om een omgevingsvergunning wordt gedaan, dient de aanvrager ten behoeve van de beoordeling van archeologische waarden van de gronden een archeologisch rapport te overleggen dat voldoet aan de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA). Indien het gravend archeologisch onderzoek betreft, dan is het verplicht om een Programma van Eisen conform KNA te laten opstellen en deze te laten goedkeuren door het bevoegd gezag.

 

4.3.3 Advies

Bij de beoordeling van het archeologisch onderzoek en het afwijkingsverzoek als bedoeld in lid 4.3.1, laat het bevoegd gezag zich adviseren door een deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie-KNA, vastgesteld door Burgemeester en wethouders van de gemeente Werkendam.

 

 

4.4 Omgevingsvergunning

 

4.4.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

a.      het ophogen, afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen), woelen, mengen, aanbrengen van heipalen, egaliseren en ontginnen van gronden met dien verstande dat het werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden betreft met een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 0,90 m¹;

b.      het wijzigen van de waterhuishouding, zoals draineren en het uitdiepen, graven en/of verleggen van waterlopen over een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 0,90 m¹;

c.      het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur over een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 0,90 m¹;

d.      het verlagen van het waterpeil over een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 0,90 m¹;

e.      het doen van opgravingen in het kader van archeologisch onderzoek, mits verricht door een ter zake deskundige, namelijk een archeologische instantie met een opgravingsbevoegdheid die in het bezit is van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen.

 

4.4.2 Uitzonderingen

Het verbod, zoals bedoeld in lid 4.4.1 is niet van toepassing, indien:

a.      het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracé's van kabels, leidingen en rioleringen, waarbij niet dieper wordt gegraven dan de reeds uitgegraven diepte;

b.      op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;

c.      de werken en werkzaamheden:

1.      reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

2.      mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingsvergunning;

d.      de werken en werkzaamheden op inventariserend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht.

 

 

4.4.3 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

a.      Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning een aanwezig bouwwerk te slopen, indien het werkzaamheden betreft met een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 0,90 m¹.

b.      Aan de omgevingsvergunning kan in elk geval de voorwaarde worden gesteld dat de sloop wordt begeleid door een gekwalificeerde deskundige (zijnde een archeologisch bedrijf met een opgravingsvergunning). Hiervoor is een door het bevoegd gezag schriftelijk goedgekeurd Programma van Eisen vereist dat is opgesteld conform de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA).

c.      Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerkzaamheden vondsten van zeer hoge waarden worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag, dat in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kan verbinden aan de omgevingsvergunning.

d.      De vergunning wordt niet verleend, indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de grond tot gevolg heeft.

 

4.4.4 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 4.4.1 wordt slechts verleend indien:

a.      op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door het bevoegd gezag goedgekeurd rapport in voldoende mate is vastgesteld, dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of

b.      op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door het bevoegd gezag goedgekeurd rapport in voldoende mate is vastgesteld, dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; of

c.      de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door het bevoegd gezag goedgekeurd rapport in voldoende mate is vastgesteld, dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden kunnen worden verstoord:

1.      een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of

2.      een verplichting tot het doen van opgravingen (hiervoor is een Programma van Eisen conform KNA, goedgekeurd door het bevoegd gezag, verplicht); of

3.      een verplichting de uitvoering van werken en werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg conform de KNA, namelijk een archeologische instantie met een opgravingsbevoegdheid. Deze vorm van onderzoek kan alleen in uitzonderlijke situaties worden toegepast zoals verwoord in de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie. Hiervoor is een Programma van Eisen conform KNA, goedgekeurd door het bevoegd gezag, verplicht.

 

4.4.5 Advies

Indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden als bedoeld in lid 4.4.4 onder c, vraagt het bevoegd gezag advies aan de deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg conform de vigerende Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie-KNA. Bij een negatief advies wordt de omgevingsvergunning niet verleend.

 

 

4.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

4.5.1 Wijziging op basis van archeologisch onderzoek

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen in die zin dat aan de bestemming 'Waarde - Archeologie 0,90 m-Mv ' wordt ontnomen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

 

4.5.2 Advies

Alvorens de in lid 4.5.1 bedoelde wijziging wordt toegepast, vraagt het bevoegd gezag advies aan de deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg conform de vigerende Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie-KNA.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


 

Artikel 5 Waarde - Archeologie 5

 

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 5 ' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de middelhoge archeologische verwachting.

