Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
alsmede voor:
een en ander met de daarbij behorende:
verkeers- en verblijfsvoorzieningen, waaronder begrepen in- en uitritten, fiets- en wandelpaden en dergelijke;
voorzieningen van openbaar nut, waaronder begrepen straatmeubilair, kunstwerken, speeltoestellen en dergelijke;
nutsvoorzieningen, waaronder begrepen leidingen en bijbehorende voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
licht- en andere masten, waarvan de hoogte maximaal 6 m mag bedragen.
3.3 Ontheffing van de bouwregels
3.3.1 Ontheffing voor gebouwen voor beheer en onderhoud
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.2.1 voor het bouwen van gebouwen voor beheer en onderhoud van de in lid 3.1 genoemde gronden, mits de oppervlakte per gebouw niet meer dan 50 m² bedraagt.
Artikel 4 Tuin
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
uit- en aanbouwen, behorende bij de op aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
een en ander met de daarbij behorende:
water en waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals (berm)sloten, greppels, watergangen, bruggen en duikers;
verkeers- en parkeervoorzieningen, zoals in- en uitritten, wegen en paden en overige verhardingen;
nutsvoorzieningen, waaronder begrepen leidingen en bijbehorende voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Uit- en aanbouwen
Voor het bouwen van uit- en aanbouwen, behorende bij de op aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen, gelden de volgende regels:
Het oppervlak van uit- en aanbouwen mag ten hoogste 6 m² bedragen.
De goothoogte van uit- en aanbouwen mag ten hoogste 3 m bedragen.
De breedte van uit- en aanbouwen mag niet meer bedragen dan 50% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
Artikel 5 Verkeer
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
een en ander met de daarbij behorende:
water en waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals (berm)sloten, greppels, watergangen, bruggen, duikers en mechanische filters;
verkeers- en parkeervoorzieningen, zoals in- en uitritten, wegen en paden en overige verhardingen;
voorzieningen van openbaar nut, waaronder begrepen informatiezuilen, speel- toestellen, kunstwerken en dergelijke;
nutsvoorzieningen, waaronder begrepen leidingen en bijbehorende voorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen, met dien verstande dat:
de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
licht- en andere masten, waarvan de hoogte maximaal 8 m mag bedragen.
Artikel 6 Water
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
alsmede voor:
waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals bruggen, dammen, duikers, steigers, zinkers en overstorten;
(dag)recreatief medegebruik;
een en ander met de daarbij behorende:
verkeers- en verblijfsvoorzieningen waaronder begrepen in- en uitritten, wegen en paden en overige verhardingen;
voorzieningen van openbaar nut, waaronder begrepen informatiezuilen, kunst- werken, speeltoestellen en dergelijke;
nutsvoorzieningen, waaronder begrepen leidingen en bijbehorende voorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
licht- en andere masten, waarvan de hoogte maximaal 8 m mag bedragen.
6.3 Ontheffing van de bouwregels
6.3.1 Ontheffing voor gebouwen voor beheer en onderhoud
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 6.2.1, onder a voor het bouwen van gebouwen voor beheer en onderhoud van de in lid 6.1 genoemde gronden, mits de oppervlakte per gebouw niet meer dan 25 m² bedraagt.
Artikel 7 Wonen
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
een en ander met de daarbij behorende:
groenvoorzieningen, zoals plantsoenen, bermen en overige beplantingen;
verkeers-, verblijfs- en parkeervoorzieningen, waaronder begrepen in- en uitritten, brandgangen en overige verhardingen;
voorzieningen van openbaar nut, waaronder begrepen kunstwerken, straatmeubilair en dergelijke;
nutsvoorzieningen, waaronder begrepen leidingen en bijbehorende voorzieningen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd.
Als hoofdgebouwen mogen uitsluitend woningen worden gebouwd.
Ter plaatse van de aanduiding:
'gestapeld', mogen uitsluitend gestapelde woningen worden gebouwd.
De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ is aangegeven.
'twee-aaneen', niet minder dan 5,5 m bedragen;
'aaneengebouwd', niet minder dan 5,5 m bedragen.