 

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 10 lid 2.

 

 

5.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

 

5.2.1 Verbod

Het is verboden om te bouwen of te laten bouwen op de voor 'Waarde - Archeologie 5' mede bestemde gronden.

 

5.2.2 Uitzonderingen

Het onder 5.2.1 genoemde verbod is niet van toepassing op:

a.      bebouwing die nodig is voor het archeologisch onderzoek, of;

b.      bebouwing waarvan de diepte niet meer bedraagt dan 3 m¹ onder het bestaande maaiveld en die kan worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en), of;

c.      bebouwing waarvan de oppervlakte niet meer dan 100 m² bedraagt en die kan worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemmingen, of;

d.      de verbouwing en/of sloop- en nieuwbouw van bestaande bebouwing krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits:

1.      de bestaande fundering wordt gebruikt:

2.      de bestaande oppervlakte niet wordt uitgebreid.

e.      gronden waarvan kan worden aangetoond dat reeds verstoring heeft plaatsgevonden die dieper reikt dan de te verwachten archeologische vondstlaag.

 

 

5.3 Afwijken van de bouwregels

 

5.3.1 Afwijken voor bouwen ten dienste van andere bestemming

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het onder 5.2.1 genoemde verbod voor de bouw van bouwwerken ten dienste van de andere geldende bestemming(en), mits:

a.      op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door het bevoegd gezag goedgekeurd rapport in voldoende mate is vastgesteld, dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of

b.      op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door het bevoegd gezag goedgekeurd rapport in voldoende mate is vastgesteld, dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad (indien het gravend archeologisch onderzoek betreft, dan is het verplicht om een Programma van Eisen conform KNA te laten opstellen en deze te laten goedkeuren door het bevoegd gezag); of

c.      de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door het bevoegd gezag goedgekeurd rapport in voldoende mate is vastgesteld, dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten kunnen worden verstoord:

1.      een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of

2.      een verplichting tot het doen van opgravingen (hiervoor is een Programma van Eisen conform KNA, goedgekeurd door het bevoegd gezag, verplicht); of

3.      een verplichting de uitvoering van bouwactiviteiten te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg conform de vigerende KNA, namelijk een archeologische instantie met een opgravingsbevoegdheid. Deze vorm van onderzoek kan alleen in uitzonderlijke situaties worden toegepast zoals verwoord in de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie. Hiervoor is een Programma van Eisen conform KNA, goedgekeurd door het bevoegd gezag, verplicht.

 

5.3.2 Archeologisch rapport

Indien het bevoegd gezag niet beschikt over een voor de beoordeling van de aanvraag toereikend archeologisch onderzoek voor de gronden waarop een aanvraag om een omgevingsvergunning wordt gedaan, dient de aanvrager ten behoeve van de beoordeling van archeologische waarden van de gronden een archeologisch rapport te overleggen dat voldoet aan de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA). Indien het gravend archeologisch onderzoek betreft, dan is het verplicht om een Programma van Eisen conform KNA te laten opstellen en deze te laten goedkeuren door het bevoegd gezag.

 

5.3.3 Advies

Bij de beoordeling van het archeologisch onderzoek en het afwijkingsverzoek als bedoeld in lid 5.3.1, laat het bevoegd gezag zich adviseren door een deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie-KNA, vastgesteld door Burgemeester en wethouders van de gemeente Werkendam.

 

 

5.4 Omgevingsvergunning

 

5.4.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

a.      het ophogen, afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen), woelen, mengen, aanbrengen van heipalen, egaliseren en ontginnen van gronden met dien verstande dat het werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden betreft met een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 3 m¹;

b.      het wijzigen van de waterhuishouding, zoals draineren en het uitdiepen, graven en/of verleggen van waterlopen over een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 3 m¹;

c.      het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur over een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 3 m¹;

d.      het verlagen van het waterpeil over een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 3 m¹;

e.      het doen van opgravingen in het kader van archeologisch onderzoek, mits verricht door een ter zake deskundige, namelijk een archeologische instantie met een opgravingsbevoegdheid die in het bezit is van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen.

 

5.4.2 Uitzonderingen

Het verbod, zoals bedoeld in lid 5.4.1 is niet van toepassing, indien:

a.      het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracé's van kabels, leidingen en rioleringen, waarbij niet dieper wordt gegraven dan de reeds uitgegraven diepte;

b.      op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;

c.      de werken en werkzaamheden:

1.      reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

2.      mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingsvergunning;

d.      de werken en werkzaamheden op inventariserend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht.

 

5.4.3 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

a.      Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning een aanwezig bouwwerk te slopen, indien het werkzaamheden betreft met een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 3 m¹.

b.      Aan de omgevingsvergunning kan in elk geval de voorwaarde worden gesteld dat de sloop wordt begeleid door een gekwalificeerde deskundige (zijnde een archeologisch bedrijf met een opgravingsvergunning). Hiervoor is een door het bevoegd gezag schriftelijk goedgekeurd Programma van Eisen vereist dat is opgesteld conform de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA).

c.      Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerkzaamheden vondsten van zeer hoge waarden worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag, dat in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kan verbinden aan de omgevingsvergunning.

d.      De vergunning wordt niet verleend, indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de grond tot gevolg heeft.

 

5.4.4 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 5.4.1 wordt slechts verleend indien:

a.      op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door het bevoegd gezag goedgekeurd rapport in voldoende mate is vastgesteld, dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of

b.      op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door het bevoegd gezag goedgekeurd rapport in voldoende mate is vastgesteld, dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; of

c.      de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door het bevoegd gezag goedgekeurd rapport in voldoende mate is vastgesteld, dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden kunnen worden verstoord:

1.      een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of

2.      een verplichting tot het doen van opgravingen (hiervoor is een Programma van Eisen conform KNA, goedgekeurd door het bevoegd gezag, verplicht); of

3.      een verplichting de uitvoering van werken en werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg conform de KNA, namelijk een archeologische instantie met een opgravingsbevoegdheid. Deze vorm van onderzoek kan alleen in uitzonderlijke situaties worden toegepast zoals verwoord in de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie. Hiervoor is een Programma van Eisen conform KNA, goedgekeurd door het bevoegd gezag, verplicht.

5.4.5 Advies

Indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden als bedoeld in lid 5.4.4 onder c, vraagt het bevoegd gezag advies aan de deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg conform de vigerende Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA). Bij een negatief advies wordt de omgevingsvergunning niet verleend.

 

 

5.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

5.5.1 Wijziging op basis van archeologisch onderzoek

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen in die zin dat aan de bestemming 'Waarde - Archeologie 0,90 m-Mv ' wordt ontnomen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

 

5.5.2 Advies

Alvorens de in lid 5.5.1 bedoelde wijziging wordt toegepast, vraagt het bevoegd gezag advies aan de deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg conform de vigerende Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


 

Artikel 6 Waarde - Cultuurhistorie

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de versterking en ontwikkeling van de aanwezige cultuurhistorische en ruimtelijke waarden, waaronder begrepen:

a.      de beeldbepalende dijkstructuur;

b.      de beeldbepalende groenstructuur;

c.      de cultuurhistorisch en landschappelijk beeldbepalende elementen en ensembles.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 10 lid 2.

 

 

6.2 Bouwregels

 

6.2.1 Bouwverbod

Op de voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd.

 

6.2.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 6.2.1 is niet van toepassing op:

a.      normale onderhoudswerkzaamheden;

b.      bouwactiviteiten van ondergeschikte betekenis.

 

 

6.3 Afwijken van de bouwregels

 

6.3.1 Afwijken voor bouwen van gebouwen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 6.2.1 ten behoeve van het bouwen van gebouwen overeenkomstig de onderliggende bestemming(en), met dien verstande dat:

a.      op basis van een advies van een deskundige op het gebied van cultuurhistorie, zoals de erfgoedcommissie of een daarvoor in de plaats tredende gelijkwaardige commissie, vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Werkendam aangetoond wordt, dat dit verenigbaar is met behoud, herstel en/of versterking van de cultuurhistorische waarden en kwaliteiten van de bestaande bebouwing;

b.      dit niet leidt tot een wezenlijke verandering van de aanwezige cultuurhistorische waarden en kwaliteiten.