7.2.2 Uitbreidingen voor de voorgevellijn
Voor de voorgevellijn mogen uitbreidingen (zoals balkons) worden gebouwd, waarbij moet worden voldaan aan de volgende bepalingen:
De afstand tot de bestemmingsgrens van een verkeersbestemming mag niet minder bedragen dan 2 m.
De breedte van een uitbreiding mag niet meer bedragen dan 50% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw.
7.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, gelden de volgende regels:
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn te worden gebouwd.
Bij hoekwoningen mogen geen aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd vóór het verlengde van de voorgevellijn van de om de hoek gelegen hoofdgebouwen.
De gezamenlijke oppervlakte aan- en uitbouwen en bijgebouwen, buiten het bouwvlak, mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 60 m², met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte aan hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet meer bedraagt dan 50% van het bouwperceel.
De goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen.
De bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 5 m bedragen.
De diepte van een aan- of uitbouw aan het hoofdgebouw, gemeten vanuit de achtergevel, bedraagt maximaal 4 m.
De breedte van een aan- of uitbouw aan het hoofdgebouw, gemeten vanuit de zijgevel, bedraagt maximaal 4 m.
7.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
Carports mogen worden gebouwd, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
De bouwhoogte mag niet meer dan 3 m bedragen.
Het oppervlak mag niet meer dan 25 m² bedragen.
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, achter de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 3 m, behoudens erf- en/of terreinafscheidingen, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 2 m mag bedragen.
7.3 Nadere eisen
7.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
het uitzicht van woningen;
de verkeersveiligheid;
de sociale veiligheid;
de brandveiligheid.
nadere eisen stellen aan de plaats en omvang van bouwwerken.
7.4 Ontheffing van de bouwregels
7.4.1 Ontheffing aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in artikel 15.1, ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 7.2.3, onder b, voor de bouw van aan- en uitbouwen en bijgebouwen op een kleinere afstand vanaf de voorgevellijn dan 3 m, mits:
de aan- en uitbouwen en bijgebouwen met het hoofdgebouw een architectonische eenheid vormen;
er geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken plaatsvindt. Dit betekent onder andere dat de bezonning en het uitzicht van de naastgelegen percelen niet onevenredig mogen worden geschaad;
de goothoogte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen maximaal 3 m bedraagt;
de afstand van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot de aan de weg gelegen zijde van de bestemmingsgrens, mede in verband met de verkeersveiligheid, minimaal 1,5 m bedraagt.
7.4.2 Ontheffing medisch-sociale noodzaak
Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in artikel 15.1, ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 7.2.3 onder c, voor de bouw van een grotere oppervlakte aan bijgebouwen en aan- en uitbouwen, mits:
de uitbreiding niet meer dan 40 m² omvat;
aangetoond wordt dat binnen de bestaande bebouwing geen aanpassing ten behoeve van invaliden mogelijk is;
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld, de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, het uitzicht van woningen, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de brandveiligheid.
7.4.3 Ontheffing grote bouwpercelen
Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in artikel 15.1 ontheffing verlenen van het bepaalde in 7.2.2 onder c, voor een grotere oppervlakte aan bijgebouwen en aan- en uitbouwen, mits:
de maximale oppervlakte wordt verhoogd met 10% van deze overmaat tot een absoluut maximum van 100 m²;
het oppervlak aangebouwde bijgebouwen maximaal 60 m² bedraagt.
7.5 Specifieke gebruiksregels
7.5.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en bouwwerken voor de uitoefening van enige vorm van bedrijfsactiviteiten;
het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van tijdelijke of permanente bewoning.