 

 

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

6.4.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

a.      het verlagen, ophogen en afgraven van de bodem;

b.      het kappen en/of rooien van bomen en houtgewas;

c.      geheel of gedeeltelijk dempen/graven van watergangen;

d.      veranderingen aan te brengen in het aanwezige verkavelingspatroon.

 

6.4.2 Voorwaarden

a.      Bij de aanvraag om een omgevingsvergunning voor de activiteiten als bedoeld in lid 6.4.1 onder a, b en c, dient een cultuurhistorisch onderzoek te worden overgelegd waarin wordt aangetoond dat de cultuurhistorische waarde door de activiteiten niet onevenredig worden geschaad;

b.      het bevoegd gezag kan aanvullende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning in het belang van de bescherming van de cultuurhistorische waarden;

c.      indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden als bedoeld in lid 6.4.2 onder b, vraagt het bevoegd gezag advies aan een deskundige op het gebied van cultuurhistorie, zoals de erfgoedcommissie of een daarvoor in de plaats tredende gelijkwaardige commissie, vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Werkendam.

 

6.4.3 Uitzonderingen

Het verbod, zoals bedoeld in lid 6.4.1 is niet van toepassing, op:

a.      normale onderhoudswerkzaamheden;

b.      werken of werkzaamheden in het kader van het normale bodemgebruik;

c.      werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan reeds in uitvoering zijn;

d.      werken of werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingsvergunning;

e.      werken of werkzaamheden, gericht op de instandhouding en herstel van gebouwen en terreinen met cultuurhistorische waarden.

 

 

6.4.4 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 6.4.1 wordt slechts verleend indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de in 6.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor herstel van de bedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


 

HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS

 

 

Artikel 7 Antidubbeltelregel

 

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

Artikel 8 Algemene bouwregels

 

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van de regels worden overschreden door:

a.      tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m¹ bedraagt;

b.      tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m¹ bedraagt;

c.      andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m¹ bedraagt.

 

 

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

 

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:

a.      de in de bestemmingsregels gegeven maten inzake afstanden en percentages voor oppervlakten tot niet meer dan 10% van die afmetingen respectievelijk percentages;

b.      de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt toegepast, waaronder de aanleg van rotondes en kruisingen en dergelijke is inbegrepen, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit, of de praktische uitvoerbaarheid daartoe aanleiding geeft;

c.      de bestemmingsregels en toestaan dat het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;

d.      het bouwen van kleine niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut en voor religieuze doeleinden, zoals wachthuisjes, transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, (glas)containers, monumenten, kapellen, wegkruisen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, mits:

1.      de oppervlakte niet meer dan 15 m² bedraagt;

2.      de goothoogte niet meer dan 3 m¹ bedraagt;

3.      de bouwwerken naar aard en afmetingen passen in het plan, met dien verstande, dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer dan 10 m¹ mag bedragen;

4.      uit een bodemonderzoek is gebleken dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik.

e.      de bestemmingsregels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:

1.      ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot niet meer dan 8 m¹;

2.      ten behoeve van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot niet meer dan 50 m¹;

3.      ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot niet meer dan 10 m¹.

 

 

Artikel 10 Overige regels

 

 

10.1 Wettelijke regelingen

Indien en voorzover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luidden op het tijdstip van tervisielegging van het ontwerp van het bestemmingsplan.

 

 

10.2 Voorrangsregels

 

10.2.1 Voorrang dubbelbestemming

In het geval van strijdigheid van belangen tussen een bestemming en een dubbelbestemming, gaat het belang van de dubbelbestemming voor.

 

10.2.2 Onderlinge relatie dubbelbestemmingen

Ten aanzien van de onderlinge relatie tussen de dubbelbestemmingen geldt dat in afnemende mate prioriteit verleend aan de dubbelbestemmingen ‘Waarde - Archeologie 0,90 m-Mv ‘,  ‘Waarde - Archeologie 5 ‘en ‘Waarde – Cultuurhistorie’.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


 

HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

 

 

Artikel 11 Overgangsrecht

 

11.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

a.      een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

1.      gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2.      na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag  waarop het bouwwerk is tenietgegaan;

b.      het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;

c.      dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

11.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

a.      het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;

b.      het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;

c.      indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;

d.      dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

 

Artikel 12 Slotregel

 

Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan Buitengebied: Korn 26’.