7.6 Ontheffing van de gebruiksregels
7.6.1 Ontheffing aan-huis-verbonden beroep of bedrijf
Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in artikel 15.1 ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 7.5.1, onder a en b, voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf in het hoofd- of bijgebouw, mits:
het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf in het hoofd- of bijgebouw wordt uitgeoefend door degene die tevens de gebruiker van het hoofdgebouw (woning) is;
de omvang van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf mag niet meer bedragen dan 45 m²;
het aan huis verbonden beroep of bedrijf voorkomt in milieucategorieën 1 of 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten of, voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt, gelijk gesteld kan worden aan een bedrijf behorende tot één van die milieucategorieën;
de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep of bedrijf geen ernstige c.q. onevenredige hinder voor het woonmilieu oplevert en geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de buurt;
de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep of bedrijf geen nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer en/of niet leidt tot een onaanvaardbare parkeerdruk;
het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf geen publieksgericht karakter heeft;
er geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit, in direct verband met uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis.
7.6.2 Ontheffing voor mantelzorg
Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in artikel 15.1, ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 7.5.1, onder c, voor het gebruik van een (vrijstaand) bijgebouw als afhankelijke woonruimte, mits:
de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake aan- en uitbouwen en bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 100 m²;
het absoluut maximum aan oppervlakte aan uit- en aanbouwen en bijgebouwen van 100 m² niet wordt overschreden;
er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken; een en ander met dien verstande dat burgemeester en wethouders de ontheffing intrekken, indien de bij het verlenen van de ontheffing bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
Artikel 8 Woongebied
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Woongebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
een en ander met de daarbij behorende:
groenvoorzieningen, zoals plantsoenen, bermen en overige beplantingen;
verkeers-, verblijfs- en parkeervoorzieningen, waaronder begrepen in- en uitritten, brandgangen en overige verhardingen;
voorzieningen van openbaar nut, waaronder begrepen kunstwerken, straatmeubilair, speeltoestellen en dergelijke;
nutsvoorzieningen, waaronder begrepen leidingen en bijbehorende voorzieningen.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
Ter plaatse van de aanduiding:
'twee-aaneen', mogen twee-aaneengebouwde woningen worden gebouwd;
'aaneengebouwd', mogen aaneengebouwde woningen worden gebouwd;
'gestapeld', mogen uitsluitend gestapelde woningen worden gebouwd.
De goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ is aangegeven.
twee-aaneengebouwde woningen mag niet meer bedragen dan 12 m;
aaneengebouwde woningen niet meer bedragen dan 10 m;
twee-aaneengebouwde woningen aan één zijde niet minder dan 3 m bedragen;
aaneengebouwde woningen alleen bij de eindwoningen aan één zijde niet minder dan 3 m bedragen;
gestapelde woningen niet minder dan 3 m bedragen.
8.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij woningen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij woningen gelden de volgende bepalingen:
Bij hoekwoningen mogen geen aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd vóór het verlengde van de voorgevellijn van de om de hoek gelegen hoofdgebouwen.
De gezamenlijke oppervlakte aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 60 m², met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte aan hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet meer bedraagt dan 50% van het bouwperceel.
De gronden gelegen achter de achtergevellijn van het hoofdgebouw mogen voor maximaal 50% worden bebouwd.
Bij vrijstaande hoofdgebouwen dient één der zijstroken vrij van aan- en uitbouwen en bijgebouwen te blijven tot de lijn evenwijdig aan en op een afstand van 25 m achter de voorgevellijn.
De goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen.
De bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 5 m bedragen.
De diepte van een aan- of uitbouw aan het hoofdgebouw, gemeten vanuit de achtergevel, bedraagt maximaal 4 m.
De breedte van een aan- of uitbouw aan het hoofdgebouw, gemeten vanuit de zijgevel, bedraagt maximaal 4 m.
8.2.3 Gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
8.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
De bouwhoogte mag niet meer dan 3 m bedragen.
Het oppervlak mag niet meer dan 25 m² bedragen.
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, achter de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 3 m, behoudens erf- en/of terreinafscheidingen, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 2 m mag bedragen.
8.3 Ontheffing van de bouwregels
8.3.1 Ontheffing aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in artikel 15.1, ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 8.2.2, onder b, voor de bouw van aan- en uitbouwen en bijgebouwen op een kleinere afstand vanaf de voorgevellijn dan 3 m, mits:
de aan- en uitbouwen en bijgebouwen met het hoofdgebouw een architectonische eenheid vormen;
er geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken plaatsvindt. Dit betekent onder andere dat de bezonning en het uitzicht van de naastgelegen percelen niet onevenredig mogen worden geschaad;
de goothoogte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen maximaal 3 m bedraagt;
de afstand van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot de aan de weg gelegen zijde van de bestemmingsgrens, mede in verband met de verkeersveiligheid, minimaal 1,5 m bedraagt.
8.3.2 Ontheffing medisch-sociale noodzaak
Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in artikel 15.1 ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 8.2.2 onder c en d, voor de bouw van een grotere oppervlakte aan bijgebouwen en aan- en uitbouwen, mits:
de uitbreiding niet meer dan 40 m² omvat;
aangetoond wordt dat binnen de bestaande bebouwing geen aanpassing ten behoeve van invaliden mogelijk is;
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld, de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, het uitzicht van woningen, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de brandveiligheid.
8.3.3 Ontheffing grotere bouwpercelen
Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in artikel 15.1 ontheffing verlenen van het bepaalde in 8.2.2 onder c, voor een grotere oppervlakte aan bijgebouwen en aan- en uitbouwen, mits:
de maximale oppervlakte wordt verhoogd met 10% van deze overmaat tot een absoluut maximum van 100 m²;
het oppervlak aangebouwde bijgebouwen maximaal 60 m² bedraagt.
8.4 Specifieke gebruiksregels
8.4.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en bouwwerken voor de uitoefening van enige vorm van bedrijfsactiviteiten;
het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van tijdelijke of permanente bewoning.
8.4.2 Parkeren
Binnen deze bestemming dienen per woning minimaal twee parkeerplaatsen te worden gerealiseerd.
8.5 Ontheffing van de gebruiksregels
8.5.1 Ontheffing aan-huis-verbonden beroep of bedrijf
Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in artikel 15.1, ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 8.4.1, onder a en b, voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf in het hoofd- of bijgebouw, mits:
het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf in het hoofd- of bijgebouw wordt uitgeoefend door degene die tevens de gebruiker van het hoofdgebouw (woning) is;
de omvang van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf niet meer bedraagt dan 45 m²;
het aan huis verbonden beroep of bedrijf voorkomt in milieucategorieën 1 of 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten of, voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt, gelijk gesteld kan worden aan een bedrijf behorende tot één van die milieucategorieën;
de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep of bedrijf geen ernstige c.q. onevenredige hinder voor het woonmilieu oplevert en geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de buurt;
de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep of bedrijf geen nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer en/of niet leidt tot een onaanvaardbare parkeerdruk;
het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf geen publieksgericht karakter heeft;
er geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit, in direct verband met uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis.
8.5.2 Ontheffing voor mantelzorg
Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in artikel 15.1, ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 8.5.1, onder c, voor het gebruik van een (vrijstaand) bijgebouw als afhankelijke woonruimte, mits:
de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake aan- en uitbouwen en bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 100 m²;
het absoluut maximum aan oppervlakte aan uit- en aanbouwen en bijgebouwen van 100 m² niet wordt overschreden;
er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken; een en ander met dien verstande dat burgemeester en wethouders de ontheffing intrekken, indien de bij het verlenen van de ontheffing bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
Artikel 9 Waterstaat – Waterkering
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
aanleg, instandhouding en/of bescherming van de waterkering.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Op of in deze gronden mogen worden gebouwd:
9.3 Ontheffing van de bouwregels
Alvorens te beslissen omtrent de ontheffing winnen burgemeester en wethouders advies in bij de beheerder van de waterkering.
9.4 Aanlegvergunning
9.4.1 Aanlegvergunning
Het is verboden op de gronden met de bestemming ‘Waterstaat - Waterkering’ zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
het uitvoeren van graafwerkzaamheden;
het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem;
het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;
het ophogen, verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem, of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte.
9.4.2 Uitzonderingen
Het in lid 9.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan.
9.4.3 Toelaatbaarheid
Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in lid 9.4.1 winnen burgemeester en wethouders advies in bij de beheerder van de waterkering.